Binncnlandsche Berigten. STATE K-6ENSRAAL. Tweede Diaiuer. Ingezonden Stukken. Yooraamelijk is in de afgaloopeue week de aandacht be- zi" gehouden door twee vraagstukkente weten, dat der staatkundige uitgewekenen in Engeland en dat van Turkije. Wat de uitgewekenen betreft, begint de meening in Groot- Brittanje raeer en meer boven te drijven, dat men de gast- vrijheid op edelmoedige en ruime wijze handhaven moet doch dat, aan den anderen kant, den uitgewekenen niet moet worden toegestaandat zij die gastvrijheid misbrui- ken, dat zij zamenspanningen en moordaanslagen sme- den. Het hoofd van het tegenwoordig bewind, lord Aber deen, he eftin dien geest dan ook in het Hoogerhuis te kennen gegevendat de bestaande wetsbepalingen no- pens het verblijf van vreemdelingen in Engeland niet toe- reikende waren; doch dat de Regering voor als nog geen noodzakelijkheid had gevondeneenige wijziging daarin voor te stellendat echter, indien het mogt blijken, dat deze vreemdelingen in Engeland deel namen aan misdadige za menspanningen, de Regering niet aarzelen zal, de noodige maatregelen ter vervolging voor te slaanof anderzins daarin te voorzien. Wat het Turksche vrangstuk aangaat, de Britsche gezant te Konstantinopel, sir Stratford, he eft zijn afscheidsgehoor bij H. M. koningin Victoria reeds gehaden zal oumid- dellijk over Parijs en Weenen, naar Turkije vertrekken. In genoemde hoofdsteden zal hij met de regeringen over het bedoelde vraagstuk handelen, daar de geest van het Btitsch bewind, te oOrdeelen naar zijne bladen, schijnt te zijn, de algemeene overeenstemming der groote mogendheden over deze moeijelijke zaak te bevorderenen zich in tijds te ver- staan nopens de gevolgenwelke een schok in Turkije kan te weeg brengen. Men beschouwt dat landin zijnen te- genwoordigen toestandtoch als in diep verval verkeerende in hulpbronnen uitgeput; in leiding geslingerd, en te eer- der aan de grootste gevaren blootgestelddaar het tlians vele renegatengewezene Croaten, teltdie door hunne wreed- heid de Christen bevolkingen in do grensgewesten van Eu- ropa tot vertwijfeling kunnen brengen. De zaak van Mon tenegro is thans geschikt, maar men heeft weiuig waar- borgen, dat niet nu op het eene, dan op het andere punt der naburige landschappen gelijke gebeartenissen plants grijpen. Den 3 dez r heeft lord D. Stuart de zaken van Turkije bijzonder met het oog op de zaak van Montenegroin het Lagerhuis ter sprake gebragt. Hij wees op de aanzienlijke Russische en Oostenrijksche krijgsmagt, welke op de Turk sche grenzen vereenigd werd; hij gewaagde van de hooge eischen welke der Porte uit Weeaen en Petersburg gedaun waren; van de edelmoedige wijze, waarop Turkije de Hon- gaarsche uitgewekenen had behandeld, waaraan hij de te- genwoordige hotiding van Oostenrijk tegen de Porte toe- schreef. Hij verlangde dus te weten hoe het Britsch be wind over dit alles dacht; te meer, daar hij Engeland, volgens eene gezonde staatkunde verpligt rekende, de onafhankelijkheid van Turkije te handhaven. De omver- werping van dien Staat zou het evenwigt van Europa heel en al verbrekentot oorlog voeren. De verdeeling van Turkije (min of meer door onze dagbladen in den jongsten tijd reeds ter sprake gebragt) zou zijn eene verbreking van de goede trouw en eene herhaling van die tooneelen van berooving, welke men in Polen aanschouwd had. Hij stelde dienvolgens voor, dat alie stukken over de jongste gebeur- tenissen in Turkije, ter zake van Montenegroaan het Huis zouden worden medegedeeld. Lord J. Russell stemde in 't algemeen overeen met het beginseldoor dezen redenaar volgehouden dat Enge land er op uit moest zijn, de onafhankelijkheid van Turkije te handhaven, welke bij herhaling door de verdragen tus- schen de mogendheden van Europa is bevestigd. De mi nister kon geen grooter ramp voor Engeland beseffendan de overweging, wat gedaan zou moeten worden voor't geval van eene gewelddadige ontbinding van het Turksche Rijk, welke eene schending van de goede trouw zou zijnen zeker zou geen Engelschman aan daden deel nemenals die welke bij de deeling van Polen hadden plants gdhad. Maar ook als Turkije door eigene zwakheid ineenstortte zouden vraagstukken van groot gewigt kunnen ontstaan welke eenen oorlog in Europa zouden kunnen doen ont- viimmen. Zijns bedunkens moest de onafhankelijkheid en het ongesclionden bestaan van Turkije gehandhaafd wor deneergoede trouw, verpligting jegens eenen bondge- noot legden dit ten stelligste op. Lord J. Russell trad nu in een-werhaal over hetgeen in Montenegro gebeurd was. Ofschoon dat gewest naar de letter der verdragen aan Turkije behoorde zoo had het altijd feitelijk zijne onaf hankelijkheid behouden. Oostenrijk had onderwerping van Montenegro aan Turkije erkend Rusland had het gewest als een onafhankelijken Staat ^behandeld. Engeland en Frankrijk hadden de zending van Turksche krijgsmagt der- waarts als gevaarbjK oescuouwdvooral in den tegenwoor- digen toestand van Turkijezij hadden daartegen bij herhaling gewaarschuwd. Nogtans was de expeditie doorgezet, en was ook dienvolgens de graaf van Leiningen naar Kon stantinopel afgevaardigdout namens Oostenrijk zeer bepaalde eischen te doen. Zoodra zij dit vernam, heeft de Britsche regering rondborstige verklaringen van de Oostenrijksche zijde verlangd. Die verklaringen werden gegeven, en toon- den, dat de Oostenrijksche regering door dezelfde zucht als de Britsche gedreven wordt. Lord J. Russell had geen der gedane vorderingen ongegrond of strijdig met Turkije's onafhankelijkheid bevonden (zij betroffen zekere stukken betwist grondgebied aan de Adriatische zee en het ver- heffen van Ilongaarsche uitgewekenen tot aanzienlijke pos- ten in Omer's leger). De mini-ter was nog buiten staat "met volkomen juistheid de getroffen overeenkomst te doen kennendoch dit kon hij zeggendat de Oostenrijksche regering zich op de meest voldoende wijze had verklaard. Nogtanszoo sprak de minister ten slottewaren er ongelukkig vraagstukken aanhangigvan levensbclang voor Turkije; doch hij voor zich geloofde allezins, dat het der Porte mogelijk zou zijn, als zij verouderde begrippen af- legdeder ChristenbevoIking in hare staten eene rege ring te verschaffeneven goed als die bij hare naburen. Indien de Sultan de vriendschappelijke raadgevingen van den Britschen gezantlord Stratfordwilde aannemen dan zal hij altijd in Groot-Brittanje een getrouwen raad- gever vinden. Het is 't belang van Engeland zoowel als dat van al de mogendheden van Europa, dat Turkije ongeschonden bestaan blijve, en zoodanig geregeerd worden dat het niet door inwendige onlusten worde geteisterd en zoo koestert de minister dan nog het grootste vertrou- wen dat door vriendschappelijke onderhanddingen en rede- lijke mwilligingenal de aanhangige vraagstukken op vre- delievende wijze zullen worden vereffend. Na deze belangrijke mededeelingtrok lord D. Stuart zijn voorstel in. Schiedam 8 Maart. Naar wij vcrnemen zal er aanstaanden Vrij- dag, den 11 dezer, de»morgens ten lOure, alhier eene openbare zitting van den Gemeenteraad plaats hebben. Vele, zeer belang rijke zaken, zullen behandeld worden. Vlaaudingen. Uit de Noordzee gearriveerd M. van der Meijden en J. Sehep, voerende de vischhoekei^cbepende Twee Gebroeders en de Jonge Jan aanbrengende 58 en 68 tonnen vischwaarvan de prijs is /18 h /20. Zitting van Dingsdag 8 Maart 1853. In deze Zitting zijn ingekomen twee koninklijkc boodschappen ten geleide van: 1°). een ontwerp tot bepaling van het fonds voor koopprijzen van domeinen; en 2°). een ontwerp tot verhooging van hoofdstuk IX B. der Staatsbegrooting voor 1853 (Voor den bouw van een postkantoor te Amsterdam). Verzendiug aan de afdee- lingen. De Commissie tot de Verzoeksehriften brcngt bij monde van de heeren Gevers Deynoot en de Raadt, verslag uit op adressen van Waterschaps-besturen houdende bedenkingen tegen het ontwerp van Wet tot regeling van de strafwetgevende magt der Waterschaps- besturen enz. Nederlegging ter griffie. De beraadslagingen over dat ontwerp worden geopend. De heer Anemaat is de eerste spreker. Hij ontwikkelt bezwa- ren tegen 2 en 3 maar zal nadere inlichtingen afwachten, tot regeling zijner stem. De heeren Wintgens en van Lijnden bestrijden zeer breedvoerig het ontworp, dat daarentegen door den heer Gevers Deynoot zeer wordt verdedigd. (De ziiting duurt voort). Brielde, 6 Maart 1853. Werd het besluit van den Gemeenteraad van Brielle, d.d. 12 Eebruarij 1853, betreffende deniet toelating als Raadslid van den," door elk weldenkend ingezetene, hooggeachten heer Mr J. C. M. van den Honert, met innig leedwezen vernomen, een ander afwij- zend besluit van diezelfde dagteekeningop het bekende verzoek van den heer J. Hofland aldaar, vervulde hen. met het oog op de steeds toenemende kwijnenden staat van den Burgerstand binnen die gemeente, met regtmatig misnoegen en wel: 1°. Omdat men bij de vcelvuldigeover dat verzoek gehoudene beraadslagingen die toch voor don Burgerstand een bijna algemeen belang golden nimmer van de tegenstemmende leden eenige gronden voor hunne tegenstemming heeft hooren aanvoeren immers, op een'enkele na, bepaalden die leden zich, welligt kortsheids- of gemakshalve, slechts bij het uiten van het woordje tegenterwijl die enkele spreker dan, heeft gemeend tegen dat verzoek te moeten stemmen, omdat het slagtveld is eene wandelplaats 1 waardoor ZEd. heeft gctoond niet in het oog tehouden, dat wandelplaatsen daar, waar het algemeen belang sulks dringend vordert, voor nijverheid moeten of althana

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 3