heeft begrepenzou hij voorstellen het gedane verzoek at' te wijzen. De heer Maas meentdat zoo het wenschelijk geoordeeld wordthet bouwen van woningen aan te moedigenen zoo men inzonderheid dit wenscht te doen in de rigting van het Frankenland men dan de moeijelijkheden en be- zwaren ook niet moet vergrooten. Bestaan er daartegen geene overwegende bedenkingen dan moet men zoo veel mogelijk faciliteiten verschaffen. Daarom vraagt hij of er uit de inwilliging van het verzoekzoodanige misstand kan geboren wordendat men op dien grond het verzoek zou moeten weigeren. De Voorzitter merkt op, dat reeds in den vorigen Raad ten opzigte van het aanbouwen een besluit genomen is, dat geheel overeenkomt met hetgeen door hem is voorge- dragen. De heer Poortman gelooft vverkelijk, dat door de inwil- liging van het gedaan verzoek er een misstand zou ont- staandie men moet trachten te vermijden. Men moet zijns inziens, op dit oogenblik, met de plants, waar men den aanbouw inwilligt, wel eenigzins voorzigtig zijn. Wan- neer men toestaat in het bedoelde gedeelte van het Franken land kleine woningen te bouwendan zou men auderen afschrikken, die mogelijk voornemens zijn er overeenkomstig een vroeger Raadsbesluit groote woningen te vestigen. Voor het minst zal men tot onregelmatigen aanbouw aanleiding gevendie niet tot sieraad der stad zou strekken. Boven- dien is het vraagstuk ter uitbreiding of van den aanleg eener havennog niet beslist. Ook is er een verzoek aanhangig tot het bouwen eener kerk. A1 die puuten moeten nader onderzocht worden. Vodr dat men het bou wen van woningen op eene andere dan de daarvoor reeds bestemde plaats toestaat en daartoe stads-grond inwilligt moet men zorg dragen dat de uitvoering van andere en belangrijke werken niet worde bemoeijelijkt. Hij gelooft ook, dat het aan geen bezwaar onderhevig is, het verzoek zoo als het ligtniet in te willigen en den adressant te kennen te geven, dat, indien hij op de door hem bedoelde plaats groote woonhuizen, of elders kleine woningen mogt willen bouwen, hij zich op nieuw tot den Raad zou kuu- nen wendenmet overlegging der teekeningen van den door hem voorgenomen aanbouw. De heer Schade van Westrum meent, dat het wenschelijk is, in alien gevalle de inlevering dier teekeningen te ver- langen. De Voorzitter antwoordtdat de inleveringen dier tee keningen volgens de bestaande stedelijke keuren een ver- eischte is. Met algemeene stemmen wordt het voorstel van den Voorzitter aangenomen. De heer Wethouder Verlouw, door andere ambtsbezig- heden gcioepen, verlaat tijdelijk de Vergadering. "II. ingekomen de °-°ning van directeuren van het algemeen handels-entrepbt over den jare 1852. Daar de Burgemeester en de heeren A. Knappert en Loopuyt tot de directie dier instelling behoorenzoo verlaten deze de zaal gedurende de behandeling dezer zaak, en geeft de heer Voorzitter aan den Wethouder Poortman het voorzit- terschap over. De Vooizitter zegt, dat deze rekening sluit met een nadeelig slot van J 684.44 et.dat die rekening is nagezien en accoord bevonden en hare goedkeuring wordt voorgesteld. Het nadeelig slot spruit voort, uit de mindere huur, die men genoten heeft dan men heefl moeten beta- lendoordien men op den duur meer ruimte in huur gehad dan men verhuurd heeft. Het belang der inrigting bragt mede, dat men beschikbare localen hadt. Hij stelt voor de rekening goed te keuren en het nadeelig slot uit te betalen. Hij merkt daarbij echter tevens op, dat het jaar 1851 een voordeelig slot van ruim y 900 heeft opgeleverd. De stad lijdt alzoo geene schade. Het is eene gedeeltelijke teruggave, die gevraagd wordt. Zij zal slechts eene reeds genotene winst gedeeltelijk weder derven. De heer Burgerhoudt kan dit laatste niet zoo volmondig toestemmen. Vroeger hebben de voorstanders van die in rigting altijd gezegd, dat de stad nooit eenig nadeel kon lijdenen dat het belang der stad de ve-tiging dier inrig ting medebragt. Maar als het zoo voortgaat, dan zou die inrigting wel groote nadeelen kunnen te weeg brengen. Wat er nu gebeurt, bevestigt in alien opzigte hetgeen vroeger zoo krachtig door de tegenpartij werd in het midden ge- bragt tot bestrijding dier instelling. De heer Makkers acht het wenschelijkdat de zaak worde aangehouden tot eene volgende zitting, daar zij op dit oogenblik in discussie gebragt wordtzonder dat men daarop voorbereid is. De heer Maas ondersteunt dat voorstel tot verdaging. De Voorzitter zegt, dat het verzoek tot uitstel door de beide heeren gedaan, reeds voldoende is, om de zaak aan te houdenmaarwat de zaak zelve b* treftacht hij zich toch verpligt in het midden te brengen, dat er, indien hij zich wel herinnert, een proeft.jd van drie jaren is bepaald. Er zijn slechts twee jaren verloopen. Het is alzoo nog ontijdig om een beslissend oordeel te vellen. Men moet daarbij ook niet uit het oog verliezen, dat de instelling vele indirecte voordeelen voor de stad afwerpt. Wordt besloten de behandeling dezer zaak tot eene vol gende zitting uit te stellen. IX. Is ingekomen een adres van K. Koopman, onder Delfshaven, die een stuk land in bezit heeft, dat met een overpad ten dienste van deze stad belast is. Duardoor wordt groote schade aangerigt aan het land en de gewassen. Hij vraagt verlof aan Burg, en Weth., om dat pad te ver- leggen. In handen gesteld van de eommissie van fabri- kagie, om deswege nader te rapporteren. X. Is ingekomen eene reclame van den heer G. Post Uiterwrer, die niet op de kiezerslijsten geplaatst is. Hij heeft de noodige stukken overgelegd, om aan te toonen dat hij meer dan den gevorder en census betaalt. Op voorstel van den Voorzitter wordt met algemeene stemmen beslotenden reclamant alsnog op de bedoelde lijsten te plaatsen. XI. Is ingekomen een adres van H. J. Plant, houdende verzoek tot het afstaan van grond toi berging van hout- waren tegen behoorlijke recognitiegelijk dit aan anderen is toegekend. De Voorzitter stelt voor, dit adres in handen te stellen van de eommissie van fabrikagie. De heer Vaillant vraagt, ofer in dit adres wel bepaal- delijk vermeld wordt, hoeveel grond er verlangd wordt en of derhalve het adres niet zou behooren le worden terug- gezondenonder mededeeling, dat de Adressant vollediger opgaven zou behooren te doen. De heer Poortman antwoordt, dat de eommissie van fa brikagie met den requestrant toch in nader overleg moet tredenzoodat het meest eenvoudige isdat zij zelve den adressant deswege onderhoude. Het voorstel door den Voorzitter gedaan wordt liierop aangenomen. XII. Burg, en Weth. hebben voorgedragen de conditien voor de verpachtingen der gorsen rietvelden en tienden in de stads heerlijkheden in het Overmaassche geh genge durende dit jaar. Zij zijn volkomen van gelijken aard, als die in het vorig jaar. Zij hebben volstrekt geene ver- andering ondergaan. Met algemeene stemmen worden zij door den Raad goed- gekeurd. XIII. Burg, en Weth. stellen het antwoord voor, dat aan Ged. Staten zal worden gegeven, nopens de aaumer- kiugengevallen op de gemeente-begrooting voor 1853. Die aanmerkingen en die antwoorden zijn ten getale van vyftien. Elk punt wordt afzonderlijk behandeld. Verschillende worden toegelicht. De meeste bezwaren achten Burg, en Weth. ongegrond; aan anderen zal echter bij de behan deling der begrooting voor 1854 worden te gemoet geko- raen, wordende Ged. Staten, voor zooveel deze laatste pun- ten betreft, verzocht op geene verandering der begrooting te blijven aandringendaar dit ligtbij den gevorderden tijd en de reeds gedane betalingeu tot verwarring zou kun nen aanleiding geven en schade aan de gemeente berokkenen. Sommige bezwaren zijn ook niet uit den weg te ruiinen, dan door eene herziening van het geheele belasting-stelsel waartoe de tijd tot dusverre heeft ontbroken. De 15 aan merkingen en antwoorden worden aehtervolgens in dis cussie gebragt, en eerst stuksgewijze, daarna in derzelver geheel, met algemeene stemmen aangenomen. Slechts nopens 66a po t wordt op eene dienaangaande gedane vraag door den heer Poortman nog eene nadere toelichting gegeven. Ged. Staten hebben namelijk verlangd, dat een post van de inkomsten voor memorie zou worden uitgetrokken. Spreker heeft die meening bestreden, en ge oordeeld, dat zij aan eene dwaling moet worden toegeschre- ven. Immers oritvangsten worden voor geene memorie uit getrokken. Gewone inkomsten worden geraamdmaar bui- tengewone ontvangsten worden onder toevallige baten ge- rangschikt. Bij de uitgaven komt het uittrekken voor memorie te pas, maar voor ontvangsten is dit volstrekt onnoodig. Men zal toch niet aarzelen voor de stad in ont- vangst te nemen wat haar toekomtal mogt dan daar voor ook geene bijzondere post op de begrooting voorko- men. Hij schrijft die aanmerking dan ook alleen aan eene vergissing toe.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 6