Binnenlandsch Overzigt. tlczer saak aaugekoudigd en medegedeeld. Gecne stem deed zich in de Kamers daartegen hooren. Reeds den 9 Decem ber 1851 werd, namens den Paus, aangekondigddat het tijdstip, om tot de organisatie der R. K. Kerk over te gaan, was genaderd, doch dat men de inzigten der Regering wenschte te kennen over het voortdurend bestaan van het in 1827 geslotendoch onuitgevoerd gebleven concordaat. Den 24 Maart 1852 werd op die mededeeling door den minister van Buitenlandsche Zaken geantwoord, »dat, vol- gens de beginselen der Grondwet, ieder kerkgenootschap zijne eigene organisatie kon daarstellen, belioudens zijne ondergeschiktheid aan de wetten van den Staat; dat ech- ter, wanneer van die vrijheid gebruik wordt gemaakt, a de Staat ontslagen zal zijn van de verbindtenissen, bij het concordaat van 1827 aangegaan." Na gevoerde onder- handelingen werdmet goedkeuring van beide partijenhet concordaat voor vervallen verklaard. Op die wijze is de zaak tot een einde gebragt. De Paus heeft daarop apos- tolische brieven de dato 4en eene allocutie de dato 7 Maart jl. uitgevaardigd, waarvan de .Regering onlangs me dedeeling heeft ontvangen. Bij die stukken is de Paus tot de organisatie van de R. K. Kerk in dit Rijk overgegaan; zijn vijf bisdommen, waaronder een aartsbisdom ingesteld; en zijn reeds vicr bisschoppen benoemd. De Regerin" had meermalen het verlangen te kennen gegeven, om voorloo- pige mededeeling te ontvangen van de wijze waarop, en de tijd wanneer tot de kerkelijke organisatie zoude worden overgegaan. De Pauselijke Stoel heeft dit niet <*edaan. En nu zegt de Regering: Had het Hof van Rome aan dit verlangen gevolg gegeven, dan zoude welligtdoor »eene gepaste raadgeving, voorkomen zijn het minder voeg- nzame, dat men in den nu gebezigden vorm aantreft en n waardoor bij zeer velen onzer landgenooten een ongun- stige indruk is ontstaan, dien het zoo heilzaam zou zijn geweestte vermijden." Zoo wij nu die daadzaken met kalmte nagaan, dan doet het ons innig leeddat zij ons stoffe tot aanmerkingen moeten geven, die wij echter niet meenen te mogen ach- terhouden. De Pauselijke Stoel heeflt wijsselijk gehandeld door in December 1851 te wenschen, de inzigten der Regering over het vraagstuk wegens het concordaat te kennen. Xoen is het voorziglig te werk gegaan. Had het ministerie den geest van de overgroote meerderheid van het land ge- kend, nog in 1841 zoo duidelijk geblekenhet had "op die eerste uitnoodiging een gepast antwoord gegeven en voorzigtigheid aangeraden. Maar uit het antwoord blijkt, dat het zich bepaald heeft tot de quaestie van het concor daat en voor het overige verklaard heeft, dat volgens de beginselen der grondwet ieder kerkgenootschap zijne eigene organisatie kan daarstellen behoudens zijne ondergeschikt- heid aan de wetten van den Staat." Dat kort°en een- voudig antwoord was, naar het ons voorkomt, eene dwa- ling van het ministerie. Het bepaalde zich verder alieen daartoe het verlangen te kennen te geven, om voorloopige mededeeling te ontvangen van de wijze waarop, en de tijd wanneer tot de kerkelijke organisatie zou worden over gegaan. Ziedaar al wat het deedgeen woord tot waar- schuwinggeen woord om behoedzaatbheid aan te raden. Het Hof van Rome beging daarop ook eene dwaling een misslag. Ilet ging nu voort met te organiseren, deelde niets meer medevaardigde eene allocutie uit, die reeds bij de eerste lezing ieder tegen de organisatie in het harnas jaagde; die ieder tegen de borst moest stuiten. Noch in Rome, noch te 's Gravenhage, was er iemand, die den Paus waarschuwde; noch zijne woorden, noch de voorge- nomene organisatie, duidden omzigtigheid aan. Dat moest bij velen onzer landgenooten ergernis wekkengelijk die dan ook niet is achterwege gebleven. En wat doet de Regering nu daartegen Tracht zij die regeling uil te stellen? Beproeft zij den Paus terug te doen komen op zjjn besluit, om vijf bisdommen in te voe- ren Komt zy op tegen den inhoud der allocutie Draagt zij eene wet voor, om de Bisschoppen en alle geestelijken van welke gezindheid ook, aan eenen eed van trouw aan den Koning en van gehoorzaamheid aan de wetten des lands te onderwerpen? Niets van dit alles. Het Minis terie heeft dit bij de interpellatien verklaard. Ilet meent, dat juist daarin zijne regtvaardiging ligt opgesloten. Wij gelooven datin het belang des Staatsen van de duur- zame welwillendheid en verdraagzaamheid onder alle zijne burgeren de geest der meerderheid meer moest zijn ge- toetst en gewaardeerd dat men vooraf had moeten waar- schuwen. lhans zijn er ten minste vertoogen over de wyze van mededeeling ingeleverd: die vertoogen zijn nog niet bekenddus is het raadzaam het oordeel daarover op te schorten. Maar intusschen was het gemis van vooraf- gaftiide waarschuwiiig te minder verkiaarbaardaar nan do goedkeuring van het reglement voor het Hervormde kerk genootschap, elf reserves werden verbonden en het minis terie zich dus daar wel degelijk op een gebied heeft ge- plaatst, dat het niet had moeten befredun, zoo het zijn beginsel strikt had willen vasthouden, en er zich nu op beroepen. Ook de Kamer heeft een misslag begaan. Toen hnar in November jl. mededeeling gedaan werd, dat de Regering den Paus zijnen weg liet betredentoen men algemeen wistdat de organisatie op handen waswaarom toen niet opgetredenwaarom toen niet gewaarschuwd Toen was het nog tijd, maar niemaud sprak een woord; men liet het Ministerie en den Paus begaan. Eindelijk mag het wel zonderling gerioemd worden, dat een Nederl. gezant in eenen vreemden Stnat geheel uitge- sloten wordt van onderliandelingen waarbij zijn land een zoo groot belang heeft, en dat het hem zelfs onbekend blijft, wat er voor zijn land gewigtigs gebeurt. Met diepe smart hebben wij den loop der gebeurtenis- sen gadegeslagen. Zoo zeer als iernand staan wij godsdien- stige verdraagzaamheid voor. Wij willen zelfs aannemen het beginseldat itdere Kerk zich zelvenaar eigen goed- vindeninwendig kan organiseren. Wij verlangen de or ganisatie der R. K. Kerk volstrekt niet tegen te werken. Wij zijn voor de overheersching der R. K. Kerk ook zoo beducht niet. Maar eene organisatie behoeft niet plaats te hebben op eene wijze, welke de belijders van eene andere Kerk, die de groote meerderheid der bevolking uitmaken, kwetsen kan en moet; op eene wijze, waardoor droevige herinneringen worden opgewekt, die in ddn woord aanstoot geven inoet. Dat is niet voorzigtig; dat is niet staatkun- dig. Het Ministerie schijnt ongelukkig het gewigt dezer zaak niet genoegzaam te hebben ingezienof het heeft den voormalige Minister van Buitenlandsche zaken, den heer van Sonsbeeck, alieen de onderliandelingen over deze zaak gelaten. Hoe het zij, de zaak is ten gevolge van de stem ming der Tweede Kamer op jongstleden Maandag, eenig- zins tot rust gdtoinenmen wacht af de antwoorden op de vertoogen namens de Regering gedaan over de wijze waarop de organisatie is medegedeeld, en die antwoorden zullen later aan de Kamers worden medegedeeld. 5V ij besluiten met de hoop en het vertrouwen uit te drukkendat Nederland zich kalm en rustig blijve gedra- gen; dat de ontstane wond spoedig geheeld zal worden; en dat deze Staat steeds waardig blijveden naam van te zijn een vrij en verdraagzaam Land Ilet ad res aan Z.M den Koning, dat ter zake van de invoe- ring der Bisdommen te Amsterdam is opgemaakt, werd door ruim 51,000 personen onderteekendals 37,600 mannen en I3,800vrou- wen. Ilet is den Koning aangeboden door eene commissie. Aan het hoofd daarvan bevond zich I)r. B. ter Haar, die het Z. M. overhandigde. De Koning heeft de commissie met de meeste wel willendheid ontvangen. Met het grootste genoegen zag hij zulk een achtbaren kring van overheidspersonenmannen aanzienlijk van geboorte, sieraden van den handelsstandberoemd door wetenschap en geleerdheid, om zich heen geschaard. Even als de commissie was de Koning diep doordrongen van het gewigt van den gedanen stap. Menige treurige oogenblikken had zijne regering hem opgeleverd, raa,ar hij had steeds opwekking en bemoediging gevonden in het har- telijke bijna zoude hij zeggen hinderlijkeecht kinderlijlce van zijn volk en deze dag" dus vervolgde de Koning „maakt het, „mijne heeren! aan alien, welke gij vertegenwoordigtbekend deze dag heeft den band tusschcn het huis van Oranje en Nederland nog hechter vastgesnoerd en dierbaarder aan mijn hart gemaakt." Men vcrneemt, dat Z. K. H. prins Hendrik zich eerstdaags naar Weimar begeveu doch er slechts korten tijd vertoeven zal, daar de prins alsdan herwaarts zal terugkeerenom HDs. moeder af te halon, die ter bijwoning van 's prinscn echtverbindtenismede naar Weimar zal vertrekken. In de zitting van de Tweede Kamer van Woensdag jl. is ontvangen eene missive van den heer Boreel van Hogelandendie daarbij kennis geeft, dat hij, ten gevolge van zijne bijzondere om- standigheden in de noodzakelijkheid is zijn ontslag te nemen als lid der Kamer. Hij betuigt zijne erkentelijkhcid voor de.veelvul- dige blijken van vertrouwen en welwillendheid, die hij gedurende fien jaren heeft mogen ontvangen, en zal ze steeds op prijs weten te stcllen. -- Van dit genomen ontslag zal kennis worden gegeven aan den minister van Binnenlandsche Zaken. Onder de wets-voordragtenwelke bij de Tweede Kamer zul len worden ingediend behoort eene zoodanige, ter bekoming van welke iiet gemcente-bestuur van Amsterdam zich bij adres tot den Koning heeft gewend te wetenwaarbij aan de bevoegde autori- teiten het regt wordt verleendom in sommige gevallen de wo- ningen der ingezetenen huns ondanks te mogen binnentreden. De commissie van enqu&te nopens de zout-wetgeving heeft hare werkzaamheden hervat. Dezer dagen zijn gehoord de heeren de Fremeryvan Leiden; de Kruijff, van Rotterdam; en Hoogen- dijk tan Vlaardingen. Bij de Regering bestaat het voornemen om eerlang meer ge- lijkvormige bepalingen 'vast te stellen op de heffing van tolregterr op dewegen-, kanaal-, vaart-sluis-dijk-haven- en bruggel- denen alles wat daarmede in verband staat.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 2