VERKIEZING VAN LEDEN VOOR DE STATEN
DER PROVINCE.
(Ingezonden.)
was Burgemeester van Amsterdam en was door den hecr
Thorbecke zelven tot die liooge betrekking aan den Koning
voorgedragen. Dit levert, onzes inziens, dan toch wel het
bewijs op, dat het hem voorzeker aan geene kennis en er-
varing ontbreken, en dat ook hij tot eene getrouwe uit-
voering der Grondwet medewerken zal.
Het komt ons derhalve voor, dat dit Ministerie, zoo
als het nil definitief is zamengesteldden gematigd-consti-
tutionelen geest ademt. Het rapport, dat het aan den
Koning, onder dagteekening van 26 dezer, heeft aangebo-
den, heeft ons in dat gevoelen versterkt en in menig op-
zigt vertrouwen ingeboezemd. Immers, liet is daaruit ge-
bleken, dat geen der ministers er aan denkt, eenige wij-
ziging in de Grondwet voor te dragenmaar het hun
streven zijn zal, om hare eerlijke uitvoering te verzekeren
eene uitvoering, waardoor zoowel de regten en vrijheden
der Natie, als de regten en praerogativen der Kroon, on-
geschonden worden bewaard. Zoo nu de daden van het
nieuwe Ministerie aan deze verklaring beantwoordendan
zien wij volstrekt geene reden, om het dadelijk bij zijne
optreding met aanvallen te ontvangen. Met groot genoe-
gen hebben wij uit dat rapport ook vernomendat het
's Konings wil en begeerte is, dat de Grondwet, de wet
der wetten, worde onderhouden en gehandhaafd. Ten
aanzien van de onschendbaarheid der Grondwet en van het
onraadzame om daarin eenige wijziging te brengen, be-
staat derhalve, wat de Regering aangaat, geen twijfel
hoegenaamd meer.
Het Ministerie meent echterdat er bij velen twijfel
ontstaan is, of de afgetreden ministers de Grondwet wel
in dien zin opvatteden en toepasten, waarin zij is ont-
worpenoverwogen en vastgesteld. Het beroept zich
daarbij op vele artikelen van de Grondwet en inzonder-
heid op de bepalingen der organieke wetten betrefiende
de huishouding van de provincien en van de gemeenten.
Het -aclit minder inmenging van het centraal gezag raad-
zaam. Het beroept zich evenzeer op het ontwerp van
wet nopens het Armbestuur, waarbij het toezigt der Re
gering te ver zou zijn uitgestrekt. Bovenal echter gewaagt
het van de bepalingen omtrent de Godsdienst. Het ver-
heugt zich, dat in die bepalingen de vrijheid van gods-
dienstige belijdenis in den ruimsten zin is verzekerd, en
de inrigting der kerkgenootschappen niet aan het wereldlijk
gezag is opgedragen. Het vindt tevens in de Grondwet,
naast de vrijheid en gelijkheid van bescherming, aan alle
kerkgenootschappen verleend, verantwoordelijkheid naar de
wet, en bovenal een toezigt, den Koning opgedragen,
waardoor Hij in staal gesteld wordt, om rust en vrede in
Zijn Rijk te bewaren. Het eerbiedigt de regten der Roomsch-
Katholijken, maar het wenscht, met beleid en met de meest
mogelijke onpartijdigheid, aan de voorschriften der Grond
wet zoodanige uitvoering te geven, dat alle godsdienstige
belijdenis waarlijk vrij blijve, en elk Kerkgenootschap
gelijke bescherming geniete.
Uaar het Ministerie niet overtuigd is, dat zijne beschou-
wingen, welke het meent, dat door het grootste deel der
Natie worden beaamd, door de Tweede Kamer gedeeld
worden, zoo heeft het de ontbinding dier Kamer voorge
dragen, ten einde eene duidelijke verklaring van de Natie
te vragen en te erlangen. Wij laten velerlei bescliouwin-
gen van het Ministerie in het midden. Wij willen ze niet
goed- of afkeuren, maar merken alleen op, dat er in den
laatsten tijd groote onrust en spanning in het land heeft
bestaan over de uitlegging, die het vorige Ministerie aan
de bepalingen der Grondwet nopens de Godsdienst heeft
gemeend te moeten geven. Men heeft ook in de laatste
vijftien maanden zoowel ten aanzien van de Armenwet,
als in andere opzigten, ontwaard, dat er een groot ver-
schil van denkwijze bij het Volk lieerscht over de uitleg
ging, die aan sommige artikelen der Grondwet gegeven
moet worden. In dien stand van zaken heeft men den
constitutionelen weg ingeslagen, en de Tweede Kamer
ontbonden. De Natie is nu in staat te beslissen, of de
Vertegenwoordiging sinds vier jaren den weg heeft gevolgd,
dien zij wenscht bewandeld te zien; of de Vertegenwoor
diging naar waarheid haren geest uitdrukte, en of de
Grondwet verder zoodanig moet worden uitgelegdals tot
hiertoe het geval was. De Natie heeft derhalve thans in
handen het regerings-stelsel voor het vervolg, voor de
toekomst te bepalen. Zoo zij dezelfde afgevaardigden naar
's lands vergadering zendt, dan is, naar onze meening
het pleit beslecht; dan zal hetzelfde regerings-stelsel, tot
hiertoe in werking en uitvoering gebragt, worden voort-
gezet. Maar dan moet zij zich ook niet verder beklagen
over de inmenging van het centraal gezag in de provin
ciate of gemeentelijke huishouding; dan moet zij ook niet
opkomen tegen eene organisatie van eene Kerk, die zich
dan geheel zelve mag regelen; dan moet het onmiddellijk
gevolg daarvan wezen, dat de reserves, aan de goedkeu-
ring van het Reglement voor het Hervormd Kerkgenoot
schap verbonden, worden ingetrokken. De kiezers tot
leden van de Tweede Kamer hebben mitsdien het lot van
het Vaderland voor geruimen tijd in handen. Eene trou-
we opkomst tot volvoering van hun burgerpligt is in die
gewigtige omstandigheden een eerste vereischte. Wij kun-
nen het den kiezers niet genoeg aanbevelen, ditmaal dien
pligt met ijver te vervullen. Zoowel het vorige, als het
tegenwoordige Ministerie hebben daarbij het grootste be-
lang. Beiden behooren te weten, wat de Natie wenscht.
Zij is thans in de gelegenlieid zich te verklaren. Zij make
van haar grondwettig regt een vrij en ruim gebruik.
Op Dingsdag, den tienden dezer, zal er in het distrikt Schiedam
eene verkiezing moeten geschieden van twee leden voor de Pro
vincial Staten, tcr vervulling van de plaatsen, open vallende
door het aftreden van de lieeren Mr. A. Vernede en P. van der
Hilst. Deze heeren zijn herkiesbaar. Behooren zij herkozen te
worden? Met andere woorden: hebben zij aan hunnc roeping be-
antwoord en zich het vertrouwen der kiezers waardig gemaakt?
Eene toestemming op deze vragen knn wel niet twijfelachtig zijn;
hun gedrag in de afgeloopen vcrgaderingen der Provinciale Staten
geeft er alle reden toe. Waar daden spreken zijn woorden on-
noodig; eene aanbeveling hunner herkiezing mag derhalve over-
bodig geacht worden. Eene enkele opmerking echter te dezer gele-
genheid meenen wij niet terug te moeten houden.
Zullen dat besef der pligtmatigheid hunner herkiezing en de
daarop gegronde vooronderstellingdat zij buiten twijfel herkozen
zullen wordenweder dat gemis van algemeene deelneming aan
de stemming te weeg brengen hetwelk bij andere verkiezingen is
opgemerkt? Wij wenschen neenen wel in de eerste plaats in het
algemeen belang. Dat gemis van deelneming aan de verkiezing is
van de zijde van hen, die, van de ingevoerde uitbreiding van het
kiesregt verderfelijke uitkomsten voorspeld hebbende, in hunne
verwachting zijn teleurgesteldmeermalen reeds aangevoerd als een
bewijs van gebrek aan belangstelling in het kiesregtof van terug-
deinzen voor het werk cencr factie, die de meerderheid door on-
betamelijke middelen had weten te winnen. 'tis pligt, dat beweren
openlijk en voor alien door daden te logenstraffenniet alleen
omdat het werkelijk met de waarheid strijdt, maar ook om de
nadeelige gevolgen er van voor te komen. Zoo 't blijft bestaan
en aan een nieuw achterblijven van vele kiezers bevestiging en
versterking kan ontleenen, is het, en nu welligt meer dan vroe-
ger, te vreezendat het eindelijk hun het vermogenom op de
regeling en het beheer van het provinciaal huishouden betamelijke
toezigt en invloed uit te oefenengeheel ontroove. Ilandhaving
der Grondwet sluit eene herziening in reactionairen zin van de
kies- en provinciale wetten niet uit; en een kleiner aantal kiezers
is gemakkelijker te leiden en te beheerschcn dan een grooter. Wij
willen niet beweren, dat bij hen, die het initiatief er van kunnen
nemen, reeds het voornemen tot zulk eene herziening zou bestaan
hunne plannen te dien opzigte zijn ons onbekenden vermoedens
als feiten voor te stellen, achten wij oneerlijk of voor 't minst
ligtzinnig en gevaarlijk. Doch een van beidendat voornemen
bestaat of het bestaat niet. Bestaat het niet, dan hebben de kie
zers te zorgen, dat zij het niet door schijnbare onverschilligheid
en nalatigheid opwekken; bestaat het wel, dan zijn zij in het be
lang van zich-zelve en van het gansche vaderland verpligt het door
hun gedrag te bestrijden en de volvoering er van door gemoede-
lijke en goede keuzen te verhocden. Of zoudt gij werkelijk uw
kiesregt eene zaak van weinig beteekenis achten? Wie dit doen
mogt, vragen wij (om slechts 6en punt aan te roeren), sedert
wanneer heeft de verspilling van millioenen guldens, wier last de
natie nog drukt, opgehouden? Sints wanneer zijn er afdoende
bezuinigingen in het beheer der geldmiddelen van het Rijk, de
provincien en de gemeenten ingevoerd en de aangewende sommen
nuttiger en doelmatiger besteed? Is het niet sints op de verkiezing
der vertegenwoordigers de invloed vermeerderd is van hen, die,
noch tot de rijksten, noch tot de onvermogenden behoorende, door
de belastingen het meest getroffen worden? En wat te dien opzigte
van de reactie te wachten isdat kan de geschiedenis van den
laatsten tijd van een naburig Rijk overtuigend aantoonen. 't Be-
hoeft geen betoog, hoe verwoestend hooge en vele belastingen op
de volks-welvaart werken; 't nog levende geslacht heeft helaas!
die waarheid niet uit staathuishoudkundige geschriften of voor-
beelden van anderen te leeren. Nederland mogt zich echter in de
laatste tijden, door Gods zegen, in vermeerderende welvaart ver-
heugen. Tot behoud en bestendiging van dien toestand door alle
geourloofde en doelmatige middelen mede te werkenis pligt van
elken staatsburger en wordt door het betamelijk eigenbelang even
zeer gevorderd. Daarom roepen wij ook u met den meesten na-
druk toe: Kiezers, laat een van de voornaamste dier middelen niet
onaangewend; stemt alien zonder uitzondering. De geringe moeite
van uw stembriefje in te vullen en in de stembus te werpen wordt
immers door de uitkomst eener goede verkiezing en de waarborgen
welke zij geelt, ligtelijk meer dan ruimschoots vergolden. Stemt
in gemoede, naar uwe overtuiging, tot bevordering van 's lands
waarachtig heil. Kiest en herkiest de mannendiebekwaamheid aan
eerlijkheid en zelfstandigheid parende, uw vertrouwen verdienen!
Wordt het gehoor geven aan deze roepstem door het algemeen
en het bijzonder belang gevorderd, de herkiezing van hen, die hun-
nen pligt vervuldenwordt ook geeischt als eene crkentenis van
en voor hetgeen zij ten algemeenen beste deden. Velen beschou-
wen het lidmaatschap der vertegenwoordiging nog steeds als een
begeerlijken eerepost, welks bezit gelukkig maakt. Zij weten niet
en bedenken niet, tot welken duren prijs die eere gekocht wordt;
hoe vele zorgen, hoe veel inspanning, hoe vele opofferingen dooi
eene gemoedelijke vervulling der daaraan verbondene pligten gevor-