bijdrugen uin liet getul sollicitanten te verminderen en noo- delooze moeite te besparen. De Voorzitter gelooft, dat het der Commissie kan worden overgelatenom zoodanig schrijven aan de sollicitanten te rigten. De Raad besluit alle sollicitanten aan bet vergelijkend onderzoek te doen deelnemen, terwijl de verdere regeling dezer zaak wordt overgelaten aan de Commissie, vroe- ger hiertoe benoemd. De beer Malckers verlangt de namen der aspiranten te kennen. Het is den Raad toch ten eenemale onbekend, wie zicb tot het bekomen der betrekking van architect hebben aangemeld. Zou de lijst der namen van de adres- santen niet op do Secretarie kunnen worden nedergelegd. De Voorzitler: Er zal de gebeele volgende week, ter Secretarie gelegenheid worden gegeven de adressen in te zien. De lieer Nolet meent, dat er wel eene lijst van de namen van al de sollicitanten kon worden opgemaakt. De Voorzitter heeft daartegen geen bezwaar. Dan heeft men later de gelegenheid, om de stukken, tot de adressen behoorende, in te zien. De hcer Maas vraagt, of de lijst en der namen ter Secretarie niet konden worden overgeschreven? De Voorzitter antwoordt, dat het't beste zijn zal om ieder der heeren bij afschrift eene lijst toe te zenden, terwijl de stukken ter Secretarie voorhanden zullen zijn. VII. Burg, en Weth. bieden den Raad aan, bet verslag van den toestand der gemeente over den jare 1852, dat bereids gedrukt is, en waarvan een exempl. aan de leden is rondgedeeld. De beer Maas vraagt of dit verslag ook voor de inge- zetenentegen betaling, verkrijgbaar zal worden gesteld. De Voorziter beantwoordt die vraag toestemmend. Het verslag wordt voor kcnnisgeving aangenomen. VIII. Burg, en Weths. geven kennis van een geschil, dat gerezen is met W. van der Ileijden, voormaligen huur- der van de Burgt van Mathenesseomtrcnt het in goeden staat onderhouden en opleveren van zekeren schuur of loods bij dieu tuingrond behoorendewaartoe hij ingevolge de aangegane huurovereenkomst, verpligtwas, doch welke ver- pligting door hem niet is nagekomen. Uit die mededeeling blijkt, dat de berstellingenvan tijd tot tijd aan die schuur aangebragt, door den architect voor rekening van de stad geschied zijn. Toen men ten vorigen jare den bouwval- ligen staat dier schuur bespeurdewerd zij zelfs geschoord. De architect scheen toen niet te weten, dat de huurdeji. verpligt was, de kosten van herstel voor zijne rekening te nemen. De schuur verkeert in eenen ellendigen staat. De tegenwoordige huurder wenscht haarzoo spoedig doen- lijk, hersteld te zien. Men meent alzoo het gevoelen van den Raad te dezer stede te moeten inwinnen. De beer Schade vraagt, of van der Ileijden reeds sedert lang den grond verlaten heeft? De Voorzitter antwoordt, dat dit sedert 1 Januarij j.l. het geval is. De heer Schade herneemt: of er bij het verlaten van den gronddan geene locale inspectie is gehouden De Voorzitter hervat, dat dit geschied is, en dat men daarbij bevonden heeft, dat de toestand van dien eigendom der gemeente was zoo als gezegd is. De heer Vaitlarit merkt op dat de huur, volgens het con tract, met 15 Maart eerst geeindigd was. Eerst toen moest de overgifte plaats hebben. Bij die gelegenheid is eene opname gehouden. Het is daarbij gebleken, dat de schuur in zoo- danigen slechten staat verkeerde, dat eene onverwijlde voor- ziening dringend noodzakelijk was. Van der Ileijden was steeds van oordeel, dat het herstel der schuur voor reke ning van de stad kwam. De Commissie van fabrikagie heeft te dien aanzien een onderzoek ingesteld, waaruit het haar gebleken is, dat de architect steeds dacht, dat het herstel voor rekening van de stad geschieden moest. De tegen woordige huurder kan de schuur, in den staat waarin zij zich nu bevindtniet gebruiken, en kan haar dan ook niet zoodanig overnemen. De heer Poortman ontleent uit art. 9 van het huur-con- tract het onwederlegbaar bewijs, dat het herstel der schuur ten laste kwam van den huurder. Er is alzoo eene uit- drukkelijke bepaling in de gesloten overeenkomst. En nu komt het hem voor, dat, zoo men dien huurder niet ver pligt aan die geslotene overeenkomst te voldoener dan aan bestaande of. verdere huur-contracten weinig waarde zou gehecht worden. Ieder zou, in geval van verzuim, bewe- ren, dat hij niet geweten had, dat de kosten van onder- houd ten zijnen laste moesten komen. Hij acht dus de hand- having van het contract noodzakelijk, niet alleen in het be- lang dezer zaak, maar ook met het oog op dergelijke be- palingen in andere huur-contracten. De heer Schade erkent met den vorigen Spr.dat de kosten van herstel alsnog ten laste moeten komen van den gewezen huurder. Deze wist toch, dat hij de schuur moest lierstellen en in goeden staat afleveren. Zoo als hij die I ontvaugen hadmoest zij ook algeleverd worden. Zijns in* 1 ziens kan de huurder, ook om der gevolgen wille, van zijne verpligting niet worden ontslagen. De heer Knappert SCz. vraagt of bij den ingang der huur is geconstateerd in welken staat de huurder die had ontvangen. De heer Poortman herinnert, dat van der Ileijdenzich verbonden hebbende om de schuur in goeden staat weder op te leverengeacht moet worden de schuur in goeden toe stand ontvangen te hebben. Het was de zaak des huurders geweestom den minder gunstigen toestand van het ge- huurde, zoo deze bestaan had, te constateren. De Voorzitter stelt nu voor aan van der Ileijden te ken nen te geven, dat hij verpligt is de schuur ten spoedigste behoorlijk op te leveren en de kosten van herstel te dra- genwaartoe hij des noods regtens zal worden genoodzaakt. Dat voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. IX. Ingekomen een nader rapport van de Commissie van fabrikagie op het adres van P. S. Engering, om af- stand van stads-grond aan het Wester-havenhoofd, tot het bouwen van een goederen-kantoor voor de Emmeriksche stoomboot-dienst. Uit dat rapport blijkt, dat de adressant eene uitgestrekt- heid van 48 vierk. Ned. ellen voor den tijd van 8 jaren in huur wenscht te bekomen. De Commissie van fabri kagie stelt voor, dit verzoek toe te staan en wel tegen O O voldoening eener retributie van 20 cents per vierk. el. Aangenomen met algemeene stemmen. X. Wordt ter tafel gebragt het rapport van de Com missie van fabrikagie op het adres van II. J. Plant, om af- stand van stads-grond aan het Wester-havenhoofd, tot tij- delijke nederlegging van zijne lioutwaren. De Commissie stelt de afwijzing van dat verzoek, zoo als het is liggende, voordoch vindt er geen bezwaar inhet verzoek in te wil- ligen op denzelfden voetals onlangs aan anderen is verleend. De heer Poortman vraagt, of de Commissie niet reeds nu zou kunnen opgeven, tot welke uitgestrektheid zij den grond zou willen verleenen. Zoo men toch een gedeelte wil toestaan, zou de adressant uit die opgave kunnen be- oordeelen of het voldoende was. Kan hij zich met de min- dere grootte tevreden stellendan zal de zaak terstond beslist zijn. De heer Vaillant herinnert, dat de adressant 800 ellen grond aan den waterkant verlangt, en dat P. W. van Dijk ook eene aanvraag gedaan heeft om terzelfder plaatse grond te bekomen. Yerleent men nu aan Plant alles, dan stelt men zich buiten staat het andere verzoek in te wil- ligen. Mogelijk is hij met de helft tevreden, en dan kun nen de beide adressanten geholpen worden. De heer Nolet oordeeltdat het verzoek voor de helft kan worden ingewilligd. Op ieder der twee aangewezen punten kan de helft worden toegestaan. In dat geval blijft er een voldoende plek voor van Dijk over. De heer Vaillant gelooft dat het beter is de zaak nog eenigen tijd aan te houden, en aan Plant te vragen met lioeveel terrein hij zich kan tevreden stellen. In alien geval- le, moet de afstand niet langer dan voor een jaar geschieden. De heer Poortman merkt op, dat de adressant 800 ellen heeft gevraagd. Wijst men dit verzoek af dan zal hij wel- ligt 700 of 600 ellen vragen. Daarom ware het beter, dat de commissie in eens opgalhoeveel grond zij wil afstaan. Zij moet ook niet te veel hechten aan het denkbeeld, dat er geen grond meer over zou blijven om aan anderen te geven. Bij slot van rekening zal toch het beschikbare terrein ge- heel afgestaan worden en zullen verdere aanzoeken moeten worden afgewezen. Hij herhaalt dus zijne vraag, of de Commissie van fabrikagie niet kan opgevenwelke grond aan den verzooker kan worden afgestaan, ten einde deze dan kunne verklaren of hij zich daarmede vergenoegen zou. De heer Vaillant stemt het toe, dat men geen beschik- baren grond bewaren moet voor meerdere verzoeken, die er konden gedaan worden. Men moet echter bedenken, dat onlangs vele bewoners verhinderd werdengebruik te maken van de kaden, die voor liunne woningen gele- gen zijn. Ten gevolge daarvan werd er door van Dijk een stuk grond verzocht, om daarop zijne houtwaren neder te leggen. Nu beschouwde de Commissie van fabrikagie het allezins billijk, dat bij het aanhangig zijn van twee adressen, de een niet worde voorgetrokken voor den ander. Het is voor de leden van den Raad uiterst moeijelijk te beslissen met welk stuk grond, de een of de ander zal te vreden zijn. Misschien zouden zij voldaan wezen met het- geen men den adressanten wil toekennen. Welligt is het mogelijk op het droogc gedeelte de helft te verleenen ter wijl men den waterkant misschien geheel geven kan. Het is dus voor de commissie onmogelijk vooraf eene beslissing te nemen. De heer Nolet zou in bedenking geven het verzoek van Plant aan te houden tot het adres van van Dijk gelezen is, en daarna aan de commissie van fabrikagie willen overla- ten om de nog onuitgegeven grond aan die zijde van het hoofd tusschen beide verzoekers naar billijkheid te verdeelen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 6