privftftt regt. Vela roorbeelden uit oude 'ketiren zouden
daarvan kunnen bijgebragt worden. Men trachtte toen ineest-
al hem te treffendien men het gemakkelijkst met goed
gevolg kon aanspreken. Wat het tweede punt aangaat,
vreest men verwarringomdat alle bruikers niet bekend zijn.
Hij gelooftdat dit in deze gemeente niet zoo zeer te vree-
zen isdoch mogt dit het geval zijn dan kan alle verwar
ring worden voorgekomen door het opnemen van eene kleine
bijvoeging, die men in meerdere stukken aantreft: „de ge-
bruiker of bij gebreke van dien de eigenaar." Bovendien zal
het zoo moeijelijk niet vallen de bruikers te kennen daar
er toch in de maanden Mei en September een schouw der
landen moet plaats hebben en deze alsdan alien in gebruik
zijn. En wat nu de onbillijkheid aangaat, bij de onzeker-
heiddie er steeds bestaatwelke lasten of bezwaren op een
grond kunnen worden gelegd, heeft men altijd zijne toevlugt
genomen tot de opname van eene bepaling in het huur-con-
tract der landen, dat den huurder, den gebruiker, de verplig-
ting wordt opgelegd, het land of den eigendom buiten alle
schouwen te houden. De bruiker zal alzoo volstrekt niet
meer bezwaard worden, dan hij nu is. Bij de verordening
wordt hem geene andere verpligting opgelegd, dan uit het
huur-contract reeds voortvloeit. Hij kan ook niet inzien,
dat de aanneming dezer verordening ten gevolge zou heb
ben, dat de huurder meer geld zal betalen. Immers het zal
dan overbodig worden, om in de huur-contracten verder de
bepaling op te nemendat de landen door den huurder bui
ten alle schouwen zullen worden gehouden. Daarbij komt,
dat als men de verpligting op den eigenaar stelt, de eige
naar dan door het Openb. Min. bij overtreding vervolgd zal
moeten wordenen dat deze dan eene civiele actie zou moe-
ten instellen tegen den huurder voor schade, die de eigenaar
door nalatigheid van den gebruiker geleden heeft. Het
komt der commissie alzoo voor, dat de aangebodene veror
dening de meest doelmatige is en behoort te worden aan-
genomen.
De heer Vaillant merkt aan, dat de vorige spreker in
beginsel erkend heeft, dat de last door den eigenaar zou
moeten worden gedragen als het den aanleg van nieuwe sloo-
ten betrof. Hij meent daarop te moeten antwoordendat
het hier geldt het onderhoud van de breedte en diepte der
slootendat is het brengen en houden der sloten op eene
breedte en diepte, die vooraf bepaald is. Het schijnt hem
toe, dat er tusschen beide zaken geen groot onderscheid be
staat, maar zij geheel op hetzelfde nederkomt. Hij blijft
volhonden, dat de aanneming van het beginsel, waarvan
nu sprake is, tot verwarring zal aanleiding geven, omdat
men den gebruiker niet altijd zal kennen. Zijn bezwaar,
dat de gebruiker meer geld zal moeten betalen is niet uit
den weg geruimd. De eigenaar zal van zijn land 60 per
bunder wenschen te blijven genieten. De eigenaar zal dit
blijven vragen, niettegenstaande den huurder de verpligting
opgelegd wordt, de slooten op den duur op eene bepaalde
breedte en diepte te houden.
De heer Poortman antwoordt in het algemeen, dat de
prijs van het land zich wel steeds naar de behoefte zal regelen.
Als aan den huurder de verpligting wordt opgelegd, in
deze verordening vervat, dan zal de eigenaar zich wel wach-
ten meer geld van hem te vragen en de huurder ook wei-
geren meer geld te betalen, daar hij vooraf weten zal, wel
ke last hem ingevolge de verordening wordt opgelegd. Hij
ziet er dus geen voor- of nadeel voor den gebruiker van in.
Wat het beginsel betreft, waarvan hij straks gewaagde,
en waarvan de vorige spreker weder gesproken heeft, was
het zijne bedoeling te doen opmerken, dat, wanneer er in
het geheel geene slooten bestonden en er bevolen werd die
tot waterberging te maken, dan zou kunnen gezegd wor
den, dat er een last werd opgelegd die nit zijnen aard op
den eigenaar behoort te drukken, omdat hij alsdan grond
zou moeten afstaan. Maar hier is alleen sprake van het
onderhouden van slooten op eene bepaalde breedte en diepte.
Hij moet daarbij nog doen opmerken dat de diepte der
slootendie nu gevorderd zal wordenveel minder is dan
vroeger bepaald was en dat, wat de breedte aangaat er
ook geen grond gemist zal behoeven te worden. Men moet
dit vooral niet uit het oog verliezen, dat de verordening
alleen strekt tot het onderhouden van slooten op bepaalde
breedte en diepte. Het is slechts een politie-maatregel, die
genomen wordt ten opzigte van de bruikers van het goed.
Daarbij komt, dat de verordening vordert, dat de schotiw-
pligtigen bij den schouw tegenwoordig zijn, ten einde inlich-
tingen te kunnen geven. De bruikers kunnen gemakke-
lijk tegenwoordig zijn of zich behoorlijk doen vertegenwoor-
digen. Maar als men den eigenaars de verpligting zou op-
leggendan zou het dikwerf onmogelijk zijndat zij te
genwoordig waren, omdat zij soms te ver af wonen. In-
tusschen is de tegenwoordigheid dringend noodzakelijk, om
ophelderingen te bekomen.
De heer Vaillant gelooft, dat dit laatste geen bezwaar
kan opleverendaar men toch, wat de gemeente betreft,
men zeer gemakkelijk tegenwoordig zal kunnen zijn. En wat
de overige eigenaren betreft, als men vaststeitdat de last
op de eigenaars gelegd wordt, dan zou daar uit nog nifet
voortvloeijen, dat de eigenaar altijd tegenwoordig moet zijn.
Ilij kan zich doen vertegenwoordigen en hij kan een -an-
der aanwijzenom de gevorderde inlichtingen te geven. Hij
voorziet veel meer moeijehjkheid als men de verpligting aan
de gebruikers oplegt.
Hierna wordt art. 1hondende het beginseldat de ge
bruikers aansprakelijk zijn, in omvrage gebragt en aange-
nomen met 10 tegen 3 stemmen. Tegen, de heeren: No-
let, Vaillant en Burgerhoudt.
Artt. 2>8 worden zonder discussie en zonder stemming
aangenomen.
De geheele verordening wordt vervolgens in omvrage ge
bragt en met eene meerderheid van 10 tegen 3 stemmen
aangenomen. Tegen, de heeren: Nolet, Vaillant en Bur
gerhoudt.
XV. Ingekomen eene voordragt van het polderbestuur
van Nicuw-Mathenesse, der begrooting over dien polder
voor 1853, benevens een voorstel van hetzelfde polder
bestuur, strekkende daartoe, dat de stad geheel of gedeel-
telijk de kosten van uitbaggering van het zoogenaamde Bak-
kershaventje drage.
Op voorstel van den Voorzitter wordt beslotendeze beide
stukken tot eene volgende vergadering aan te houdenzul-
lende B. en W. inmiddels onderzoeken, of er eenige ver
pligting voor de stad bestaatom aan dat voorstel te voldoen.
XVI. Ingekomen een adres van G. Duijser, kopersla-
ger alhier, hou lende verzoek om afstand van stadsgrond
aan de Noordvest, tot het bouwen van eene koperslagerij.
In handen gesteld van de commissie van fabrikage ten fine
van onderzoek en rapport.
XVII. Ingekomen een adres van W. Bosselaar, tim-
merman, die mede een stuk grond, even buiten de Rot-
terdamsche poort gelegen, aanvraagt, tot het bouwen van
een woonhuis. Gelijk besluit.
XVIII. Ingekomen een adres van A. Voogd en C. van
Wagtendonk, tot het verkrijgen van een stuk grond, tot
het bouwen van een paardenstal. Gelijk besluit.
XIX. Ingekomen een adres van P. W. van Dijk, die
mede een stuk grond verlangttot het nederleggen van
houtwaren.
De Voorzitter merkt op, dat er nu ook gesproken dient
te worden over het adres van H. J. Plant, die gelijk ver
zoek voor dienzelfden grond gedaan heeft. Hij gelooft dat
het't beste ware, de adressanten naar de commissie van fa
brikage te verwijzen ten einde deze met de verzoekers over
de verdeeling van den grond in overleg kunne treden.
De heer Vaillant meent, dat de afdoening der zaak zou
kunnen worden bespoedigdindien de Raad beslistedat
de beschikbare grond aan de twee verzoekers zal worden
afgestaan. Dan kan de commissie van fabrikage over de
verdeeling verder met de verzoekers onderhandelen.
De heer Poortman is volstrekt niet tegen de zaak, maar
wel tegen den vorni van dit voorstel. - Hij houdt het toch
daarvoordat aan de goedkeuring door Ged. Staten van
zoodanig besluit nog al bezwaar verbonden zou zijn. Hij
stelt dus voordat de commissie van fabrikage met de
verzoekers wel in overleg tredemaar dan een bepaald voor
stel aan den Raad onderwerpe. Bij voorraad kon het ge
bruik van den grond door de commissie aan de verzoekers
worden gegund. De Raad vereenigt zich met dat voorstel.
XX. Zijn ingekomen twintig adressen van sollicitanten
naar den vacanten post van commissaris van graan- en
korenmeters, benevens eene voordragt van de lioofdlieden
der zakkendragersom dezen post even als vroeger te
vereenigen met dien van commissaris der zakkendragers.
Hoofdlieden stellen voor, dat het gemeentebestuur voortaan
die betrekking vervulle en wel onder zekere voorwaarden,
die zij opgeven. Reeds hebben Burg, en Weth. met de
hoofdlieden gesprokenwaarop eene missive gevolgd is
waarbij de meerderheid der zakkendragers- bewilligt dat
de Raad den bedoelden post begeve. De hoofdlieden heb
ben voorgedragen het tractement der vereenigde betrekking
te rerminderen. Het zou met de emolumenten f 10 a /II
's weeks bedragen. De Voorzitter stelt mitsdien voor den
post in eene volgende vergadering te begeven.
De heer Poortman merkt op, dat 85 zakkendragers zich
vereenigd hebbenom de begeving van den post van hun-
nen commissaris aan den Raad over te laten. In 1827
werd deze zaak echter op eenen anderen voet gebragtde
post is geen stedelijke bediening meer. Nu geschiedt wel het
verzoek in overleg met Burg, en Weth. en acht hij de vereeni-
ging der beide betrekkingen zeer wenschelijk, doch meent
toch, dat de Raad zich wel moet wachten eene benoeming te
doen die door het achterblijven of den onwil van sommi-
gen niet ten uitvoer zou kunnen gelegd worden. Hij wenscht
uit dien hoofde, dat de reden wierd onderzocht, waarom
niet alle zakkendragers het adres hebben onderteekend.
De Voorzitter antwoordt, dat het getal Van 85 verreweg
de groote meerderheid der zakkendragers uitmaakt.