.ben ltd verzoekt, dat de hoofdlieden worden uitgenoo-
digd het adres ook door de overige zakkendragers alsnog
te doen teekenen.
De Voorzitter acht het wenschelijk, dat er een nader
onderhoud met de hoofdlieden plaats hebbe: dat mitsdien
deze zaak tot eene volgende vergadering wordc aangehou-
deumaar dat de leden zich intusschen kunnen voorbereiden,
om zoo mogelijk dien post in de volgende zittingte begeven.
De Raad vereenigt zich met dat voorstel.
Bij het ver gevorderde uur wordt de zitting geschorst
tot des avonds ten 6 ure.
Avondzittiing van Vrijdag, 29 April.
Aan deze avondzitting namen geen deel de heeren Verlouw
en Burgerhoudtdie verhinderd werden tegenvvoordig te zijn.
XXI. Ingekomen een adres van W. Dijkstal c. s.die
vergunning verzoeken om voor hnnne in aanbouw zijnde
branderij op een stuk grond, onder Oud- en Nieuw-Mathe-
nesse gelegen, riolen te mogen leggen en die in de Buiten-
haven te da^n uitloopen, en door middel van pijpen versch
water uit die haven te mogen trekken.
De Voorzitter zegt, dat men weet, dat de verordeningen in
het algemeen bepalen, dat dergelijke vergunningen door de com-
missie van fabricagie verleend kunnen worden. Doch het be-
treft hier een etablissement, dat men stichten wil in eene vreem-
de gemeente. Staat men dus dergelijke verzoeken toe, dan
kent men het genot der voordeelen aan eene vreemde «e-
meente toe, zonder dat er eenige vergoeding aan verbonden
is. De vraag ontstaat alzoo, ot men dergelijke verzoeken kan
en moet inwilligendie altijd ten nadeele van eigen stad-
genooten uitloopen. Men mag de belangen van ouze gerneen-
tenaren en van onze fabrikanten toch niet uit het oog verlie-
zen. Hij stelt derhalve voor deze zaak tot eene volgende
vergadering aan te houden.
De lieer Schade meent, dat er vroeger dergelijke verzoe
ken zijn ingewilligd.
De Voorzitter wil dit niet ontkennen. Wat vroeger
toegestaan is, is verleend, maar hij achtte zich verpligt
dit punt thans bij den Raad ter tafel te brengen. Bij eene
nadere gelegenheid kan men de zaak behandelen.
Wordt besloten de behandeling van het adres tot eene
volgende zitting uit te stellen.
XXII. Is ingekomen eene missive van de directie der
stads-teekenschool, die kennis geefl, dat eerstdaags de open-
bare uitreiking der prijzen aan de leerlingen °zal plaats
hebben. Zij houdt zich van de belangstelling der leden
van den Raad overtuigd en verzoekt hen mitsdien dit feest
wel te willen bijwonen.
De Voorzitter houdt zich mede overtuigd van de belang
stelling der leden. Hij twijfelt er niet aan, dat de leden
aan deze uitnoodiging zullen gevolg gevenvoor zoo ver
zij daarin niet verhinderd worden. In alien gevalle geeit
hij kennis, dat er later ook gelegenheid zijn zal, om de
vervaardigde teekeningen nog te beschouwen.
De ingekomen missive wordt voor kennisgeving aangenomen.
XXIII. Aan de orde van den dag is het vaststellen
van het kohier der stedelijke belasting op de huurwaarde
der vaste panden voor 1853, hetwelk Id dagen ter visie
heeft gelegen. Het wordt zonder discussie met algemeene
steramen aangenomen.
XXIV. Beraadslaging over de vaststelling der rekening
van het algemeen handels-entrepot over 1852. Even als in
de vorige zitting verlaten de Burgemeester en de heer Loopuyt,
gedurende de beraadslagingen over dit onderwerp, de ver
gadering, daar zij directeuren dier inrigting zijn. Bij af-
wezigheid van den eersten Wethouder, wordt het Voorzit-
terschap waargenomen door den heer Poortman.
De rekening heeft ter visie gelegen. Burg, en Weth. stel
len er de goedkeuring van voor.
De heer Nolet zegt geene aanmerking op de rekenin" te
hebben maar vraagt, of de gesloten huur der pakhuizen ook
gelijktijdig eindigt met het verstrijken der drie jaren, welke
men als proeftijd voor deze inrigting gestekl heeft.
De Voorzitter antwoordt, dat dit uit de stukken niet blijkt,
maar dat hij zich verzekerd houdt, dat, naardien het'be-
staan van het entrepot voor stads rekening voorloopig slechts
op drie jaren is bepaald, er ook wel geene verbindtenis voor
de stad voor langeren tijd zal zijn aangegaan. In alien
gevalle zou die verbindtenis tegen de stad niet gelden.
De heer Schade heeft bevondendat de rekening zeer
accoord was, maar hij wenschte wel te weten, hoe het te
kort ontstaan is.
De Voorzitter antwoordt, dat de directie van het entre
pot zorg moest dragendat er steeds eene genoegzame
ruimte tot plaatsing van goederen voorhanden was. Daar
de zaak geheel nieuw was, sprak het van zelf, dat men
vooraf moeijelijk kon bepalen hoeveel ruimte er gevorderd
zou worden. Eerst na jaren kan dit met eenige^zekerheid
worden berekend. De directie wilde voor eene genbegzaine
ruimte zorgen. Het bleek echter, dat de gehuurde ruimte
nieer was dan voor de plaatsing der goederen in 1852 gevor
derd werd. Ware dil het geval niet geweest, dan zou de
inrigting zeer zeker een voordeelig slot hebben opgeleverd.
De heer Maas vraagt inlicliting nopens een postdie hem
zonderling is voorgekomen. Het betreft de kosten van
vervoer van goederen van het pakhuis Java naar het pak-
liuis de Nederlanden.
De Voorzitter antwoordt, dat het entrepot vroeger ge-
vestigd was in het pakhuis Java. Later is het overgegaan
naar het pakhuis de Nederlanden. De directie heeft toeu zelve
de goederen naar het pakhuis de Nederlanden moeten doen
overbrengen. Dit heeft kosten veroorzaakt.
De heer Maas vraagt, of het pakhuis Java dan nu ge
heel voor het entrepot verlaten is
De Voorzitter beantwoordt de vraag toestemmend.
De rekening wordt hierop in omvraag gebragt en goed-
gekeurd met algemeene stemmen, zijnde toen aanwezig
de heeren Nolet, Vaillant, Beukers, Maas, L. Knappert
SCz.Schade, Makkers en Poortman.
De Voorzitter stelt vervolgens voor het nadeelig slot van
de goedgekeurde rekening door af- en overschrijving te
bestrijden uit de onvoorziene uitgaven van 1852.
Ook dit voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen.
XXV. Beraadslaging over het rapport van Burg, en
Weth. over de uitkeering van /550 'sjaars aan de Groote
of St. Janskerk, wegens het gemis van begrafenisregten.
De heer Maas heeft met belangstelling het uitgebragte
rapport gelezen. Hij kan zich met de conclusie daarvan
volkomen vereenigen, doch wenschte gaarne eenige nadere
inliclitingen nopens deze zaak te bekomen. Er wordt
daarin breedvoerig betoogddat er eene overeenkomst ge
sloten is tusschen het stedelijk- en kerkbestuur, waaruit de
verpligting zou voortvloeijendat de stad jaarlijks f 550 aan
de kerk zou moeten betalen. In het rapport wordt gezegd,
dat het bestaan dier overeenkomst door niemand is tegen-
gesproken. Hij weet alleen, dat wegens het gemis der
begrafenisregten aan de kerk /550 jaarlijks is toegekend.
Maar dat dit op grond eener overeenkomst zou zijn ge-
schied, dit is hem uit niets gebleken. Het is hem voor
gekomen dat die betaling plaats had ten gevolge van een
raadsbesluitdat door het stedelijk bestuur opgeheven en
door een ander raadsbesluit kan worden achtorvolgd. Het zou
hem aangenaam zijn deswege nadere inliclitingen te verkrijgen.
De heer Poortman erkent, dat er voor de geldigheid
eener overeenkomst de toesteraming van beide partijen moet
bestaan. Hij stemt het toe, dat men geene acte heeft kun-
n'j'i vinden, waaruit blijkt, dat de-twee partijen eene over
eenkomst hebben getroffen. Maar dit neemt niet weg, dat
uit de notulen van Burg, en Weth. en die van kerkmees-
teren, welke hij beiden heeft nagagaaninderdaad blijkt,
dat er eene overeenkomst tot stand gekomen is. Het ge-
meentebestuur heeft zelf in 1846 erkend, dat de overeen
komst bestond, en dienvolgende de betaling krachtens een
wettig contract zou hebben plaats gehad. Dit is van wege
het stedelijk bestuur toen geantwoord aan den Gouverneur
der Provinciedie daarop beweerd heeftdat zulk een
contract kracliteloos was als aangegaan in strijd met de be-
selen door de Regering vastgesteld. Het is hem echter toe-
geschenendat zoodanige overeenkoin-t niet in strijd was
met de beginselen, die toen door de Regering waren voor-
opgezet. Immers aan de stedelijke besturen w-as bepaald
opgedragen, dat er eene billijke vergoeding aan do kerken
zou worden verleend. Uit de notulen van dien tijd blijkt
nog, dat kerkmeesters op bepaalden last eerst eene hoogere
som hebben gevraagd en dat eindelijk na meer dan eene
zamenkomst en onderhandeling de overeenkomst werd ge
sloten. Naar zijne overtuiging is het derhalve aan geen
twijfel onderhevig, dat de overeenkomst destijds tot stand
gekomen is. Om dit te bewijzen ontbreekt alleen het ma-
teriele bewijs, dat is een acte. Na het aangaan dier over
eenkomst werd zij tot in het vorige jaar onafgebroken
uitgevoerd. Zoo de Raad eenvoudig beslistedat men niet
verder zou betalen, dan zou de vergadering z. i. inbreuk
inaken op de geslotene overeenkomst. Maar om die over
eenkomst voortdurend geldig te doen zijn, ontbrak er steeds
en ontbreekt nog de goedkeuring van de Hooge Regering.
Die goedkeuring is aangevraagd, maar de zaak is hangende
gebleven en het HoogA Bestuur heeft de overeenkomst nim-
mer stellig goed- of afgekeurd. Het heeft slechts voorloo-
pige tenuitvoerlegging bevolen. Doch het is eene stellige
daadzaakdat de al dan niet goedkeuring der aangegane
overeenkomst bij de Hooge Regering is achter gebleven.
En daar nu bij die overeenkomst van het beginsel is uit-
gegaandat de kerk het regt zou hebbeu eene vergoeding
voor het gemis van de begrafenisregten te bekomen en dat
regt naar hun oordeel niet bestondzoo hebben Burg, en
Weth. het voorstel gcdaan zich tot het Ilooger Bestuur te
wenden en het uit te noodigen de overeenkomst niet goed
to keuren en daardoor de verpligting der stad tot betaling
te doen ophouden.
De heer Maas meent, dat zoo de overeenkomst niet is
goedgekeurd, er dan ook niets anders beftaat dan een