om het haventje op eene behoorlijke diepto te oiiderhouden. De Voorzitter voegt er bijdat ook Burg, en Weth. niet heb- ben kunnen opsporen, dat er eenige verpligting dienaangaande op de stad zou gelegd zijn. Bestond er eenige verpligting, dan zou zij voorzeker daaraan voldoen. Maar zich onver- pligt eenen last op te leggen, dit kan tocli bezwaarlijk geschieden. De heer Vaillant meent zich te herinnerendat er in vroegeren tijd een proces gevoerd is, nopens het regt der stad op de heffing van morgen- of bundergeld van het land in den Yetten Noord. Daartegenover sehijnt eenige ver pligting voor de stad te bestaan. Gaarne zou hij verne- men op welken grond men zich toen heefl beroepen. De heer Secretaris, daartoe verlof bekomen hebbende, deelt eenige bijzonderheden medenopens het bedoelde vroeger gevoerde proces, waaruit blijkt, dat daarbij van het bakkers-haventje volstrekt geen sprake geweest is. De heer Vaillant aclit het wenschelijk, dat de zaak worde aangehouden, ten einde men zich nog op de hoogte kunne stellen van de overeenkomstdie in het vroegere proces gebragt is. De heer Poortman zegt, dat die overeenkomst alleen be- trof de landen gelegen in den Vetten Noord. De stadheeft, wat het bakkers-haventje betreftvolstrekt geen behoefte of belang bij die uitbaggering. Ingelanden van Mathenesse hebben daarentegen wel degelijk belang daarbij. Bovendien zijn zij de bezitters der erfdiensbaarheid van waterloop en derhalve moeten ook zijzoo lang zij niet kunnen aantoo'nen daartoe ongehouden te zijn, doen al wat noodig is om het volledig genot hunner erfdienstbaarheid te hebben. Zoo lang er geen duidelijk bewijs bestaatdat de verpligting tot uit baggering geheel of ten deele aan de stad is opgelegd, is het bestuur niet verantwoordwanneer het daartoe uitga- ven inwilligt. De heer Vaillant hervat, dat hij wel wist, dat er vroe ger eene overeenkomst was geslotenmaar hij weet niet of onder de vastgestelde uitdieping ook het bakkers-haventje begrepen was. Dit wenscht hij zoo mogelijk tot meerdere helderheid gebragt te zien. Wordt besloten de beslissing op het gedane verzoek tot eene volgende zitting uit te stellen en inmiddels het con tract waarop men zich heeft beroepenter inzage van de leden neder te leggen. XXI. Wordt uitgebragt het verslag van heeren exami- natoren, belast geweest met het afnemen van het vergelij- kend onderzoek der sollicitanten naar de betrekking van gemeente-architect te dezer stede. Daaruit blijktdat zes der sollicitanten voor die betrekking worden aanbevolenter wijl de overige immers voor het oogenblik minder geschikt zijn geoordeeld. De aanbevolen heeren zijn, alphabetisch ge- steldde volgendeH. Linsevan HoornJ. G. J. van Roosmalenvan ZwolleP. Scholtenvan Rotterdam W. A. Scholten, van Purmerende; A. van der Velden Cz. van Zierikzee en H. B. W. van Zalingen van Yreeswijk. De Voorzitter stelt voor de keuze te bepalen tot een der zes kandidaten die aanbevolen zijnin de volgende vergadering, (die spoedig zal worden gehouden omdat de nieuwe architect met 1°. Julij in functie zal treden)tot eene keuze over te gaande overgelegde stukken van de zes kandidaten ter visie te leggen en de overige stukken aan de verdere sollicitanten terug te zenden. De heer Schade merkt op, dat er slechts een van de zes aanbevolen heeren kan worden benoemd. Hij zou het wenschelijk achten, dat er openbare melding wierd gemaakt van de zes heeren, die voorgedragen zijn en die bij het ge houden examen ten voile hebben voldaan. Dit zou hun die niet benoemd worden, eenige voldoening kunnen verschaffen. De Voorzitter antwoordt dat reeds heden avond de na- men dier zes heeren in de courant zullen verschijnen. Wordt besloten in de volgende zitting tot het doen eener keuze Voor de betrekking van gemeente-architect over te gaan. XXII. De Voorzitter sluit daarna de openbare verga dering en verandert die in eene zitting met gesloten deuren. Gedrukt bij H. A. M. ROELANTSte Schiedam. i

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 6