VEEBETEEING. Door eene vergissing zijn eenige misstellingen in het verslag der vergadering van den Gememteraad van Schiedam van den 13 Junij 11. ingeslopen, welke wij bij dezen wenschen te herstellen. Men gelieve derhalve dat gedeeltehetwelkbetrekking heeft op de toepassing van art. 230 der gemeentewet te lezen als volgt: De Voorzitter meent, v<56r de verdere behandeling van deze adressenaan den Raad het voorstel te moeten doen om, ingevolge art. 230 der gemeente-wette beslissen, of de aangevraagde grond kan verklaard worden ter openbare dienst niet meer bestemd te wezen De heer A. Knappert zegt, dat, zoo die bepaling op den afstand van dezen grond kan worden toegepast, er nimmer eenige stadsgrond zonder die toepassing zal kun- nen worden afgestaan. Alle grond toch kan vroeger of la ter ter openbare dienst bestemd worden. De heer Poortman merkt op, dat de bedoeling van art. 230 der Gemeentewet geene andere is, dan te doen beslis sen, dat de grond, die aangevraagd wordt, niet meer ter openbare dienst bestemd zij. De heer Knappert herhaaltdat men dit van geen grond zeggen kan en dat men alzoo geen enkel verzoek zou knn- nen inwilligen. De heer Poortman antwoordtdat er een onderscheid be- staat tusschen de eene en de andere eigendommen der ge- meente. Er zijn zulke eigendommendie tot bijzonder ge- bruik dienenen anderewelke ter openbare dienst bestemd zijnzoo als b. v. de onderhavige grond. Hij ziet volstrekt niet in, dat die grond niet ter openbare dienst bestemd zoude zijn. Die grond is (om slechts iets te noemen) een kadeeen oever van de buitenhavenen dus reeds als zoo- danig wel degelijk een grond voor de openbare dienst ge- bezigd wordende. Naar zijn inzien kan dan ook het be- sluit, dat in dezen behoort genomen te worden, niet twij- felachtig zijn. De heer Knappert wil gaarne aannemen, dat de grond,1\yvaar- van nu sprake ister openbare dienst bestemd kan worden maar hij gelooftdatwanneer men hierop letten wilals- dan bij de behandeling van elke aanvrage tot afstand van stadsgrondgelijke vraag zal te pas kdmen en telkens een toestemmend besluit zal moeten worden genomen. Immers elke grond kan te eeniger tijd ter openbare dienst bestemd worden. Z. i. slaat de bepaling van art. 230 alleen op die gronden, welke werkelijk nog tot publieke dienst bestemd zijn. Ten aanzien van deze komt de vraag te pasof het raadzaam is daarvan afstand te doen. En als de Raad dergelijke verzoeken inwilligt, dan beslist hij, als van zelf, dat die gronden niet meer tot publieke dienst bestemd zijn. De heer Poortman zegt, dat, indien het laatstgezegde juist ware, dan art. 230 doelloos zoude zijn; doch dat hij reeds vroeger in den Raad het gevoelen heeft ontwik- keld, dat de bedoeling van art. 230 is, dat een onderscheid gemaakt worde tusschen de goederen daar genoemd. Daar- onder zijn erdie uit hunnen aard tot publiek gebruik be stemd zijn, b. v. markten, straten, wegen enz. Yraagt men den afstand daarvan, hetzij geheel, hetzij ten deele, dan doet zich van zelf de vraag voor of ze nog voor de open- bare dienst bestemd moeten blijven. Pleinen echter hebben niet altijd zulk eene bestemming. Pleinen zijn somtijds niets an- ders dan onafgeslotene ervendie niet ter openbare dienst bestemd warenen ten aanzien van de zoodanigen kan dus ook een besluit, dat zij ter openbare dienst niet meer be stemd zijn, niet te pas komen. Wat nu de vraag be- treft, of de aangevraagde grond niet meer tot publieke dienst bestemd is, deze beantwoordt hij ontkennend; ook omdat die grond is de helling van eenen dijkdie tevens tot open- baren weg dient. En hierop schijnt ook de meening van de commissie voor de fabrikagie te steunen, dat, al wil- ligde de Raad het verzoek in, dan nog altijd de toestem- ming van het Hoogheemraadschap zou moeten worden ge- vraagd, om aan en in dien dijk te mogen bouwen. De Voorzitter gelooft, dat hier alles aankomt op de vraag, of art. 230 der Gemeente-wet bij de behandeling van de gedane verzoeken van toepassing is. Hij meent ja, maar hij zal die vraag aan het oordeel van den Raad onderwerpen. Met eene meerderheid van 8 tegen 5 stemmen wordt die vraag, overeenkomstig het gevoelen van den Voorzitter toestemmend beslist. Voor de heeren Beukers PrinsL. Knappert, Vaillant Poortman, Verlouw, Loopuyt en de Voorzitter. Tegen de heeren SchadeNoletMakkersMaas en A. Knappert. Gedrukt bij H. A. M. ROELANTS, te Schiedam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 3