niet beter ware eenvoudig bet bouwen van eenen paarden-
stal te veroorloven.
Ue Voorzitter acht een stal van twee paarden voor een
molenaar voldoende. Hij beefit dit bepaald voorgesteld,
omdat hoe grooter de stal wordt des te moeijelijker is het
later om die weg te nemen.
De heer Vaillant merkt opdat de paardenstal toch niet
grooter gebouwd kanworden, dan de grond is, dien men af-
staat. Het is voldoende, dat men de oppervlakte van den
grond bepale.
De heer Nolet merkt aan, dat, zoo de Raad de aange-
vraagde grondop de gestelde voorwaarden afstaatdeze
bezwarende omstandigheid bij de regeling van den prijs
zal dienen in aanmerking genomen te worden. Overigens
acht hij het zeer wel mogelijk dat men later eenige uit-
breiding aan armscholen zal gevenmaar herinnert zich
ookdat met dat doel het terrein van het mannenhuis is
gereserveerd geworden. Men kan toch waarlijk bij iedere
aanvraag om grond de uitbreiding van scholen niet in aan
merking nemen.
De heer Poortman zegt, dat de aanleiding van het voor-
stel van Burgem. en Weth. daarin jgelegen is, dat er niet
gevraagd wordt een geheel stuk grond, maar slechts een
deel van een vierkant plein, dat onmiddelijk achter de be-
staande groote armschool gelegen en aan de openbare straat
grenzende, zeer geschikt is, om later daarop eene school
te doen bouwen. Staat men nu dat gedeelte af, dan be-
lemmert men de stad in de latere uitbreiding dier school.
Het zou intusschen wenschelijk zijndat er bij de inwil-
liging van het verzoek nog eene andere bepaling wierd
vastgesteld, die door de billijklieid wordt gevorderddat
is, dat de adressanten een half jaar te voren zouden wor
den gewaarschuwdzoo de stad over den grond zou wil-
len beschikken, ten einde zij niet onverwachts van het
bezit daarvan wierden verstoken.
De heer Scha.de vraagt eenige inlichting over de locali-
teit, bepaaldelijk om te weten of door den afstand van den
aangevraagden grond ook moeijelijkheden voor de stad in
het vervolg zouden kunnen ontstaan.
De Voorzitter geeft die ophelderingen. Zoo men den na-
der aangevraagden grond van ruim 4 ellen toestaat, dan
blijft het vierkante terrein voor het overige behouden. De
nu aangevraagde grond is gelegen tusschen den koepel van
den bewoner en het huisje van de commiezen.
De heer Vaillant verklaart namens de commissie van fa-
brikagiedat de inwilliging der verzoeken voor den tegen-
woordigen gebruiker van den tuin nabij de stads-armen-
school geen bezwaar zal opleveren. Er zijn tusschen den
koepel en het commiezen-huisje nog 4 vierkante ellen, waar-
aan de tegenwoordige bruiker van den tuin niets heeft. Hij
gelooft dat, door ze af te staan, de tuin veeleer verbeterd zal
worden.
De heer Schade zegt, dat, zoo de tuin geen hinder on-
derga, hij dan tevreden en voor de inwilliging van het
verzoek gestemd is.
De heer Makkers vraagt of art. 230 der Gemeente-wet
ook hier niet van toepassing is?
De Voorzitter antwoordtdat er op dit oogenblik nog geen
plan tot uitbreiding der school bestaat. Dit is in het
vervolg mogelijk. En uit dien hoofde wil men zich den
weg daartoe openhouden.
Met eene meerderheid van 11 tegen 2 stemmen worden
de verzoeken tot het bekomen van grondenz.gedaan
door Voogd en van Wagtendonk, toegestaan, onder de voor-
melde voorwaarden en met bepalingdat de aanzegging
tot wederafstand steeds een half jaar te voren moet ge-
schieden.
Tegen hehben gestemd de heeren Prins en Makkers.
V. Is ingekomen een adres van L. Melcliers, die ver-
zoekt, dat er eene hrug over de Nieuwe haven worde
gelegd en die tevens het afstaan van grond verlangt, zon-
der echter juist op te geven het doel, waartoe die grond
strekken zou.
De Voorzitter zegt, dat dit verzoek te globaal gesteld
is. Daaruit blijkt geenszins welk voornemen de adressant
heeft. Hij stelt voordat aan den adressant worde te
kennen gegeven, dat aan het gedane verzoek, zoo als het
ligt, niet kan worden voldaan. Zoo hij den grond wenscht
te te verkrijgen om daarop te bouwen, dan moet hij eene
teekening aanbieden, opdat de Raad wete, hoe de gebou-
wen zullen worden ingerigt.
De heer Schade vereenigt zich geheel en al met het
gedane voorstel. De Raad moet niet in het onzekere ver-
keeren ten aanzien van de bestemming, die aan den aan-
vraagden grond zal worden gegeven. De vergadering moet
wetenof men er stoomwerktuigen of anderzins zou willen
bouwen die welligt minder aangenaam zouden zijn.
Het voorstel van den Voorzitter om den adressant te
kennen te geven, dat zijn verzoek te onbepaald gesteld is
en dat hij nader moet opgeven tot welk einde hij den aan
gevraagden grond verlangtwordt met algemeene stemmen
aangenomen.
VI. Aan de orde is de benoeming van eenen stads-ar-
chitect en wel uit het zestal, dat door heeren examinatoren
aan den Raad is aanbevolen.
De heer Schade vraagt, dat de vergadering, v66r dat zij
tot die benoeming overgaat, veranderd worde in eene zit-
ting met gesloten deuren.
De Voorzitter vindt nog al bezwaar tegen de inwilliging
van dat verzoek. De geheele zaak van den stads-architect
is tot hiertoe in het openhaar hehandeld. Waartoe dan
nu eene geheime zitting? Verlangt men inlichtingenmen
zal ze zoo veel mogelijk geven. Maar hij acht het be-
denkelijknadat de zaak zoo lang hangende is geweest
en de benoeming op heden bepaald ishaar thans ach
ter gesloten deuren af te doen.
De heer Schade geeft te kennen, dat hij eenige inlich
tingen van geheel persoonlijken aard verlangt. Hij vindt
die miu geschikt om in het openhaar te worden hehandeld.
Zoodra hij die zal hebben bekomenkunnen de deuren weder
geopend worden.
De heer Nolet herinnert aan art. 43 der Gemeentewet,
houdende bepaling, dat drie leden noodig zijn, om het hou-
den eener vergadering met gesloten deuren te kunnen vor-
deren.
Het daartoe strekkende voorstel de vereischte ondersteu-
ning vindende, gaat de vergadering tot eene gesloten zit
ting over.
Na eenigen tijd wordt de openbare zitting hervat en
wordt aan de orde gesteld de benoeming van eenen ge-
meente-architect.
Tot stemopnemers worden benoemd de heeren A. Knappert
en Loopuyt. Er heeft slechts eene stemming plaats. Daarbij
verkrijgt de heer P. Scholten, van Rotterdam, 12 stemmen,
en de heer W. A. Scholtenvan Purmerende1 stem.
Mitsdien is de heer P. Scholtenvan Rotterdamtot
gemeente-architect benoemd. Van de gedane keuze zal
aan den benoemde worden kennis gegevenalsmede aan
heeren examinatorenonder dankbetuiging voor de door
hen in dezen aan de gemeente bewezene diensten, en ver
zoek tot inzending hunner declaratien van honorarium en
verschot.
VH. Komt in behandeling het verzoek van het polder-
bestuur van Nieuw-Mathenesse, om het zoogenaamde Bak-
kers-haventje geheel of gedeeltclijk voor rekening der stad
te doen uitbaggeren.
De heer Vaillant zegt, dat hij zich sedert de vorige zit
ting ter stads-secretarie door inzage der stukken heeft
overtuigd dat er geene verpligting voor de stad bestaat
om dat haventje uit te diepen. Hij vereenigt zich dus
met het voorstel van Burg, en Weth., om op het gedane ver
zoek afwijzend te beschikken.
Daartoe wordt dan ook met algemeene stemmen besloten.
VIII. Wordt in behandeling gebragt de vroeger aan-
gehoudene begrooting van het polderbestuur van Nieuw-
Mathenesse over den jare 1853. Burg, en Weth. stelle_
de goedkeuring dier begrooting voor. In antwoord op
eene vraagdoor een der leden gedaanwordt den Raad
herinnerd, dat in de begrooting een post wordt uitgetrok-
ken voor de uitbaggering van het Bakkershaventjezoo dat
zij op eene afwijzende beschikking van het gedane en zoo
straks behandelde verzoek steunt. De aangebodene be
grooting wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
IX. Komt in behandeling een adres van W. Dijkstal c. s.,
die vergunning verzoekenom voor hunne in aanbouw
zijnde branderij op een stuk grond, onder Oud- en Nieuw-
Mathenesse gelegen riolen te mogen leggen en die in de
Buitenhaven te doen uitloopen, en door middel van pijpen
versch water uit die haven te mogen trekken.
De Voorzitter herhaalt hetg'eeu hij reeds vroeger gezegd
heeft, dat door de inwilliging van dergelijke verzoeken
onze eigene branderijen worden benadeeld. Men wenscht
voordeelen te bekomen voor eene branderij die buiten de
stad ligt. Dergelijke branderijen zouden alle voordeelen
der stad bekomen, maar geene daartegenoverstaande na-
deelen ondervinden en aan geene bezwaren worden on
derworpen.
De heer Schade zegtdat men reeds in eene vorig
vergadering de bedenkingen, welke de Voorzitter tegen he
verzoek heeft, heeft vernomen. Hij twijfelt er niet aan, c
al de heeren zullen er op gesteld zijn om ieder dezelfd
regten toe te kennenom een ieder op dezelfde wijs te
behandelen. Dit dien hoofde maakt hij er de vergadering
opmerkzaam opdat er reeds riolen van andere branderijen
in de Buitenhaven uitloopen. Indien men dus het nieuwe
verzoek mogt afwijzendan zou de billijklieid vorderen