volstrekt niet misgunt, dat ook daar branderijen of andere inrigtingen worden gevestigd, maar dat hij het met zijne verpligting niet kan overeenbrengen dien aanleg aan te moe- digen door dien in zekere mate te begunstigen. Zijn pligt brengt tocb mede de belangen van de ingezetenen der stad zooveel mogelijk te bevorderen. Hij heeft zich alzoo ver- pligt geacht deze zaak ter tafel van den Raad te brengen. Het komt er nu op aan te beslissen, of het verzoek moet worden toegestaan of geweigerd. Zijn gevoelen is bekend. De Raad beslisse het vraagstuk. De heer Makkers vraagt of zij die de aanvragen ge- daan hebben, zich aan de belastingen der stad niet zouden willen onderwerpen? Dan bestond er volstrekt geen be- zwaar om het verzoek toe te staan. De Voorzitter antwoordt, dat er dan een uitgebreid toezigt noodig was en dat die surveillance veel geld zou kosten. De heer Nolet verzocht dat men zich zou te binnen brengen, dat vroeger door onderscheidene personen aan vragen zijn gedaanom langs de haven verder naar de hoofdzijde fabrieken te bouwen. Dat was grond aan de gemeente behoorendemaar men vondt daartegen bezwa- ren en wees de verzoeken af. Dientengevolge vestigde men het oog op naburige ge- meenten,en bouwde aldaar. Wil men nu op de daar ge- bouwde panden bezwaren leggen die op dergelijke fabrie ken binnen de stad drukkendan vordert billijkheid en regtvaardigheiddat zij ook deelen in gerijven die de laat- sten genieten, zoo als het genot van kaaijen, verlichting, aanleg en onderhoud van stratenveiligheidenz. tot volkomene gelijkstelling zou men ze zelfs moeten vrijwaren tegen buitengewone lasten van den kant der gemeente waarin zij zijn gevestigd. Bovendien zou eene weigering geen doel treffen; men zal hulpmiddelen vinden. De weg is privaat eigendommen graaft daarin eene sleuf en het water stroomt van zelve in eenen daartoe gemaakten put, of men pompt het water uit eene daar liggende schuit over den wegenz. Het onreine water loost men in den polderdeze geeft het eenen uitloop in het Bakkershaventje en ten slotte vloeit het toch in de Buitenhaven. Op andere fabrieken welke het minder aan de zuiverheid van het water gelegen is en die zulks uit de slooten trekken zooals de stoom-pel- molen zal men geene bezwaren doen drukkenomdat de middelen daartoe ontbrekenmaar de branderijen meent men te mogen treffenen daarom zal men dezen lasten opleggen. Hij vindt dit denkbeeld niet gelukkig, en blijft daarom adviseren op het gedane verzoek gunstig te beschik- ken daar bovendien bij afwijzing de Raad zich in moei- jelijkheden zal wikkelen zonder dat zulks voordeel voor de gemeente zal opleveren. De Voorzitter merkt op dat er hier geen sprake is van iemand te dwingen, maar alleen van eigene ingezetenen en eigene inrigtingen niet te benadeelen ten behoeve van anderen, daar buiten gelegen. Uit vrijen wil heeft men zich zelven elders geetablisseerd. Onderwerpt men zich aan de bezwaren welke aan de vergunning mogten worden verbonden en adresseert men zich dan laterom ook de voordeelen van de stad te genieten, dan zou hij volstrekt niet daartegen zijn. Hij verlangt niet iemand, die zich elders gevestigd heeft, te bezwaren, maar hij wil ze niet ten koste van onze eigene ingezetenen, bevoordeelen. De heer Poortman geeft te kennen, dat het vraagstuk, nu in behandelingreeds lang een punt van overweging bij Burg, en Weth. en bij hem in het bijzonder heeft uitge- maakt. Hij ontveinst het in geenen deele, dat de beslissing zeer bezwaarlijk valt. Hij gelooftdat het doel van den voorzitter allezins is te billijken. Dat doel toch is, om geene voordeelen te verleenen aan ingezetenen buiten de stadwaardoor zij boven eigen ingezetenen kunnen wor den bevoordeeld. Het is nogtans niet te ontkennendat aan de uitvoering van het verlangen des voorzitters grobte bezwaren verbonden zijn. Op den voorgrond plaatst hij dat het beoogde doel in het algemeen op onderscheidene wijzen kan worden verijdeld en zelfs niet te bereiken is. Vele ingezetenen van Mathenesse bij voorbeeld ofschoon te dezer stede werkzaam en hun levensonderhoud verdienende, botalen niets aan de plaatselijke belasting op de huurwaarde en de accijnsen. Deze genieten alzoo reeds voordeelen bo ven onze ingezetenen. Er bestaat echter geene mogelijkheid om dat kwaad te herstellen. Men stelle ook eensdat men op het denkbeeld kwam om eene branderij in de gemeente Nieuwland op te rigten en het water uit de Noordvest te trekken. De stad zou er niets tegen kunnen doen, daar haar grondgebied slechts tot de helft van de Noordvest is beperkt. Hij gelooft tevensdat de vermeende voordee len, welke men aan de verzoekers vreest toe te kennen, ruim worden opgewogen door de bezwaren, waaraan zij zullen worden onderworpen. Zij zullen toch geene aan- spraak kunnen maken op het verkrijgen van eenen goeden strnatweg, van eene behoorlijke verlichting, van eene goede surveillance hunner eigendommen en wat dies meer zij. Dif maakt dat het voordeel, dat men hun zal toekennen, niet zoo groot is als het oppervlakkig wel schijnt. Bovendien verkrijgt de stad ook indirecte voordeelen, door de vesti- ging j van dergelijke etablissementen in hare onmiddelijke nabijheid, b. v. zakkendragersschippers en andere inge zetenen van de stad zullen daaruit voordeelen trekken. Hij gelooft dus dat de overweging der wederzijdsche bezwaren moet leiden tot de inwilliging van het verzoek. Daarbij komt nog, dat, als de gemeentewet blijft bestaan, gelijk hij hoopter dan binnen drie jaren nieuwe verordeningen moeten worden vastgesteld, waarbij de belasting, waarop de voorzitter het oog heeft, in nadere overweging moet wor den genomen. Eindelijk moeten ernaar zijn oordeelgeene bezwaren aan de verzoekers worden opgelegdomdat als men bezwaren oplegt, dan de billijkheid vordert, dat men ook de daartegenover staande voordeelen toekenneen dan zouden ligt de nadeelen voor deze gemeente door de voor deelen kunnen worden overtroffen. De heer Prins vraagt inlichting nopens de ligging van het op te rigten etablissement. De Voorzitter antwoordtdat het even als de reeds ge- bouwde pakhuizen vlak aan het gebied der stad zal grenzen. De heer Vaittant gelooft, dat als men het verzoek, zoo als het ligt, afwees of het toestond onder voorwaarde van betaling eener recognitie men de verzoekers toch niet zou kunnen beletten aan hun voornemen gevolg te geven, zon der betaling dier recognitie. Niemand zal toch kunnen verhinderen, dat men uit de haven water schept. En als men nu een, twee of tien emmers water schept, dan mag men daarmede ook voortgaan en zoo veel scheppen als men behoeft. Aan eigene branderijenaan eigene ingezetenen heeft men dergelijke verzoeken niet kunnen weigeren. Kan het scheppen van water of het uitloopen van vuil water dus niet worden belet, dan wenscht hij ook dat het ge dane verzoek zonder aarzeling roijaal worde toegestaan. De Voorzitter meent dat als de haven eigendom van de stad ismen dan ook mag weigeren en beletten er water uit te scheppen of vuil water er in te werpen. Zoo men dit niet mogt doenzou men over den eigendom der stad niet kunnen beschikken. De heer Vaillant houdt het daarvoor, dat de haven eigen dom van de gemeente is, maar dat het water, dat zich daarin bevindtpubliek eigendom is. Hij vraagt het op zijne beurt of het mogelijk zijn zou, dat men het scheppen van water uit de Maas aan iemand zou kunnen beletten. Dit is algemeen eigendom. De Voorzitter erkentdat het een moeijelijk punt ismaar meent toch, dat men de vrije beschikking over zijn eigen dom heeft. De heer Makkers gelooft nietdat de stad verpligt is water te ontvangen van andere gemeenten. Vroeger is het zelfs aan deze gemeente belet haar water naar elders te doen uitloopen. Zij werd genoodzaakt tot dat einde eene recognitie te betalen. Een der leden herinnert dat dit niet geldt het Bakkers haventje weswege een contract bestaatdat men gehou- den is na te leven. De heer Schade wenscht gaarne te weten, of, als het verzoek van Dijkstal wordt afgewezendan de vergunning aan Rozestraten verleend zal worden ingetrokken. Blijft toch deze laatste in stand, dan dient ook het verzoek van Dijkstal te worden ingewilligd. De Voorzitter zegtdat het natuurlijk is datzoo men den een weigertmen dan ook de vergunning aan anderen gegeven moet intrekken. Dat vordert de billijkheiddoch dit komt eerst later te pas. Hij, Voorzitter, stelt thans bepaalde- lijk voor het gedane verzoek af te wijzenmaar aan de adressanten te kennen te gevendat zij zich nader tot den Raad kunnen wendenzoo zij zich bereid verklaren eene te bepalen retributie te voldoenwaardoor zij aan gelijke lasten als de branderijen, in de stad gelegen, wor den onderworpen. Met eene meerderheid van 10 tegen 3 stemmen wordt dat voorstel verworpen. Voor de heeren Makkers, Maas en de Voorzitter. Tegen de heeren BeukersSchade, Prins, A. Knappert, Vaillant, Nolet, Poortman, Verlouw, L. Knappert en Loopuyt. Ten gevolge van de verwerping van dit voorstel wordt nu in omvraag gebragt de vraag, of het door Dijkstal gedane verzoek zal worden ingewilligd. Met eene meerderheid van 11 tegen 2 stemmen wordt die vraag toestemmend beantwoordt. Tegen hebben gestemd de heeren Makkers en de Voorzitter- Niets meer aan de orde van den dag zijndezoo wordt de vergadering gescheiden. Gedrukt bij H. A. M. KOELANTS, te Schiedam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 7