Buitenlandsch Overzigt. HOOFDSTIK \I DER GRONDWET. Iredtm ontler de nieuwe titels die linn gegeveii zijn in lift kerkge- nootscliap, waartoe zij behooren, en zoodanig als die zulleu geoor- loofd worden bij dc wetvoor de burgerlijke betrekkingendie noodwendig tusschen den Stant en de onderscheiden kerkgenoot- schappen bestaan." Dnarna wordt gewaagd van den inliond der afgelegde of af ta leggen eedende hoop uitgedrukt dat nopons de afgelegdedie tot bczwaar aanleiding kunnen gevende H. Vader met wijsheid tus schen beido kome; gesproken van de zetcls der kerkvoogden, waar- omtrent de H. Vader zelve van den aanvang af zekere ruiinte lieeft overgeiaten, „ingeval die kerkvoogdendoor redenen van behoed- zaarnheid geleid, het raadzamer mogten oordeelcn die verblijfplaats voorloopig elders, dan in den hoofdzetel te vestigen. De Koning der Nederlanden vleit zich, dit als een bewijs tc mogen aanmer- ken, dat het Hof van Itomo de gcvaren niet iniekent, welke de handhaving van ordc en rnst in de hier bedoelde steden (Utrecht en Haarlem) zou kunnen loopen. De Pauselijke Regering (zoo wordt ten slotte gezegd) lieeft in hare nota doen verklaren, dat zij tot gewoonte heeft aangenomen zoo veel doenlijk do zaken naar de behoeften van tijden cn plaat- sen te rcgeien. Die gedragslijn, de Regering van den Koning der Ned ilandon kail daaraan niet twijfelen zal den H. Vader er toe bewegen, bepaaldelijk verandering te brengenin hetgeen Z. H. zelve reeds door zijn voormeld besluit nopens de verblijfplaats, be- wezen heeft, dat werkelijk door de behoefte van tijden en plaatsen wordc vereischt." In de afgeloopene week hebhen de verkiezingen der leden voor de Eerste Kamer der Staten-Goneraal plaats gehad. De lueeste aftredendc leden zijn herkozen. In Gelderlaud is de baron van Goltstein van Oidenaller gekozen in plaats van den lieer van Lidth de Jeude, die verzoeht had niet in aanmerking te komen. De Oostersche zaken hebben iets vredelievender aanzien. Den 14 dezer heeft de heer d'Israeli in liet Engelsche La- gerhuis weder inlicbtingen deswege gevraagd. Lord J. Rus sell heeft daarop geantwoord, dat hij niet geloofde, dat de Russisclie regering het tot eene voorwaarde tot ontrui- raing van de Vorstendommen gemaakt had, dat de drang der vereenigde vloten in de Turksche wateren zou ophou- den," De minister achtte zich geregtigd tot die meening, niet alleen na de aandachtige lezing van het jongst bekend gemaakte Russische staatsstuk, maar omdat hij niet zou kunnen begrijpen, dat zoo verschillende zaken als de be- zetting van de Vorstendommen en de verschijning van de vereenigde vloten in de Turksche wateren op gelijke lijn zou kunnen worden gesteld: die vloten waren toch in de wateren van een bondgenoot en aldaar niet versclienen om eenigen invlocd op dien bondgenoot uit te oefenen, maar alleen om gereed te zijn, in geval hij zich geregtigd mogt oordeelen den bijstand zijner bondgenooten in te roepen. ter zake van den inval op zijn grondgebied. De minister geloofde niet, dat een staatsman van zoo veel ondervin- ding en doorzigt als graaf van Nesselrode in de werkelijke bezetting van de Vorstendommen door Rusland en de ver schijning van dc vereenigde vloten in de Turksche wateren eenige gelijklieid van stelling zou kunnen ontdekken. Maar hoe het zijde heer d'Israeli was in eene dwaling vervallen met te onderstellendat de ouderhandelingen over de Oos tersche zaak als 't ware gestuit waren. Iutegendeel, zoowel de Fransche als de Engelsche regeringen hebben geoordeeld, dat er voorstellen konden worden gedaan, welke evenzeer door Rusland als door Turkije konden worden aangenomen en bijgevolg van eenen aard waren om deze ongelukkige zaak op eene vredelievendo wijze te beeindig^n. Of die hoop al dan niet verwezenlijkt zou wordenkan niet terstond worden gezegd; er raoest eenigen tijd verloopen, alvorens men uit St. Petersburg vernemen konhoe men aldaar zou denken over eene of andere reg'eling, welke Engeland, Frankrijk en Oostenrijk zouden goedkeuren. In dezen staat van zaken meende de minister, dat het niet wenschelijk ware beraadslagingen over de zaak zelve uit te lokken. Het schijnt dat het Britsch bestuur vooral hevreesd was, welken weg Oostenrijk nopens de Russisch- Turksche zaak zou inslaan. De Times van den 1 1 dezer heeft een breedvoerig betoog, waarin vooreerst gezegd wordt, dat het nog niet duidelijk wasaan welke zijde Oostenrijk zich scharen zouin geval de zaken tot een uiterste mog ten komen: en ten anderen betoogd, dat het Oostenrijksch belang medo brengt, zich aan de zijde der Westersche mo- gendheden te houden. Wei was dat rijk aan Rusland ver- pligt wegens dc tusschenkomst in 1849, maar de erkente- telijkheid mogt niet te verre gaan, in opoffering van zelf- standigheid ontaarden. En nu zou Oostenrijk Rusland in ontwerpen tot verovering, of wat van dien aard bedoeld mogt. zijn, niet kunnen steunen zonder gevaar te loopen Italie te verliezen, en Duitscbland tegen zich in het har- nas tejagen, hetwelk aan de Russische belangen in dezen vreemd, ja daartegen gekant is. Volgens sommigen had Frankrijk na de jongste Russi sche circulairo aanvankelijk eene oorlogzuchtige stemming doen blijken, en zou de Engelsche regering het noodzake- lijk hebben geacht die te temperen. Althans uit Parijs wordt aan den Times geschreven, dat de Fransche rege ring op de vraag of de tijd voor eene ernstige demonstra te tlians niet zou gekomen zijn, uit Londen ten antwood zou hebben bekomendat eerst de uitslag eener laatste po- ging tot schikking behoorde te worden afgewacht. Den 15 verzekerde men te Londen, dat de aanneming voor de door de Fransche en Britsche regering gedane voor stellen tot minnelijke vereffening van het meergemelde ver- schil als zeker kan worden beschouvvd. De Porte zou de nota onderschrijvenwaarvan de tee- kening door Rusland wordt gevorderd, hetwelk dan hierop met een nota zou antwoordenwaarin ten stelligste zou verklaard wordendat bij Rusland geenerlei denkbeeld be- staat tot aanranding van de souvereineteits-regten van den Sultan. De eenige moeijelijkheid vindt men nog in de aanwe- zigheid van de Engelsche en Fransche vloten in de Turk sche wateren, doch zij wordt niet als onoverkomelijk be- schouwd. De prijzen der fondsen zijn bij deze gunstiger wending van zaken gestegen. Uit Britsch-Indie verneemt men, dat de onderhandelin- gen met de Birmannen zijn afgebroken en men spoedig de hervatting van de vijandelijkheden kon verwachten. (iXGEZO.VDEV.) Bij N°. 27 van dit Weekblnd is een afdruk gevoegd geweest van de Memorie van Toelicliting tot het ontwerp van bovengemeld Hoot'dstnk, ten cinde de zin en strekking daarvan juist te doen kennen. Om die zin en strekking boven alien redelijken twijfel te verheffenverzoeken we thans nog een plaats voor de rcdevoerin- gen bij de behandeling van dat ontwerp gehouden door de toen tijdelijkelater bepaaldelijk aangesteldeministers voor de zaken der Hervormde en andere eerediensten(Mr. S. Baron van Heem- stra, tegenwoordig commissaris des konings in de provineie Utrecht), en voor de zaken der Roomsch-Kaiholijkc eeredienst (Mr. L. A. Lightenvelt, tlians weder aan het hoofd van hetzelfde departenieut). Die van eerstgenoemden luidde als volgt: iiEdel Mogende Heeren Vele waren de onderwerpendie in de laatste dagen I. Edel Mogenden bezig hieldenbelangrijk waren ze van aard, en alio betroffen de grondslagenwaarop het staats- gebouw in Nederland moet worden opgetrokken. Maar geen van die onderwerpen is zoo belangrijkgeen is van zoo teederen aard als dat, hetwelk heden uwe aandacht bezig liondt: de godsdienst. De godsdiensthet uitvloeisel der betrekking tu3schen den sterveling en het Hoogste Hei- ligste Wezen; ze ontspruit uit een gevoel van diepe afhan- kelijkheid, ze huisvest in het hart, ze voert tot God orn- lioog. Deze waren de denkbeelden der Regeringtoen ze in de memorie van toelichting tot dit wets-ontwerp de volgende woorden ter neder schreef: De betrekking van den mensch tot het Opperwezen zijn geloof in en zijn vertrouwen op hetzelvede behoel'te, om.als alles ontvalt, zijnen troost in de godsdienst te zoe- kende vormenwaarin elk in gemoede meentdat het Opperwezen zich geopenbaard heeft of nog openbaart, dat alles is zoo eerbiedwaardigzoo heiligdat geene regering daarin eene roekelooze hand mag slaan, maar dat zij zich, ieders vrijheid zoo veel mogelijk ontziende, tot matiging en beteugeling moet bepalen, opdat de openbare rust en orde niet gestoord worden." Ziedaar de denkoeolden der Regering, die dit geheele ontwerp beheerschen; ziedaar het standpunt, waarop zij zich te dezen aanzien heeft ge- plaatst. Neen, geen Kerk buiten den Staat, geen Kerk, die den Staat beheerscht, maar de Staat, orde en veilig- heid handliavendeieders regten en in het algemeenen in het bijzonder verdedigendede Staat ook de Kerk, die zich in hem beweegt, bescliermende, cn aan ieder het regt verzekerendeom God te aanbidden naar de inspraak van zijn hart. Dat regt is geen regt, hetwelk deze Grond- wet zal geven of scheppenik zeg liet een spreker uit deze stadna: dat regt is een regt van hoogeren oorsprongdeze Grondwet zal dat regt niet geven, zij zal het alleen er- kennen, en zulks is noodig, omdat dit regt niet altijd ge- eerbiedigd is geweest. Twee vragen zal ik mij al dadelijk ter beantwoording voorstellen 1°. Waarom is het noodig, dat dit regt in de Grond wet worde erkend? 2°. Waarom moet dit regt alzoo worden omschreven i Waarom is het noodig, dat dit regt in de Grondwet worde erkend? Edel Mogende Heeren, wanneer wij de geschiedenis van Nederland nagaandan bevinden wijdat dit regt niet altijd geeerbiedigd is geworden. Er is hier een tijd geweest van bloed-plakaten en inquisitie-vuren, maar toen werd de strijd tegen Spanje en Rome gevoerd, niet uitsluitend ten behoeve van eene protestantsche kerk maar voor de vrijheid en de onafhankelijkheid van het ge-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 6