NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD
VOOR SCHIEDAM, VLAAROINGEiV, MAASSLUIS, ROZiNBGRG, RRIELLE EN HELLEVOETSLIJIS.
Woeusdag, 20 Julij.
H. A. M. ROELANTS,
Bij dit Nommer wordt gratis een Bijvoegsel uitgegeven.
TOEZIGT OP DE OXDERSCHEIDENE KERKGE
NOOTSCHAPPEN.
DE MAASBODE
Dit Blad verschijnt geregeld alle Woeiisda-
gen. De prijs is per drie maanden voor Schiedam
f-.75, voor VlaardingenMaassluisRozenburg
BrielleHellevoelsluis f -.90. Voor alle andere
steden franco per post f 1.05. Alle Boekhan-
delaren en Postkantoren nemen bestellingen aan.
UITGAYE VAN
TE SCHIEDAM.
De prijs der Advertentien, is van 1-6 regels
f-.60, behalve 35 Cents zegelregt voor hetllijk.
Alle regels daarenboven 10 Cents. Kapitale
letters of vignetten betalen naar de plants dis
zij innemen. Alle advertentien moeten Dings-
dag vdbr een uur ter drukkerij te Schiedam zjjn.
KorrespondenteaJ. A. KAWGIESSERte Vlaardingen; Wed. 6. van der WEIJDEA, te Maassluis; 11. G. van STEEDEtite lleilevoetsluis.
Abonnementen worden mede aagenomeu bij M. Schooneveld k in.te Amsterdam; Gebr. Rendriksente Rotterdam, enverder bij alle Boekhaudelaars en Postdirectenren.
In ons vorig n°. gaven wij ons gevoelen te kennen, dat
art. 169 der Grondwet wel degelijk medebrengt, dat er
wetten kunnen worden vastgesteld ten aanzien van het
zesde hoofdstuk der Grondwet handelende van de Gods-
dienst. Wij deden daarbij nitkomen, dat de wet van
18 Germinal, an X, ook voor een deel des Rijks be-
staat. Wij toonden aan, dat het wenschelijk was, dat er
eene wet wierd vastgesteld, om de beginselen in toepassing
te brengen, die geworteld zijn in het bedoelde zesde hoofd
stuk. De ondervinding had toch bewezen, dat er bij alle
kerkgenootschappenzonder onderscheid, bozwaren zijn ont-
staan ten aanzien van hunne houding tot de Regering en
die hun oorsprong te danken bebben aan liet gemis van
vaste wettelijke regels. Het wets-ontwerpdat de Rege
ring aan de Tweede Kamer lieeft aangeboden, ontmoet van
vele zijden heftige tegenkanting. Men noemt het eene in-
breuk, eene vernietiging van de vrijheid van Godsdienst.
De Grondwet wordt daardoor, zoo men zegt, verbroken
en geschonden. Zelfs in een der dagbladen werd te kennen
gegevendat geene enkele der bepalingen van het ontwerp
het minste onderzoek kail doorstaan. Toen wij die hevige
aanvallen lazenvroegen wij ons zelven af, of men dan eens-
klaps alles vergeten had wat er sedert ruim drie maanden
nopens de godsdienstige aangelegenheden in Nederland was
voorgevallen Denkt men er niet tnoer aanhoe het groot-
ste deel der bevolking ontevreden, ja misnoegd werd over
de wijze van invoering eener kerkelijke organisatie, zonder
voorafgaand overleg met en zonder voorafgaande mededee-
ling aan de Regering? Was het gevolg daarvan niet
de val van het vorige Ministerie en de ontbinding der
Tweede Kamer? Heeft de bevolking door het uitsluiten
van vele afgevaardigden niet bewezen, dat het haar ern-
stig verlangen wasdat de Regering nopens dit teeder on-
derwerp eenen eenigzins anderen weg, dan hare voorgang-
ster, zou volgen? Was het Ministerie alzoo niet verpligt
eenigen maatregel te nemen en eenig voorstel te doen
Lag dit niet in zijn programma? Werd dit niet in de
Troonrede aangekondigd Van waar dan die buitengewone
heftigheid van den aanval Zoo men mogt meenendat
men daardoor winnen zal, men zou zich, naar wij vree-
zen, ligt kunnen bedriegen. Immers, zoo het gesehil we-
der op godsdienstig terrein werd overgebragt, zoo de harts-
togten wederom werden opgewekt, de kalme beoordeeling
van het wets-ontwerp zou verloren gaan en de aanneming
daarvan zou aan geen twijfel onderhevig zijn. Wij achten
echter de voordragt van te gewigtigen aard, dan dat wij
een oogenblik zouden wenschendat hare goedkeuring plaats
vond zonder rijp overleg en zonder naauwgezette beoor
deeling. Uit dien hoofde achten wij het pligt, den tegen-
standers dringend aan te bevelen alle heftigheid ter zijde
te stellen en zich tot eene gematigde beschouwing van de
voordragt te bepalen.
Vragen we ons nu af,' of het wetsontwerp, zoo als het
is aangebodenaan onze verwachtingen voldoet en ons aan-
nemelijk toeschijnt, dan mogen wij daarop geen toestem-
mend antwoord geven. Wij hadden toch verwacht, dat in
deze voordragt vaste regelen zouden zijn gesteldwaarop
de verhouding tusschen de kerkgenootschappen en den Staat
zou worden gevestigd. Wij hadden gehoord, dat daardoor
de bezwaren zouden worden voorgekomen, die de organi
satie van al de kerkgenootschappen telkenmale heeft doen
ontstaan. Het komt ons voordat dit ook in de bedoeling
lag van den heer Godefroiwiens gevoelen wij in dit op-
zigt in ons vorig n°. hebben bijgebragt. Voldoet de voor
dragt te dien aanzien alzoo niet aan onze gegronde of on-
gegronde verwachting, wat zij behelst is in sommige op-
zigten zoo onaannemelijk niet, als men het heeft voorge-
steld. Zelfs komen er zeer doelmatige bepalingen in voor.
Maar bij de lezing van al hetgeen over het ontwerp is ge-
schreven en bij herlezing van deszelfs inhoudontstond bij
ons de vrees, dat de voordragt, een gevolg van hetgeen in
den laatsten tijd is voorgevallen, later tot een wapen zou
kunnen strekken voor toekomstige ministeriendat gevaar-
iijk voor alle gezindheden zou kunnen zijn. Die vrees is
ons bij de kalme beoordeeling van het ontwerp steeds bij-
"gebleven. Wij zijn dadelijk op art. 1 afgestuit, waarbij
wel aan alle kerkgenootschappen volkomene vrijheid wordt
gelaten, om zich te organiseren, doch waarbij tevens vol-
ledige kennisgeving gevorderd en de verpligting wordt
opgelegd goedkeuring te vragen op zoodanige bepalingen,
waarvan de uitvoering niet zonder medewerking van het staals.
gezag kan plaats hebben. Dat zijn geene vaste regelen, maar
dat iseene algemeene bepalingvoor allerlei uitlegging vat-
baar, die inderdaad beduchtlieid moest doen ontstaan. Wij
zien niet inwaarom de eedbij art. 2 voorgeschreven
niet van algemeenen aard zou worden gemaakt. Dit zou
onzes bedunkens veel voorzigtiger ziju. Sommige bepalin
gen zouden zeer goed uit het ontwerp gemist kunnen wor
den, gelijk bijv. art. 4 en 5. De noodzakelijkheid daar
van is naar ons oordeel tot dusverre niet voldin-
gend bewezen. Art. 6 is een uitvloeisel van de gebeur-
tenissen der laatste maanden. De goedkeuring van de ves-
tiging van zetels, die daarbij gevorderd wordt, levert ons
geen groot bezwaar op. Wat echter de tweede bepaling,
daarin voorkomende, betreft, is het de vraag, of de wet-
geving de bevoegdheid heeft eene terugwerkende kracht aan
de eerste bepaling te geven? Zoo het eene waarheid is,
dat men geen regt had zonder goedkeuring des Konings da
organisatie in te voeren, dan kan er van terugwerkende
kracht geen sprake zijn. Aan verkregene regten mag geene
terugwerkende kracht worden gegeven. Dat is het alge
meene beginsel, dat bij de wetgeving op den voorgrond
staat. Maar bestond er geen regt, heeft men iets gedaan,
dat men niet mogt doen, dan mag de wet zeker aan de
onwettige handeling een einde maken. Wij worden in dat
oordeel bevestigd door hetgeen wij in een der bladen, die
de voordragt hebben bestreden, op dat artikel aangetee-
kend vindendat is namelijk dat de Regering wel degelijk
mag overwegen, of de gemaakte veranderingen in de ker
kelijke organisatie van dien aard zijn, dat het in working
brengen derzelva niet kan worden toegelatenop grond
<5f van strijd met de Grondwet6f van stoornis van de
rust en de veiligheid van den Staat. Qp-act, 7 (het ge-
waad van de bedienaren der openbtyegoit^BuS
wij teregt de aanmerking gelezenhoe Tat
passing zal kunnen gebragt wordifiCd^
heden, bij liet bezoeken van hosen
aukea;