Bijvoegsel tot N°. 32 van „I>I2 MAASBODIi."
Daar, waar spraku is van godsdienstige vrijheid en ver-
draagzaamheiddaar ben ik als ik bet zoo zeggen mag
op een voor mij geliefkoosd terrein. Diegenen onder U
Edel Mogenden bij welke ik de eer heb persoonlijk bo-
kend te zijn, kitnnen liet weten maar ook mijn publiek
en ambtelijk leven kan van mijne verdraagzaamheid ge-
tuigen.
Nimmer heb ik als advokaat-generaal bij den Hoogen
Raad eene conclusie tegen afgescheidenen willen nemen. Ik
eerbiedigde de regts-opvatting van anderen, maar eene cor-
rectionnele vervolging tegen eene rustige godsdienstige ver-
eeniging scheen mij steeds toe een belagchelijk onding te
zijn. En waartoe hebben deze vervolgingen gediend Om
het getal der afgescheidenen te vermeerderen.
Wil men eene godsdienstige meeningdie mishaagt of
die men afkeurtbelemmeren of onderdrukkendaartoe
zijn slechts twee middelen, namelijk: deportatie of verdelging
Geen dezer middelen zal, zoo ik vertrouwbijval bij Ne-
derlands vertegenwoordigers vinden.
Voor den verstandigenonpartijdigen en verdraagzamen man
verdedigt zich het tegenwoordig ontwerp van zelf. Wan-
neer het eenmaal wet is gewordendan eerst zal men in
Nederland met voile waarheid kunnen zejrsrenhet riik
der onverdraagzaamheid is voorbij.
De memorie van toelichting en de antwoorden de Re-
gering betrekkelijk dit wets-ontwerp hebben de grondslagen,
de beginselen en het docl van het voorgedragene zoo dui-
delijk kenbaar gemaakt en voor den onbevooroordeelde zoo
volkomen geregtvaardigddat het tijdverlies mag gerekend
worden hetzelve nader stelselmatig te ontwikkelen en te
verdedigen; vooral terwijl de wederlegging van den inhoud
dier stukken hier door niemand is gehoord. De Regerin<>-
heeflt zich daarbij op het ware standpunt des wetgevers
geplaatst, dat is, verheven boven alle partijzucht en baat-
zuchtige kuiperijen of kleingeestige inzigten.
Wars van onverdraagzaamheid, heeft zij in alle bewo-
ners van het vrije Nederland slechts kinderen van edne
mocderslecht onderdanen van ecinen Honing willen zien.
Zij wenschte jegens alien regtvaardig te zijn, en daarom
moest zij aan alien eene gelijke godsdienstige vrijheid sclien-
kenmet eene gelijke bescherming tegen wanorde en over-
treding der strafwetwaardoor of de maatschappijof
hare leden zouden kunnen nadeel lijden.
Zij verlangt, dat het land der vrijheid ook het land der
verdraagzaamheid zij, overtuigd, dat verdraagzaamheid een-
heiden eenheid kracht aan een volk geeft.
Indachtig aan den regel, dat de wetten de zeden vormen,
lieeelt de Regering door eene wet van verdraagzaamheid
verdraagzame zeden in Nederland willen bevorderen.
Ik zeg opzettelijk bevorderenwant die zeden zijn aanwezig.
Dus is het gevoelen verwerpelijk van hen, die beweren
dat bij het Nederlandsche volk geene. verdraagzaamheid
zou heerschen. Die vlek zou onverdiend op ons land kle-
ven. NeenEdel Mogende Heerenik stem niet in met
den vertegenwoordiger uit Gelderland, dat de massa on-
verdraagzaam is.
Ik weet wel, er zijn onverdraagzame katholijken, er zijn
onverdraagzamo protestantener zijn overdrevene, onver-
standige ijveraarszelfs onder de leeraren der beide gezind-
heden. Laten wij hen beklagen en hun beterscliap toe-
wenschen. Zij behooren noch tot het verlichte, tocli tot
het vrijzinnige deel der Natie.
Het volk van Nederland zoude onverdraagzaam zijn! Ik
mag het tegendeel bewerenop grond van eigen onder-
vinding.
Door mijne tegenwoordige ambtsbetrekking ben ik dage-
lijksch in aaraking met katholijke geestelijken van hooge-
ren on lageren rangen wat ontmoet ik bij hen Vast-
houdenheid voorzeker aan de godsdienstleergehechtheid
aan kerkelijke tucht en instellingenmaar tevens ookalge-
meene zucht tot inaatschappelijke verbroedering en toona-
dering. Ziedaar wat ik mot waarheid, als man van eer,
kan getuigen.
En wat zal ik van de protestantsche leeraren zeggen?...
Ik heb nog onlangs het genoegen gehadmij gednrende ge-
ruimen tijd met de leden van de Algemeene Synode der
Nederlandsche Ilervormde Kerk te kunnen onderhouden.
Bij hen heb ik niets anders ontmoet kan blijken van wel-
willendheidgeone andere taal gehoord dan die der ver
draagzaamheidgeene andere zucht bespaurd, dan tot maat-
schappelijke toenadering en verbroedering tusschen protes
tanten en katholijken in Nederland.
Indien er dan hier en daar onverdraagzamen bestaan,
zoo is het tijd, dat de wet hen tot verdraagzaamheid buige;
zachtere zeden en mildere begrippen, uit vrijzinnige grond-
wets-bepalingen geboren zullen dan later hunne genezing
voltooijen.
Men heeft hier gezegd de katholijke kerk is onverdraag
zaam uit den aarduit de kracht van haar begin,<elvan
hare leer. Iloezeer het hier de plaats niet is, om dit tee-
der punt, hetwelk in eene kerkvergadering te huis behoort,
te behandelenmoot ik echter bij die tegenwerping stilstaan
omdat zij tegen het in discussie zijride ontwerp is aange-
voerd. Trouwens, het is eene waarheid, dat de katholijke
kerk uitsluitend in hare leer is maar het is niet minder
waardat dit haar niet beletom maatschappelijk verdraag-
znani te zijn. Iedere vaste en stellige overtuiging is uit
sluitend. Ilet bewijs daarvan behoeft men niet uit kanon-
nieke gronden te putten, men kan daartoe den regtsregel
bezigen, die inhoudtprobatio est exclusio veritales rei con-
trariae. Edoch de katholijke kerk is niet zoo uitsluitend
als men haar afschildert. Dit zou ik kunnen bewijzen uit
hare leerstellige beslissingenuit de gevoelens harer meest
beroemde leeraren; maar ik wil mij slechts bepalen, om
hier de getuigenis in te roepen van eenen bekenden protes-
tantschen schrijver en vrijzinnigen staatsman: Benjamin* Con
stant, die, in het Ilde deel van zijn werk, getiteld: De
la Religion considered dans sa sourceses formes et ses de-
veloppementsbladz. 351 en 355 (Brusselsche uitgave), dit
punt staaft en daaruit het volgende besluit trekt:
»Nous nou< plaisont a le reConnaltre, dans notre esprit
<!o juslice et dans notre ddsir d'une fraternite toldrante
is la religion catholique ne calommie pas la providence, elle ne
fait point peser un epouvantable anatlieme sur co quelle ne
»peut qualifer que de malheur involontaire. C'est a tort
i. qu'on a interprdte de la sorte l'axiome trnp fameux
ii Hors de l'e'glise point de salut."
Is het noodig dat ikna al hetgeen bereids voor en
tegen het placet gezegd isover dat zoogenaamde regt nog
verder ga uitweiden? Ik meen te kunnen volstaan met
op te merken, dat de memorie van toelichting het nutte-
looze, ja het schadelijke van zoodanig regt in handen der
Regering voldingend heeft aangetoondzonder dat de daarbij
aangevoerde gronden zijn wedersproken.
Het is thans niet meer de vraagwat vroegev regtens
was en wat onder de nog bestaande Grondwet, of bij het
van kracht zijn der wet van den 18den Germinal an X
regtens zou kunnen wezen.
Immers, men mag niet uit het oog verliezen dat wij
thans niet staan op het gebicd der geschreven wetmaar
op het meer ruime veld der beoordeeling eener te ontwer-
pen Grondwet. Non de jure de constituto, sed de jure con-
stituendo.
Men zegge derhalve niet met eenen spreker uit Noord-
Holland, dat eene soortgelijke wet verleden jaar verworpen
is; want toen goldt het eene te maken strafwetgeving
waarvan thans geene sprake is. De vraag kan dus alleen
deze zijn is het staatkundig en voorzigtig, dit regt van
placet te liandhaven, dan wel het te laten varen?
De Regering heeft gemeend het regt van inmenging in
in de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene
kerkgenootschappen te moeten laten varen. Zij heeft tot
de afschaffing daarvan beslotenomdat zij overtuigd is
dat het slechts een deukbeeldig een onvruchtbaareen dor
regt is, dat de Regering noch waardigheid, noch kracht
bijzet, en waarvan de uitoefening en toepasssing van eenen
anderen kant altijd kan worden ontdoken.
Tijdens de verceniging met Belgie, heeft de Regering dit
regt meermalenuit eigen bewegingen zonder dat het placet
op uilgevaardigde pauselijke bullen door de geestelijken ge-
vraagd werd, toegepast. In 182G oordeelde zij, ongevraagd,
het non placet op zekere bullen te moeten uitsprekenen
nog voor dat de overweging daaromtrent afgeloopen was
plaatste de Staats-Gourant van 25 Mei dat stuk in deszelfs
geheel, en gaf het, even als zoo vele andere dag- en tijd-
schriftenaan ieder te lezen.
De handhaving van het regt van placet zou een groot
gedeelte der Natie op het gevoeligst kwetsen en de Rege
ring niets baten. Ik druk niet op de woorden een groot
gedeelte der Natie, vermits de getalsterkte niets kan af-
doenwant al gold het slechts een uiterst gering deel
dan nog zoude het regt hetzelfde moeten blijven.
Een redenaar uit Noord-Holland heeft gezegddat de
afschaffing van het regt van placet aanleiding zou geven
tot misnoegen van een ander groot deel der Natie. Maar,
Edel Mogende Heeren ik vraag het met vertrouwen
waarop zou dat misnoegen gegrond zijn? De regten van
dat deel zullen tochbij het laten varen van het regt van
placet, zich evenmin verkort zien als deszelfs vrijheid van
godsdienst er door zou verminderenzoodat het vragen
van preventive maatrogelen in deze geene andere strekking
kan hebben, dan om, gelijk in de memorie van toelichting
is aangemerkt, aan het eene deel een last, eene beteuge-
ling op te leggen, welke het andere deel voor zich zou
verworpen.
Het placet is nntte! eene kwelling,