Binnenlandsch Overzigt. Buitenlandsch Overzigt. het ontwerp zal dan ook, naar wij ons vleijeneen oinde maken aan de spanning en onrust, die sedert eenige maan- den in ons Yaderland hebben geheerscht en die door vrien- den van orde en vrijlieid met bekommering werden gade- geslagen. Men ontveinze bet zich toch niet (de minister lieeft het zeer juist in het geheugen teruggeroepen) dat er eene talrijke en krachtige partij in den lande was die de ongelukkig ontstane beweging zou hebben willen bezigen, om het gebouw, in 1848 met zoo veel moeite en met zoo veel beleid opgetrokkenaf te breken. De pogitigen van die partij zijn gelukkig door de goedkeuring van het ont werp verijdeld. De voorstanders van dezen maatregel hou- den het dus daarvoordat zijdoor de voordragt te on- dersteunen, krachtig hebben bijgedragen, om de staatkundige instellingenin 1848 gevestigd, te behouden. Nu de wet aangenomen is, hopen wij met den heer van Voorst, dat de geheele Nederlandsche Natie toonen zal, dat zij weet, dat de ware vrijheid in de gehoorzaamheid aan de wetten gelegen is. Ook de heer Cremers heeft in de Eerste Ea rner verklaarddat zoodra de wet heeft beslistmen die be- hoort te eerbiedigen en men haar dient te gehoorzamen. Het Ilandelsbladde Nieuwe Rotter datnsche 5Courant en het Journal du Limbourg hebben dan ook getoonddat zij dien pligt kennenen hebben op die wijs (om ons weder van de woorden van den heer van Voorst te bedienen) mede- gewerkt, om de laatste sporen te doen verdwijnen der ge- beurtenissen welke zoo veel zorg en onrust hebben doen en ontstaan. En, wat nu de uitvoering der wet aangaatvan den aanvang af hebben wij het vertrouwen aan den dag ge- legddat er door de Regering daarvan geen misbruik zal worden gemaakt. Dat vertrouwen werd bevestigd door de woorden van de Ministers van Buitenlandsche Zaken en van Justitiehet werd bevestigd door hetgeen de Mi nister Lightenvelt verklaardedathoezeer hij tegen de wet gestemd was, hij, wierd ze aangenomen, tot hare uit voering in eenen mildendat is in eenen verdraagzamen zinzou medewerken. Dat vertrouwen is eindelijk ver- sterkt door de sluitings-rede van de buitengewone zitting der Staten-Generaalwaarin de Regering de hoop te ken nen geeftdat de meergemelde wetin hare ware beteeke- nift opgevat en in milden zin ten uitvoer gelegdstrekken zal tot bevordering der eensgezindheid in den Staat, zonder welke goene betere toekomstgeen volks-welvaart voor Nederland is te wachten. Wij nemen afscheid van deze wet in de hoopdat die wensch der Regering moge worden bewaarheid en dat alzoo al hetgeen er in den aanvang van dit jaar moge ge- beurd zijn, door deze wet moge worden uitgewischt, ten einde Nederland steeds blijve het land van ware vrijheid en van godsdienstige verdraagzaamheid. Do Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft Dingsdag, den G de zer, na eenige beraadslaging, aangenomen: 1°.) het ontwerp van wet nopens de sluiting van het kanaal van St. Andries (met 27 tegen 10 stemmen); 2°.) dat tot dnnrzame regeling van het bcheer der gelden wegens verstrekkingen (met 28 tegen 9 stemmen); en 3°.) dat tot wijziging van het tarief van in- en uitgaande regten (met algemeenc stemmen). Woensdag 7, en Donderdag 8 dezer, heeft zij beraadslaagd over het wets-ontwerp tot regeling van het staats- toezigt op de onderscheidenc kerkgenootsehappen. Die discussien, elders reeds breedvoerig medegedeeld, zijn geopend met het hou- den eener reden door den Minister voor de Zaken der It. K. Eerc- dienst, den heer Lightevelddie in de residentie was teruggekeerd. Hij heeft inlichtingen gogeven nopens zijne reis naar Itome en zijne gevoelens blootgelegd betrekkelijk het aanhangig wets-ontwerp. Wat het eerste punt aangaat, heeft hij als man van eer verklaard, dat zijne verrigtingen te Rome niet zonder vrucht zijn geweest ter bereiking van het door alien gewenscht doelvan toenadering en tvegneming van spanning tusschen beide Regeringen. Hij gaf te kennendat de overgebragte woorden des Konings en de antwoor- den des Pausen getuigen van de zelfstandigheid waardigheid en zueht tot toenadering en van de verdraagzaamheid van beide Sou- vercinen. De toekomst kan en zal bewijzen, zeide hij, dat mijne zending eon goed en ernstig doel had, en dat zij niet geheel vruch- teloos is geweest ter bereiking van een heilzaain doel. Hij kwam er rond voor uit, dat hij zich tegen hot beginsel verklaard had, om het toezigt over kerkgenootsehappen te regelen bij wet, en dat hij ook deze wet in vele harer deelen tot het laatste toe bestre- den bad. Hij had aan den nadrukkelijken wil des Konings, door Z. M aan hem persoonlijk kenbaar gemaakt, tot het doen der reize, gemeend te moeten gehoorzamen. Door aan dien wil des Konings te gehoorzamenbragt hij daarbij de belangen en regten der katholijken, voor welke hij tot het laatste toe met onzijdigheid en ijver gestredcn had, geenszins ten offer, onulat hij bedongen had, dat er gedurendo zijne afwezendheidvoor een ernstig en waardig katholijk interim aan zijn departement zou gezorgd wor den. Dat bedingdie belofte heeft het Ministerie getrouw nage- komen. Maar het is noch do schuld van het Ministerie, noch de zijne. dat geen katholijk zich met dat interim heeft willen belasten. Hij heeft voor zich de voile bewustheid de belangen en do regten der katholijken steeds met meer klem, en nadruk, en volharding te hebben verdedigd, dan zij, welke hem verdenkendie te heb ben opgeofferd. Hij meent nu nog, door in het kabinet te blijven te handelen in het ware belang van den Koning, van hot algemeene land en van de katholijken in het bijzonder. Hij meent ter gocder trouwaan de algemeene zaak, in het belang von alien, een offer te brengeudoor zijne portcfeuille te behouden. Hij zou in do wet berusten wanneer zij door de Kamer aangenomen werd. Hij zou haar niet verdedigenzoo omdat hij tegen die wet, hoezeer aanmerkelijk in zijne afwezigheid gewijzigd, nog eenige bedenkin- gen heeft; als omdat die wet, door de Regering als eene politie- wet beschouwdmeer eigenaardig bij den Minister van Justitie te huis behoort, die haar dan ook bij de Kamer zal verdedigen. Wordt de wet aangenomen, dan zou hij tot hare uitvoering in eenen mildendat is in eenen verdraagzamen zin medowerken. Nadat vele leden zoo voor als tegen hot ontwerp het woord hadden gevoerd is de voordragt verdedigd door de Ministers van Buitenlandsche Zaken en van Justitie. Ten slotte werd het ontwerp, gelijk aan ouzo lezers kenbaar gemaakt is, aangenomen met eene meerderheid van 22 tegen 16 stemmen. Voor hebben gestemd de heerenvan der Oudermeulen van Weel, de Vos van Steenwijk d'Ablaing tan Giesenburg Lotsij 'tllooft, van Andringa de Kempenaer, van Dam van Isselt, Pas- poort van Grijpskerkevan Aijlva van PallandtBoxmanTonckens de Lidt do Jeude, van Ileeekeren van Wassenaar, BorskiMar tens van Sevenhoven, Insinger, van Wessem, van Rhenen van RhenenhuizenCost Jordens, Verhey van den Boogaard en de Voorzitter (de heer Pliilipse) Tegen hebben gestemd de heerenvan Nispen van Pannerden van der Beeken PasteelBeerenbroekde SitterBeeck Vollen- hoven van Rijckevorselvan den Dries, Cremers, van Sasse van IJsselt, Blankenheimvan Eijsinga, van der Leek de Clereq, van Swinderen, Regout, de Villers de Pite en de Bruin. Afwezig was, ten gevolge van ougesteldheidde heer Bosch van Drakestein). Zaturdag, 10 dezer werd de buitengewone zitting der Staten- Generaal gesloten. De Minister van Binnenlandscho Zaken hield bij deze gelegenheid de volgende aanspraak Mijne Heeren! Ik heb van den Koning den last ontvangen mij in uw midden te begeven en deze Vergadcring der Staten-Ge neraal te sluiten. Gewigtig boven vele anderen was de zitting dio thans is geeindigdzij zal eene belangrijke bladzijde in de geschie- denis van het Vaderland beslaan. Bij de moeijclijke omstandigheden waarin dat Vaderland verkeer- de, hebt gij Mijne Heeren! de Regering ondersteund in hare po- gingen om rust en orde te bestendigen. De Koning heeft met vertrouwen Uwe medowerking ingeroepen en dat vertrouwen is niet te leur gesteld. Met al den ernstwelke het gewigt der zaak vorderde maar tevens met de gematigdheid en kalmte die verwacht mogten wor den van do Vertegenwoordigers des Nederlandschen Volks, hobt gij de voorstellen der Regering onderzocht en beoordeeld. De vruchten van dat gemeen overleg zullen niet achtcrwege blijven en de wet in deze zitting het laatst tot stand gekomenin hare ware beteekenis opgevat en in milden zin ten uitvoer gelegd zalgelijk wij vertrouwenstrekken tot bevordering der eensge zindheid in den Staat, zonder welke geene betere toekomtst, geen volks-welvaart voor Nederland is te wachten. In naam des Konings verklaar ik deze Vergadering der Staten- Generaal te zijn gesloten. De Oostersche zaak heeft in de jongste dagen weder eene ge- vaarlijker houding aangenomen. Het blijkt van verschillende zijden, dat de keizer van Rusland ongenegen is de wijzigingen, door Turkije voorgosteld, aan te ne men, en laatstgemeld land niet wil terugtreden, daar de oorlogs- partij aldaar meer en meer het hoofd opsteekt. Aan de anderc zijde zijn de bemiddelende mogendbeden zoo verstoord, dat de Porte goed gevonden heeft het geheele weefsel der staatkunde we der als 't ware uiteen te rijten, dat zij besloten hebben haar aan haar lot over te laten. De ministeriele bladen in Engeland en Erankrijk laten zich in dien geest met vrij wat vinnigheid hooren, en ofschoon zij Rusland nog de schuld blijven geven dat het do eerste oorzaak van de tegenwoordige verwikkelingcn is, zoo moet de Porte thans op hare beurt al het wigt der verbolgenheid van de verbonden mogendheden gevoelen, daar zij de meest vredelie- vende pogingen verstoort. Haar wordt echter beduid, dat zij haar eigen graf delft en de oorlog met Rusland met de ontbinding van het Turksche Rijk gelijk staat. Wat die mogendheden het meest verstoord heeft, is de nota, welke de Turksche minister van Bui tenlandsche ZakenReschid-bassa, onder dagteekening van 19 Au gustus jl.aan de vertegenwoordigers van OostenrijkErankrijk Engeland en Pruissen heeft toegezonden. In den aanvang van dat stuk geeft de minister zijn leedwezen te kennen, dat het laatstelijk van den kant der Porte aangebodene bevredigings-voorstel niet in overweging is genomen, en dat in het nu uit Weenen aan de Porto toegezonden ontwerp eenige zinsneden voorkomen, die onbestaan- baar zijn met het heilige regt des sultans; dat de sultan met dank- baarheid de vele pogingen erkent, welke zijne boudgenooten heb ben aangewend, om het gesehil to hclpcn vereffenen, maar het betreurt, dat hij niet geraadplcegd is over het nieuwe ontwerp tot vereffening van dat gesehilen zulks ofschoon van den aanvang af verklaard was. dat alleen aan hem de beslissing der tot zijne betrekking hebbende vraagstukken toekwam. Vervolgens worden door Reschid de zinsneden van het Weener- ontwerp opgegevenwaarmede de Porte zich niet kan vereenigen alsmede de redenenwaarom zij daarin verandering verlangt. Ten eerste meent de Portedat men uit de voorgestelde zin- snede zou kunnen opmakendat do privilegien der grieksche kcrk in de staten van den sultan alleenlijk door de werkdadige zorg der russische kcizers zijn gehandhaafd, hetgeen echter ongegrond is, daar dc bedoelde regten, sedert sultan Mahomed den Overwinnaar, tot op den huidigen dag, verlecnd en gehandhaafd zijn door de verhevene Porte. Ten tweede kan de Porte niet berusten in do zinsnedebetrek kelijk het tractaat van Kainardje. Dit tractaat gaat niet verder, dan eene belofte der Porteom de christelijke godsdienst te zullen beschermen- De sultan kan onmogelijk, zonder daartoe gedwongen te zijn, zijne toestemming geven aan dit gedeelte van het Weener ontwerp. In de derde plants moet de Porte het voorstel verwerpen vol- gens 't welk zij zich zou verbindenom de belijders der Grieksche eeredienst te doen deelen in de aan anderc christelijke gezindhe- den verleende voorregten. Zij is bereid om de belijders der ge-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 2