meen bestuur moet opcnbarenen zich voorzeker daarin beter kan open- baren dan in woorden en bescliouwingenwelke over het geheel eenen praktischen grondslag zouden missen. De ministers meenendat zij tot du8verre aan hunne verklaring getrouw gebleven zijn, en zij verzekeren die verklaring van hunnen kant geenszins uit het oog te zullen verliezen, maar integendeel aan die beginsels te zullen vasthouden. De Regering meent dat de organieke wetten tot uitvoering der gewij- zigde Grondwet nog te kort hebben gewerkt om ze nu reeds aan eene herziening te onderwerpen, doch zij zal, wanneer de ondervinding leert, dat eenige wijzigingen noodzakelijk zijn, de vereischte voordragten doen. De minister van Binnenlandsche zaken geeft in _zijn antwoord over hoofdstuk V te kennen, dat de Regering hoopt spoedig in staat te zullen zijn, de wetgeving op de visscherijen aan eene afdoende herziening te onderwerpen. Bij die gelegenheid zal dan tevens de verdere vermindering der premien en het tijdstip der geheele afschaffing kunnen worden ge- regeld. Het bedrag der over 1854 te betalen premien is gelijk aan dat van 1853 gesteld, omdat de nadeelen, die sommigen door de verdere inkrimping ondervinden, door de voordeelen eener meer vrije wetgeving dienen opgewogen te worden; geenszins echter met het voornemen het bij het tegenwoordig bedrag te doen blijven. Eene herziening der wet van 6 Maart 1852, regelende de jagt en visscherij, is stellig voorge- nomen. Door de medewerking, welke de Regering bij de hoofden van het Roomsch-katholijk kerkgenootschap heeft ontmoet, heeft zij nu reeds kunnen voldoen aan den uitgedrukten algemeenen wensch betrekkelijk het invullen der benoodigde sommen over de aanvankelijk pro memorie uit- getrokken artikelen voor het Roomsch-Catholijk kerkgenootschap. De jaarwedden der 5 kerkvoogden zijn berekendvoor elk dioeceesop eene som van f 2500, welke door de tot hiertoe bezoldigde kerkvoogden der oude kerkdistricten genoten werd, en alzoo te zamen op f 12,500. Volgens de meening der Regering gelooft zij geene bepaalde aanlei- ding gegeven te hebben tot de gevolgtrekkingwelke vrij algemeen uit de memorie van toelichting tot hoofdstuk X (oorlog) is opgemaakt, als of waarschijnlijk later eene suppletoire begrooting voor dit hoofdstuk zou worden aangeboden. De Regering zegt vervolgens, dat eene suppletoire aanvrage niet tot de onmogelijke dingen zoude behooren, want ook se- dert het opmaken der begrooting, in de maand Julij dezes jaars, zijn de algemeene omstandighcden alweder zeer gewijzigd en, zegt zij verder, zoo men zich in de Memorie van Toelichting met het behoud van den algemeenen vrede scheen te mogen vleijen, is die toestand van zaken, zoo als bekend is, zeer veranderd en men weet niet, welke verwikke- lingen nit het ontstaan van oorlog in het Oosten kunnen worden geboren. De aandacht van het bestuur van oorlog is op die omstandigheid geves- tigd, en mogt het noodig wezen, dan zou men niet aarzelen om eene suppletoire aanvrage om fondsen, naar de behoeften des tijds, in te dienen. De Regering heeft, bij de beantwoording van de bedenkingen nopens de wet op de middelen, o. a. te kennen gegeven, dat zij met de meer- derheid eenstemmig van oordeel isdat er gewigtige bedenkingen bestaan tegen eene verandering in de heffing der belastingen. Zij heeft bij het aanbieden der begrooting hare denkbeelden over dit zoo aangelegen on- derwerp ontvouwd en verklaard, dat het ook haar wensch is om aan bil- lijke verlanging te gemoet te komen. De zorg voor 's lands geldelijken toestand moet evenwel in dezen dringen tot groote behoedzaamheiden de Regering zou het niet geraden achtenvoedsel te geven aan het denk- beelddat in de heffing eener income-tax of van eene rentebelasting ver- goeding zoude zijn te vinden voor eene gedeeltelijke afschaffing der ac- cijnscn. Door de maatregelen, welke genomen zijn bij het koninkl. besluit van 15 Sept. 1853 heeft de Regering van hare bevoegdheid doen blijken voor de buitengewone omstandigheden nopens de levensmiddelenen zij vieit zich, dat die maatregelen krachten zullen bijdragen, om verdere verhoo- ging van dien prijs te keer te gaan. De tegenwoordige prijzen, een ge- volg van omstandigheden buiten haar bereikmoeten ongetwijfeld velen tot bezwaar strekkenmaar welke middelen tot leniging men ook mogt willen aanwendeneene tijdelijke schorsing van de heffing van sommige accijnsen zoudenaar het inzien der Regeringnietalthans niet af doende, kunnen medewerken. Zulk een maatregel zou het publiek ver- mogen gevoelig aantasten en daarbij hoogst waarschijnlijk niets dan mis- rekening en teleurstelling te weeg brengen. Zonder te ontkennendat de accijns den prijs verhoogt van de belaste waarmoet men niet voorbijziendat in sommige gevallenen inzonder- heid waar de aankoop zich bcpaalt tot dagelijksche behoeftendie verhoo- ging bijna niet merkbaar is. De accijns is veeltijds zoo in den prijs der grondstof ingeweven, dat hij bij kleine partijen moeijelijk daarna afzon- derlijk te berekenen is. Zoo is bijv. de accijns op de rogge per pond zoo gering, dat de afschaffing daarvan op den winkelprijs zeker geen invloed zoude kunnen uitoefenen en mitsdien kwalijk voor het geheel ten bate zoude komen van den verbruiker. Besloot men derhalve tot eene geheele afschaffing van dezen accijns, het voordeel zal wel denkelijk niet genoten worden door hen die men op het oog hadhet doel zou alzoo gemist worden, en behalve teleurstelling, mitsdien dit alleen zijn te weeg gebragt, dat de schatkist van eene belangrijke inkomst, niet miuder dan lVa millioen bedragendezoude verstoken zijn. De Regering heeft geantwoord op de bedenkingen bij de Tweede Kamer gemaakt, nopens de overeenkomst met de Nederlandschc Handel-Mantschappij gesloten. De Regering geeft daarbij te ken nen dat zij het volkomen eens is met de groote meerderheid der lcdcn, dat het bestaande stelscl, om de Oost- Indische Gouverne- mcnts-productciidoor tusschenkomsl der Ned. Handelm.met na tional schepen hcrwaarts te doen over voeren, en op onze markt in openbare veiling te gelde te maken, allergunstigstc resultaten heeft opgeleverd zoo wel voor 's Rijks schatkistals voor den han- del.de scheepvaart en de nijverheid van het moederland. Zij stcmt eveneens toedat het aanbrcngen van verbeteringen niet behoort te w rden uitgesloten, en dat overal, waar zich misbruiken met het cultunrstelsel verboden hebben, die misbruiken krachtdadig be hooren to worden tegengegaan. Zij kan daarbij met gerustheid de verzekering voegen, dat aan het tegengaan van misbruiken, waar die tcr harer kennis komen, behoorlijk de hand wordt gehouden. Uit het slot van het antwoord der Regering blijkt, dat de nieuwc overeenkomst een voordeelig verschil zal oplevcren over 1854, van y'342.795. 18 en na 1854, van /485.192.77. In de zitting der prov. Staten van Zuid-Holland van 3 dezer, is 1°.) beraadslaagd over het voorstel van den heer Elink Stcrkstrek- kende om eene commissie te benoemen, die zich zou bezig houden met de voorbereiding van de herziening van het reglement van orde. Daar het uit den loop der beraadslagingen gebleken was, dat zoowel de voorzitter als onderschciden leden van oordeel waren,dataan Ged. Staten de verpligting is opgelegd om in de eerste zomcrvergadering een ontwerp tot herziening van het reglement van orde voor-te dra gon zoo heeft de heer Elink Stcrk het door hem gedane voor stel ingctrokken. 2°). Breedvocrig beraadslaagd over het rapport van Ged. Staten betrekkelijk de verpligting der provineie tot voortdurend onderhoud der werken, vermekl in hoofdstuk II, afd. II, III en IV, art. 1G en afd. VI der prov. begrooting. Ged. Staten hadden in hun rap port het gevoelen ontwikkeld, dat er termen bestaan om in de voor- during van het beheer en onderhoud op den tegenwoordigen voet te berusten. De heer de Grove heeft, namens de commissiedie in Julij jl. over deze zaak benoemd was, de gronden van dat rapport in verschillende opzigtcn wederlegd. Dit is ook door den heer van Dorssen geschied. Zoowel de Voorzitter als de heer van By- landt hebben daarentegcn het rapport van Ged. Staten toegelicht en ondersteund. Ten slotte heeft de vergadering met eene meerderheid van 48 tegen 24 stemmen besloten zich met het rapport van Ged. Staten te verecnigen. Daarna is aan de orde het rapport der speciale commissie op het voorstel van Ged. Staten, omtrent de al of niet wenschelijkheid eener heffing en belasting op het rundvee, tot het behoud der in - stelling van geadmitteerde veeartsen en zelfs uitbreidiug naar ge- lang der behoefte. Er wordt na afstemming van de verschillende deelen der conclusie des rapports van de speciale commissie door de vergadering besloten dat aan de veeartsen eene toelage zal wor den verleend en dat Ged. Staten nog in deze zittiug daaromtrent een voorstel zullen ter tafel brengen. De vergadering is daarna ge- scheiden tot den volgenden dag ten 11 ure. In die zitting is o. a. ingekomenI een adres van de verecnigde Vergadering van Dijk- graaf en Hoogheemradcn en Hoofdingelanden van Delfland ver- zoekende eene subsidie aan Delfland van /9000gedurende 22 jaren uit de Prov. fondsenvoor de daarstelling der zoo belang rijke en kostbare werken welke noodig mogten zijn tot de ver- dediging van de kust en het behoud van den vasten wal van Hol land dringende adressanten ten slotte aan dat in de tegenwoor dige najaarszit.ting nog een besluit omtrent dit onderwerp moge worden genomen. De Voorzitter, ofschoon al het gewigt daar van erkenuende heeft echter vermeend dat de zaak voor geene onverwijlde afdoening vatbaar was; dat deswegc een gezet onder- zoek moest plaats hebben; dat daaromtrent ook in overleg moest worden getreden met de hooge Regeringen hij stelde derhalve voor deze zaak aan Ged. Staten te verzendenten eiudc alles met den mecstcn spoed voor te bereiden en alsdan aan den Koning verlof te vragenom eene buitengewone vergadering der Prov. Staten te beleggen ten einde dit onderwerp tot een einde te brengen. De hceren Gevers DeijnootLeonvan den Bergh van HeemstedcJongkindt Coningh en Maas Geesteranus hebben hunne beschouwingen over dat voorstel in het midden gebragt, en alien het hooge gewigt en het spoed vereischendc der zaak doen uitko- men. Ten slotte is het voorstel van den voorzitter bij acciamatie goedgekeurd; II. Een adres van Burgem. en Wethouders van Gra- venhageverzoekende autorisatie om het toezigt en beheer van een gedeelte van den Veenpolder te mogen ovcrnemen.Deze zaak niet tot de bevoegdheid van Prov. Staten, maar aan Ged. Staten behoorendewordt op voorstel van den Voorzitter besloten, het adres aan deze laatstcn te zenden. III. Is beraadslaagd over het vcrslag der Commissie, belast met het onderzoek der voorstellen betrekkelijk het ontworpen reglement tot vereeniging der landen tusschen de Lek en de Merwede tot een hoogheemraadschapen van welk rapport de conclusie strekt om Ged. Staten uit te noodigen om voor de genoemde landen twee afzonderlijke reglementen te ontwerpeneen voor den Alblas- serwaard met Arkel beneden de Zouween een voor de vijf Heerenlanden. Bij deze beraadslaging kwain hoofdzakelijk ter sprake de vraag over het mccrder of minder wenschelijke om beide genoemde wa- terschappen tot een te verecnigen dan wel om die elk onder een afzonderlijk beheer te houden en ook in verband hiermedode geldelijke regeling van het onderhoud der werken meer bepaald in hoever er ten aanzien dier werken kon gezegd worden een ge- mecnschappelijk belang te bestaan. Na langdurige discussie, waarby het woord hadden gevoerd de heeren Begram van Zegwaard Conrad van Bijlandtvan Dorsservan AkenHeinCambier en de Voorzitter, is ovcreenkomstig de conclusie van het rapport der commissie besloten. IV. Is uitgebragtbij monde van den heer Huijzer het rapport der speciale Commissie omtrent de missive van Ged. Staten ten geleide van een concept-besluit tot af- en overschrijving eener som van y 60, tot voldoening van reis- en verblijfkosten van den hoofd-ingenieur in het Xle districtwegens opneming der werken tot beveiliging van den kust van Stellendam en wegens te doene aangifte dier werken. En is overeenkomstig de conclusie van dat rapport besloten 1°. de af- en overschrijving toe te staan en 2°. met 45 tegen 14 stemmen geoordeeld, dat Ged. Staten tot het doen van uitgaven op den post van onvoorziene uitgaven, telkens noodig heeft de speciale autorisatie der Staten. V. Is bij monde van den heer Conrad uitgebragt een rapport op het voorstel van Ged. Staten om tot verbetering van de ha ven van Middelharniseene subsidie uit de Prov. fondsen te ver- leenen tot J/* der geraamde kpsten, ad f 70.000, doch niet hooger dan van f 17.500, te verdeelen over 1855, 1856 en 1857. En is geheel overeenkomstig de conclusie van dat rapport tot het vol- gende besloten „Dat tot verbetering van de haven van Middelharnis eene sub sidie worde verleend van i/k der kosten of ten hoogste f 17.500 en zulks in drie jaren door de provineie te betalen; onder uitdruk- kelijke voorwaarden 1°. Dat de gemeente Middelharnis zich in ieder geval mede ver- binde tot eene bijdrage van f 17.500, hetzij voor zich alleen, hetzij dat zij de overige belanghebbcnden al of niet mogt overhalen daarin te deelen; 2°. Dat, wanneer het mogt blijken, dat de geraamde som van f 70.000 niet voldoende mogt zijn om het ontworpen werk te ma ken het te kort komende door de gemeente Middelharnis worde gedragenen geene verdere subsidien van die zijden mogen worden gevraagd 3°. Dat de gemeente Middelharnis met het voortdurend onder houd der gemaakte werken belast blijven; en eindelijk 4°. Dat de liijks-subdidic van y*35.000 bepaaldelijk worde ver leend." Eindelijk is bij monde van den heer van Stolk, namens de com missie voor de petitien verslag uitgebragt op het adres van Dijk-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Maasbode | 1853 | | pagina 2