NIEUWS- EN ADVERTENT1EBLAD
VOOR SCHIEDAM, VLAARDIH, MAASSLUIS, ROZEABERG, BRIELLE EN HELLEVOETSLEIS.
Woensdag7 December.
H. A. HI. ROELANTS,
DE TWEEDE RAM Ell.
1
DE MAASBODE
Dit Blad verschijnt geregeld alle Woensda-
gen. De prijs is per drie maanden voor Schiedam
f75 voor Vlaardingen, MaassluisRozenburg
BrielleHellevoetsluis f -.90. Voor alle andere
steden franco per post f 1.05. Alle Boekhan-
delaren en Postkantoren nemen bestellingen aan.
UITGAVE VAN
TE SCHIEDAM.
De prijs dcr Advertentienis van 1-6 regels
60, behalve 35 Cents zegelregt voor hetRijk.
Alle regels daarenboven 10 Cents. Kapitalo
letters of vignetten betalen naar de plaats die
zij innemen. Alle advertentien moeten Dings-
dag voor een uur ter drukkerij te Schiedam zijn.
KorrespondentenJ. A. KANNG1ESSER le Vlaardingen; Wed. G. van der WEIJDEMte Maassluis; H. G. van STEEDENte Hellevoetsluis.
Abonnementen worden mede aagenoraen bij III Schooneveld Zn.te AmsterdamGebr. Hendriksente Rotterdam, en verder bij alle Boekhaudelaars en Postdirectcnren.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft zich in de
afgeloopene weekgedurende vijf zittingenbezig geliouden
met de behandeling van hoofdstuk V der staatsbegrooting
voor 1854, betrekkelijk bet departement van Binnenland-
sche Zaken. Die discussien waren in meer dan een opzigt
uitgebreid en gewigtig. Even als in vorige weken zien wij
ons verpligtuit hoofde van onze weinige plaatsruimte
ons te bepalen tot de opname van een kort overzigt en
eene korte beschonwing van hetgeen er bij die gelegenkeid
bet meest belangrijks is voorgevallen. Het spreekt van
zelf, dat voor de eerste maal, dat de minister vau Bin-
nenlandscbe Zaken de verdediging van dit hoofdstuk had
op zich genomen, men hem iulicbtingen gevraagd heeft
over de inrigting, die hij wenschte te volgen in het bestuur
dat hem is toevertrouwd. Hij heeft daarop te kennen gege-
ven, dat hij geheel onbevangen en zonder de minste voorin-
genomenheid zijne betrekking heeft aanvaard, met het stel-
lige voornemenom voort te gaan op het paddat hem
zou toeschijnen goed gekozen te zijn, maar tevens om die
wijzigiugen in de administratie te brengen, welke hij zou
mcjenendat in het belang van het land worden geeischt.
Hij heeft zich voorgesteld de stoffelijke welvaart der Natie
te vermeerderen door van de zijde der Regering, daar waar
het noodig is, bijstand te verleenen tot het daarstellen van
nuttige werken en tevens de hoogere belangen van het
volk, zijne zedelijke ontwikkeling, voor zoo verre die van
de Regering afhangt, te bevorderen. Z.Exc. heeft voorts
opgemerkt, dat de Regering veranderingenwanneer ze
noodig mogten zijn, heeft toegezegd, niet alleen in de kies-
wet, maar in de organieke wetten in het algemeen. De
Regering zal er naar streven, om door partiele wijzigingen
in bestaande wetten verbetering aan te brengen. Zij is
van oordeel, dat het oogenblik niet gekomen is, om de
organieke wettennog zoo kort geleden vastgesteldwat
beginselen betreft, te wijzigen, of ze aan eene geheele her-
ziening te onderwerpen, maar zij is bereid de verbeterin-
gen, welke de ondervinding als noodig leert kennen, in
die wetten aan te brengen. Hij verklaarde, dat hij een
groot voorstander van de onafhankelijklieid en van de auto
nomic, zoo wel van de provinciate Staten als vau de plaat-
selijke besturenwas. Hij had gaarne gewenschtdat het
beginsel van centralisatie minder in de provinciale en ge-
meentewetten ten grondslag ware gelegd. Bij de toepassing
van die wetten, wensclit hij zooveel mogelijk de vrije hand
aan die besturen te laten. Reeds is aan de Gedeputeerde
Staten meer vrijheid gegeven in de beoordeeling van de
plaatselijke verordeningendie aan hen worden toegezonden.
Bij de behandeling van de onderdeelen der begrooting
heeft de Minister o. a. medegedeeld, dat er een ontwerp
van wet in gereedheid gebragt is voor de nationale militie
dat die wet aan eene niguwe wet op de schutterijen moet
voorafgaan; dat het voornemen bestaat, om de ontwerpen
nopens de geneeskundige staatsregelingwelke door eene
daartoe bestemde commissie in gereedheid gebragt zijn, wel-
ligt met eenige wijzigingen, aan de Kamers voor te leg-
gen, en dat hjj ook hoopte een ontwerp tot wering van
de empiritie eerlang te kunnen indienen. Hij heeft verder
zijne denkbeelden ontwikkeld over hetgeen, ten aanzien van
de uitgaven voor publieke werken en nuttige inrigtingen,
in het oog moest worden gehouden. Hij gelooftdat de
Regering in het algemeen minder moet oordeelen waar zoo-
danig publiek werk wordt aangelegd, dan wel welk werk
moet worden daargesteld en of het is in het belang van
het geheele land. Het is dit laatste, dat Regering en Ver-
tegenwoordiging zich z. i. moeten afvragen. Het meest
gewigtige van de plaats geliad hebbende beraadslagingen
over dit hoofdstuk, is ongetwijfeld geweest dat gedeelte,
hetwelk tot het onderwijs betrekking had. Van verschil-
lende zijdenvoorai door den heer Groen van Prinsterer
en zijne vrienden, werd op de indiening van de organieke
wet op dat stuk aangedrongenterwijl tevens door de be-
doelde leden getracht werd den minister uit te lokken zich
omtrent onderscheidene puntendie hier in aanmerking
kwam§n, uit te laten. Ilet gold hier niet alleen het lager
onderwijs, maar men heeft er ook ingetrokken het hooger
onderwijs en men is daarbij op het geliefkoosde denkbeeld
teruggekomendat de Regering zorg dragen moestbij de
benoeming van lioogleeraren in de godgeleerdheid aan de
akademiende verschillende rigtingen in het Hervormd kerk-
genootschap te doeu vertegenwoordigen. Niettegenstaande
w dikwerf gezegd isdat het Miuisterie met den steun der
anti-revolutionaire partij staat of valt, heeft de minister niet
geaarzeld een voorzigtigmaar toch een cordaat antwoord
te geven, dat aan die partij weinig heeft behaagd. Z. Exc.
zal zijne beste krachten aanwenden nog in den loop de-
zer zitting de wet op het onderwijs voor te dragen. No-
pens hetgeen zij zal inhouden, wenschte hij geheel vrij te
blijven. Hij was indachtig aan de grondwettige bepaling,
die het beginsel van vrijheid van onderwijs inhield. Hij
betreurde het daaromdat gemeentebesturen somwijlen de
oprigting van bijzondere scliolen hebben geweigerd. Zoo
lang echter de bestaande verordeningen niet door anderen
zullen zijn vervangen, meent hij die te moeten handhaven.
Het hoofdbeginsel der wet van 1806 is, naar zijne mee-
ning, de gemengde. school. Zoo lang nu die wet bestaat,
moeten die scholen in stand gehouden worden. Bij de be
noeming van hoogleeraren in de Godgeleerdheid behoefit de
Regering, zijns erachtens, niet te letten op de godsdien-
stige rigting, maar zij moet zich alleen afvragen, of aan
den te benoemen persoon, als mensch en als wetenschap-
pelijk gevormd mensch, de opleiding kan worden toever
trouwd van diegenen welke eenmaal als leeraren in de
godsdienst zullen moeten optreden. Dat antwoord heeft
natuurlijk nieuwe aanmerkingen uitgelokt en heeft den heer
Groen aanleiding gegeven, om zijn leedwezen te betuigen
over de strekking, die hij bij de tegenwoordige Regering
meende te ontwaren, om de staatkunde der vroegere te
volgen en heeft dat lid gemeend de bewindslieden te moe
ten waarschuwen van de anti-revolutionaire partij niet te
ligt te tellen en wel te bedenken, dat de strijd van April
nog voortduurt en die partij geene transactie begeert.
Bij de discussie over de onderdeelen van het hoofdstuk is
er veel gesproken over de akademie te Delft. De afge-
vaardigden van dat district, de hecren Hoekwater en Wint-
gens hebben zich beijverd eene belangrijke beraadslaging
over dat onderwerp uit te lokken, ten einde de bedoelin-
gen der Regering nopens de akademie te Delft meer te
doen uitkomen. Zij hebben er op gewezen, hoe langdurige
en aanhoudende onzekerheidzelfs omtrent het ontstaan die?,
inrigtingnadeelig op haren bloei heaft'_gejv$rjtt en verder
werken moet. Zij zijn niet allien blijven sitaan,/"
werden krachtig ondersteund doorc' de- heeren Gave:
Endegeest en Rijkmaar ook vocfral door de heeren f
melpenninck van der Oije en B$uddie in 1842: a!