Buitenlandsch Overzigt.
nisters tot de oprigting dezer instelling met ijver hebben
medegewerkt. De heer Thorbecke heefit de verzekering
gegevendat bet nooit in zijne bedoeling heefit gelegen, de
gemelde instelling op te heffenmaar dat hij hare inrig-
ting gewenscht had te wijzigen. Dat was ook de meening
van den heer van Hoevell. Doch daartegen stond over,
dat de heer Schimmelpenninck van der Oije opmerkte,
dat wanneer men twee vakken van onderwijs aan de aka-
deinie deed vervallendit met eene slooping gelijk stond.
De Minister van Binnenlandsche Zaken aarzelde ook ten
dezen volstrekt niet in zijne verklaring en gaf de stellige
verzekering, dat het niet in de bedoeling der Regering
lag de akademie te Delft op te heffen. De vraag, in hoe
verre hare inrigting eenige wijziging behoefdfezou een
onderwerp van nadere overweging bij de Regering uitma-
ken. Hij hoopte dat die vraag vo<5r de aanbieding der
volgende begrooting, bepaaldelijk zal kunnen worden uit-
gemaakt.
Het laatste puntdat bij de beraadslaging over deze be
grooting stoffe tot veel discussie gaf, was de visscherij.
Het was te verwachten, dat de voorstanders der geheele
afschafling van de premien deze gelegenheid zouden waar-
nemen om hunne denkbeelden te doen zegevieren. Men
weet (wij hebben dit reeds vroeger aangetoondj, dat in
vroegere jaren de premie allengs is verminderdmaar dat
men achterwege gelaten heef't de vrijlating van de knel-
lende bandenwaaraan de visscherij nog altijd onder-
worpen is. De nieuw opgetreden minister is met de in-
trekking der premie niet verder voortgegaan. Dit deed
de voorstanders dier afschafling vreezen dat Z. Exc. zou
terugkomen op het eenmaal aangenomen beginsel en dit
deed hen eene poging wagen, om op eens het nog overig
gedeelte der premie op te heffen. Zoodanig amendement
werd door den Heer Sloet tot Oldhuis voorgesteld en met
32 tegen 31 stemmen, zijnde dus eene meerderheid van
slechts 1 stemverworpen. De Minister heeft verklaard
zoo spoedig doenlijk tot regeling der zaken van de visscherij
te zullen overgaan en dat de premien kunnen vervallen,
zoodra de verbods-bepalingen zullen zijn opgeheven. Daar-
uit blijkt dusdat de tegenwoordige minister ook in dit
opzigt den weg van zijnen voorganger betreedt, en dat het
stelsel der premienreeds geknotallengs geheel zal op-
houden. De stemming der Kamer heeft bewezendat
hier geen teruggang mogelijk is en dat men zich voorbe-
reiden moet, om door vrije visscherij het verlies te boven
te komen, dat de geheele opheffing der premien binnen
weinige jaren zal doen lijden. (In het voorbijgaan mee-
nen wij hier te moeten opmerkendat de gemeenteraad
van 's Gravenhage met bijna eenparige stemmen besloten
heeft een adres aan den Koning en aan de Kamer in te
dienen, ten einde het tijdstip, waarop een en ander zal
plaats hebben, te bespoedigen. Slechts 1 lid, de heer
Varkevisser stemde daar tegen).
Het hoofdstuk van Binnenlandsche Zaken werd ten slotte
met algemeene stemmen aangenomen. Die uitslag was be-
moedigend voor den nieuwen minister. Het moet hem
aansporenom met ijver den weg te volgen, dien hij
heeft ingeslagen. Yeelomvattend is zijn departement.
Veel valt daar te regelen. Veel werd er door hem
toegezegd. Groot zijn de verwachtingendie men alge-
meen opgevat heeft. Meermaleu in den loop der discus-
sien heeft Z. Exc. het gezegd, dat hy aan veel punten ge-
volg zal geven, zoo hij geroepen mogt worden begrootin-
gen voor verdere dienstjaren te ontwerpen en aan te bie-
den. Wij twijfelen niet aan zijne goede bedoelingen en aan
zijnen ijver. A1 mogt hij niet in staat zijn aan aller wen-
schen te voldoen, zoo houden wij ons echter overtuigd, dat,
wanneer men opmerktdat hij de gedane toezeggingen voor
oogen houdtin bestaande behoeften voorzien wilaan wen-
schensedert lang gekoesterdtracht te beantwoorden
het hem dan aan geene ondersteuning en medewerking zal
ontbreken en dat men wel zal inzien, dat de taak, die
hij te vervullen heeft, van zeer uitgebreidenveel omvat-
tenden en hoogst gewigtigen aard is. Met genoegen kunnen
wij dit kort overzigt besluiten met de mededeeling, dat in
de afgeloopene week het ontwerp van wet tot regeling van
het armbestuur reeds bij de Kamer is ingekomen en dat
Z. Exc. alzoo het bewijs gegeven heeftdat hij zijne be-
loften indachtig is, en dat hij aan de grondwettelijke be-
paling nopens de organieke wetten zoo spoedig mogelijk
gevolg geven wil. Met belangstelling zien wij naar de be-
kendmaking van dat wets-ontwerp uit.
De Oostersche zaken hebben in de jongste dagen wel steeds
tot vele beschouwingen en geruchtenmaar geene stellige
feiten te vermelden gegeven. Er is blijkbaar een rustpunt
gekomen, waarvan de diplomatie nog gebruik wil maken
om, zoo mogelijk, het verloren terrein terug te winnen.
Het voornaamste feit waarmede men bekend is gewor-
den, is de plegtige ontvangst van den nieuwen Franschen
gezant te Konstantinopel, den generaal Baraguay d'Hil-
liers, die eene aanspraak tot den Sultan gehouden heeft,
waarvan het slot aldus luidt: Frankrijk vreest den oor-
log niet. Getrouw aan zijne roeping, wil het den vrede,
doch eenen duurzameneerlijken vredeeven vereerend
voor Frankrijk als voor zijne bondgenooten. Met dit doel
heeft de Keizer, in overeenstemming met zijnen magtigen
bondgenoot, eene vloot naar het Oosten gezonden. Ver-
trouwende op de verzekeringen van het Petersburger ka-
binet, koestert hij de verwachting, dat het geschil alsnog
zal kunnen worden vereffend, door het vraagstuk van het
ongeSchonden bestaan van het Ottomannische Rijk duidelijk
voorop te stellen."
De Sultan heeftzoo als men weetdaarop geantwoord
dat hij niet rusten zou tot dat de door vreemde magt be-
zette Vorstendommen zouden zijn outruimd.
Uit aanspraak en antwoord hebben velen oorlogzuchtige
gevolgtrekkingen afgeleid; te meer, daar er allerlei geruch
ten in omloop kwamen, wegens bewegingen van divisien
der verbonden vloten in de Zwarte zee, als nopens de hou-
ding van Rusland ten opzigte van Frankrijk en Engeland.
Wat de bewegingen der vloten betreft, er schijnen wel
eenige schepen naar den mond van den Donau gestevend
te zijn, doch men doet in Engeland al het mogelijke om
daaraan alle staatkundige kleur te ontnemen. En wat Rus-
lands houding aangaat, men brengt daarmede in verband
dat de keizer zijn rekening met de Engelsche en Fransche
banken gesloten heeft en in de jongste veertien dagen voor
800,000 p. st. naar Amsterdam heeft overgezonden en dat
zijn gezant te Londen zich gereed maakte te vertrekken
dat hij eene nota gezonden had, welke kortaf te kennen
zou geven, dat hij alle verdere onderhandelingen overbodig
achtte, dat hij zijne partij gekozen had en wel die van den
oorlog.
Wat de sluiting van de rekening met de opgemelde ban-
ken en het overzenden van fondsen naar Nederland betreft
dit bevestigt zich, en heeft ter Londensche beurze eenen
diepen indruk gemaakt. De Engelsche ministeriele bladen
doen het mogelijke om dien weg te nemen en geven te
verstaandat de opvraag van kapitaal door Rusland zeer
natuurlijk is, dat het vele gelden noodig heeft voor het
onderhoud der legers en daartoe misschien zelfs eene nieuwe
leening zal moeten sluiten. Wat de terugroeping van een
Russischen gezant en de daarmede in verband staande nota
aangaat, dit schijnt ongegrond althans zeer voorbarig.
Veel zal waarschijnlijk van de tegenwoordige bemoeijingen
der diplomaten, zoowel van het Westen, als van Duitsch-
land afhangen; men blijft, te midden van alle nadeelige
kansen, die ontwijfelbaar bestaannog aan de mogelijkheid
van eene vredelievende regeling op een congres of soortge-
lijke staatkundige vereeniging gelooven.
Dit neemt niet weg, dat vele mogendheden maatregelen
van voorzorg nemen daar men de ondervinding van dit
geheele jaar kan raadplegen, om niet te veel op schoon-
schijnende redenen te vertrouwen. Men heeft geziendat
Pruissen en ook eenigermate Oostenrijk, zijne wapeningen
6f voortzet, 6f immers niet inkort; men meldt thans, dat
Engeland, zoowel de werving van 10.000 man ter bewa-
king van zijne kusten heeft aangevangen, en de bezettin-
gen op al zijne belangrijke posten in de Middellandsche zee
versterlctmen heeft thans ook berigtdat Zweden zich
verpligt heeft geacht zijn verdedigingstelsel te voltooijen.
De koning van dat land heeft den 24 Nov. te Stokholm
den Rijksdag geopend waarin hij hiervan kennis gaf, en
o. a. zeide: >j Het besef van mijnen pligt bij de tegenwoor
dige staatkundige gesteldheid van Europanoopt miju
eene omstandige blootlegging te doen geven van de mid-
delen die vereischt worden tot het vervolmaken van ons
stelsel van vedediging, alsmede voor de maatregelenwelke
noodig zijn om dat stelsel te brengen op eenen voet, die
geschikt is om 's lands onafhankelijkheid te waarborgen.
Ieder opregt beminnaar des vaderlands zal aan die ge-
wigtige belangen de meest ernstige aandacht moeten wij-
den. Nog nooit heeft een Zweedsch monarch te vergeefs
een beroep op de vaderlandschliefde zijner onderdanen ge-
daanwanneer het de eer en de zelfstandigheid zijns volks
geldt. Gij zultnaar ik vertrouwtoonendat gij de
waardige vertegenwoordigers zijt van eene natie, wier moed
en zelfverloochening den Zweedschen naam met onuitwisch-
bare trekken in de roemrijke jaarboeken onzer geschiede-
nis hebben gegriffeld.
In Pruissen is door de regering de verordening inge-