Mr. K. A. POORTMAN.
wingen kunnen vereenigenmorgen hunne stem uit te bren-
gen op onzen geachten stadgenoot
Binnenlandsch Overzigt.
Buitenlandsch Overzigt.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft iu de afgeloopene
week zieh bezig gehouden met de beraadslagingen over de verdere
boofdstukken van do Staatsbegrooting voor den jare 1854. A1 die
hoofdstukken zijn achtervolgens aangenomenals: Hoofdstnkken
VI (Departement voor de Zaken der Hervormde Eeredienst enz.)
met 50 tegen 12 stemmen; VII (Departement voor de Zaken der
R. K. Eeredienst enz.) met 53 tegen 12 stemmen; VIII (Marine)
met 41 tegen 19 stemmen; IX A (Nationale Schuld) met al-
gemeene stemmen; IX B (Finantien) met algemeene stemmen;
X (Oorlog) met 42 tegen 17 stemmen; XI (Kolonien) met 54
tegen 7 stemmen; en XII (Onvoorziene uitgaven) met alge
meene stemmen.
Onder de vele belangrijke vraagstnkken, die gedurende de be
raadslagingen over de begrootingswetten in de afgeloopene week
in de Kamer zijn behandeld, hebben voorzeker twee onderwerpen
de algemeene aandacht getrokken. Beiden zijn echter reeds vry
algemeen bekend zoo dat het voldoende te achten is ze bier slechts
aan te stippen. In de eerste plaats heeft de minister voor de za
ken van de R. Kath. Eeredienst, daartoe van verschillende zijden
aangespoord, inlichtingen gegeven nopens de al dan niet mededee-
ling aan het vorig gouvernement van den tijd en de wijze der in-
voering van de bi»schoppelijke hierarchie in Nederland. Z. Exc.
heeft medegedeeld alle stnkken en bescheiden, die hij zoowel te
Rome als hier heeft gevonden en gelezenalsmede alle bijzonder-
heden, welke hij vernomen heeft en die tot deze zaak betrekking
hadden. Zijne slotsom was deze: „Een volkomen regterlijk bewijs,
dat de mededeeling geschied is, is niet voorhanden, is niet te le-
veren, maar indien hij als lid eener jury zijne verklaring zon moe-
ten uitbrengendan zou hij geen oogenblik aarzelen iezeggen:sur
mon ame et ma concience, op mijne eer en mijn geweten, ja
de mededeeling is tijdig, ten minste aan een der Ncderlandsche
Ministers gedaan in den zin en substantie, hetzij dan op min of
meer vormelijke wijze; maar wat de zaak, de bisschoppelijke or-
ganisatie, betreft, ja, die mededeeling is geschied! Deze over-
tniging, Mijne Heeren, is bij mij gerezen tot de hoogte der innig-
ste convictie, die een mensch hebben kan. De heeren Thor-
beckevan Bosse en Strens, voormalige ministers, hebben blijven
volhonden, dat er geene mededeeling ontvangen is, die op eeni-
gerlei wijze als eene, hetzij officiele, hetzij officieuse mededeeling
kon worden beschouwd. De heer Strens heeft er bijgevoegd„dat
hij leugenachtig verklaarde al hetgeen daartegen mogt aangevoerd
worden, en wanneer men met die affirmatie mogt voortgaandan
verklaarde hij die lasterlijk." Bij zulke tegenstrijdige verklaringen
is het inderdaad moeijelijk te kunnen uitmaken, wat waarheid is.
En toch schijnt hier eene opheldering mogeiijk. Het hof van Rome
was ongeneigd eene officiele of officieuse voorafgaande mededeeling
te doen. Van den kant van het Nederlandsch gouvernement werd
daarop steeds uangearongen. Het bleef die mededeeliag te gemoet
zien. Geene schriftelijke mededeeling schijnt vooraf te hebben plaats
gehad. Mgr. Belgrado, de internuntius6ehijnt echter op zijde-
lingsche wijs, hetzij zelf, hetzij door anderenaan de ministers
geruchten te hebben doen kenbaar maken ten aanzien van de ves-
tiging der bisschoppen. Dat blijkt dan 6ok nit hetgeen door den
heer Thorbecke is in het midden gebragt. Daarop grondt Mgr.
Belgrado zieh, om aan te toonendat hij die ministers van de
aanstaande vestiging kennis heett doen dragen.
In de tweede plaats is bij de behandeling der hoofdstukken van
Marine, Oorlog en Kolonien bij herhaling ter sprake gekomen
dat de ministers van die departementendie vroeger deel van het
Ministerie Thorbecke uitmaaktenin het nieuwe Ministerie getreden
zijn en het bekende rapport aan den Koning hebben onderteekend
waarin ook zij in sommige opzigten afkenrdenwat door het vo-
rige Ministerie is verrigt. De Minister van Oorlog heeft inzonder-
heid op die aanmerkingen geantwoord en medegedeeld, dat hij aan
de heeren Thorbecke en van Bosse, die hem naar zijne politieke
meening hadden ondervraagd, geantwoord had, dat die zieh op-
loste in eene eerlijke toepassing van de Grondwet. Dit werd door
de beide ministers goedgekeurddit was ook hunne zienswijze en
bij werd daarop tot minister benoemd. Gedurende zijne ministe-
riele loopbaan werd zijn gevoelen niet gevraagd over de te vol-
gen gedragslijn tegenover het hof van Rome. Het eenige verschil
tusschen het vorige ministerie en hem, openbaarde zieh, wanneer
er in eene hooge betrekking moest voorzien worden. Dan ver-
raeende hij de strekking te bespeuren, dat men aan den Koning
bij die gelegenheid niet die vrijheid van keuze lietdie volgens
zijne wijze van zien aan het Hoofd van den Staat grondwettig toe-
komt. Hij bleef dan ook niet in gebreke, om telkens daartegen
op te komen. Hij is in het nieuwe ministerie getreden, nadat hij
vooraf de toezegging gevraagd en gekregen bad, dat uit de plaats
gehad hebbende gebeurtenissen geene aanleiding zou genomen wor
den, om de Grondwet niet te eerbiedigen Toen de heer Storm
op die zaak terug kwam, heeft de minister van Buitenlandsche
Zaken zieh voor een oogenblik in den strijd gemengd eu ver-
klaard, dat het ministerie geen enkel woord terug nam van het
geen in zijn programma is gezegd. De strekking van dat pro-
gramma is, om aan den Koning de eer te goven, die hem toe-
komt en uan de ministers de verantwoordelijkheid daarvan, maar
onder dien dekmantel van verantwoordelijkheid mag menzeide
Z. Exc., den Koning niet dwingen en hem telkenmale dreigen met
de nederlegging van de portefeuilledat zullen wij (voegde de mi
nister er bij) niet doen.
De Eer6te Kamer der Staten-Generaal heeft in de zitting
van Woensdag, 7 dezer 1®. het ontwerp van wet tot vaststelling
van oitgaven wegens verstpekkingendienst 1853 (Departement
van Marine)aangenomen zonder discussiemet algemeene stemmen.
2®. dat tot vaststelling van uitgaven wegens verstrekkingen dienst
1853 (Departement van Oorlog). Aangenomen na eenige woorden-
wisseling, met 21 tegen 5 stemmen. Tegen de heeren van Swin-
deren, de Vos van Steenwijk, van der Oudermeulenvan Rijcke-
vorsel en van Beeck van Vollenhoven.
Van de Tweede Kamer zijn ontvangen de hoofdstukken V, VI
en VII der staatsbegrooting voor 1854. Verzending aan de af-
deelingen.
De commmissien van rapporteurs hebben verslag gedaan over
de ontwerpen van wet: 1°. tot verhooging van hoofdstuk V der
staatsbegrooting ten behoeve der droogmaking van het Haarlem-
mermeer; 2°. tot vaststelling der begrooting voor de algemeene
Landsdrukkerij voor 1854; 3®. tot vaststelling der begrooting voor
den arbeid der gevaugenen voor 1854; tot verklaring van het al
gemeen nut van een kunstweg in Friesland; en 5°. tot vereffening
van het te kort over 1848. De beraadslagingen over die ont
werpen zijn bepaald op aanstaanden Zaturdagdes namiddags ten
twee ure.
Daarna is de vergadering gescheiden.
In de zitting der Eerste Kamer van Zaturdag, 10 December,
wordt de heer de Brnin het bewijs van beeediging overgelegd heb
bende ingevolge vroeger genomen besluit, toegelaten.
Achteivolgens worden genoegzaam zonder beraadslagingen met
algemeene stemmen aangenomen de volgende ontwerpen1°. tot
vereffening van het te kort over het dienstjaar 1848, door de voor-
deelige sloten van andere dieustjaren en onderwerpen, 2°. tot ver
hooging van hoofdstuk V der staatsbegrooting van 1852 (Bijdrage
ten behoeve van het speciaal fonds voor de droogmaking van het
Haarlemmermeer); 3°. tot vaststelling van do begrooting der uit
gaven voor de algemeene landsdrukkerij over 1854; 4°. tot vast
stelling der afzonderlijke begrooting van de uitgaven wegens- den
arbeid der gevangenen en 5°. tot verklaring van het algemeen
nut van den aanleg van een' kunstweg in Friesland; die onder
werpen zullen den koning worden toegezonden.
Van de Tweede Kamer zijn ontvangen Hoofdstukken VIII, IXA
en IXB en X der staatsbegrooting voor 1854. Verzending naar
de afdeelingen.
De commissie van rapporteurs zijn gereed met hare verslagen
over de volgende wetsontwerpen1®. tot verhooging van Hoofdstuk
V der staatsbegrooting van 1853 (Bijdrage en vergoeding voor de
Ned. Rijn-Spoorw. Maats.); 2®. tot regeling van het muntwezen in
West-Indien; en 3®. tot regeling der ontvangsten en uitgaven van
het pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren over 1854. Druk-
ken ronddeelen en de beraadslagingen bepaald op aanstaanden
Maandag, des namiddags ten 2 ure.
Nog is de commissie van rapporteurs gereed, met haar verslag
over het ontwerp van wet, tot amortisatie en aflossing van Nat.
Schuld. Drukken en ronddeelen terwijl de dag der beraadsla-
ging nader zal worden bepaald.
De zitting is daarna gescheiden.
De tijdingen uit het Oosten zijn van veel belang.
I)e berigten van het krijgstooneel zijn zeer nadeelig voor de
Turken. Zij hebben in Azie en vooral in de Zwarte zee gevoelige
nederlagen geleden.
Men ontvangt deswege de twee volgende voorloopige telegra-
phische berigten:
„Weenen, 11 December. Na de inneming van Akiska zijn de
Turken tegen Tiflis opgerukt. Volgens een verslag van den op-
perbevelhebber der Russische troepen in den Kaukasus, prins Wo-
ronzoff. gedagteekendTifles 20 Nov., had bij Azkour, op eenige
mijlen verder dan Akiska, een nieuw gevecht plaats gehad, waar-
bij de Russen de overwinning hadden behaald."
Odessa, 5 Dec. De admiraal Naschikoff heeft den 30 Nov. op
de hoogte van Sinope met een eskader van 6 linieschepen eene
groote overwinning behaald op de flotille van Osman-Pacha, be-
staande uit 7 fregatten, 2 korvetten, 1 stoom- en 3 transportsche-
penterugkomende van de Circassische kustwaar zij krijgsvoor-
raad aan de Tscherkessen hadden gebragt. Na een gevecht, dat
slechts een uur duurde, zijn al de Turksche schepen vernield en
in den grond geboord. De admiraal Osman-Pacha is gevangen
genomen."
De Fransche en Engelsche bladen deelen voorts vele bijzonder-
heden mede wegens de overeenstemmingdie thans tusschen de
vier mogendheden is tot stand gebragt.
Het blijkt namelijk uit den Times van den 10 dezer, dat er tus
schen de vier mogendheden te Weenen geteekend is eene gezamen-
lijke notawelke aan Turkije gezonden is, tot herstel van den
vrede,'' en dat voorts een protocol is geteekend, waarin de vol-
maakte eenstemmigheid van Frankrijk, Engeland, Oostenrijk en
Pruissen wordt vermeldnopens de handhaving van de bepalingen
wegens het grondgebied des Ottomannischen rijks en de souverei-
niteit der Porte."
Volgens de verdere opgaven van den Times behelst de nota de
eenvoudige uitdrukking van „den ernstigen wensch der vier mo
gendheden om het bloedvergieten te stuiten en de gevaren af te
wenden, van een oorlog, die de zekerheid van Europa reeds ern-
stig bedreigt." Met dat oogmerk envoor zooveel Rusland reeds
verzekeringen gegeven heeft Van zijne bereidvaardigheid om in
onderhandeling te^omen, bieden de verbonden hoven hunne goede
diensten aan; en als een voorloopige stapverzoeken zij te worden
ingelicht op welke gronden de Turksche regering bereid is zulk
eene onderhandeling aan te.gaan. De wijze, waarop dit zou ge-
schiedenzou zijn de benoeming van een Turkschen en een Russi~
schen gevolmagtigdeten einde in conference te treden niet alleen
maar met de vertegenwoordigers der vier groote mogendheden, en,
terzelfder tijdwordt een wapenstijstand aanbevolen.
Het protocol terzelfder tijd geteekend, en oorspronkelijk door
Frankrijk aangegaanis een staatsstuk, waarin in duidelijker taal
en meer ontwikkeldde beschouwingen en wederzijdsche verbind*
tenissen van de vier mogendheden zelve worden kenbaar gemaakt;
„en, welke ook het lot moge zijn van de nieuwe opening, die
thans van de oorlogvoerende partijen wordt gedaan (spree kt het
welonderrigte blad) deze verklaring plaatst in een authentieken vorm
de verzekeringen, welke Rusland zelf vroeger gedaan heeft, en het
besluit van de bemiddelende mogendheden om op de ve*vulling
daarvan aan te houden.
„Geen dezer beide staatsstukken behelst iets, wat naar eenedrei-
ging tegen Rusland of Turkije zweemtenterwijl er ge en mis-
plaatste voorkeur voor een r\jk bestaat, is er ook geene poging
om voorwaarden aan de andere voor te schrjjven. Het besluit,