Van een jonge, brutale Redaktie, Uit de Partij. industrie in Schiedam ten doode opgeschreven is. De Schiedamsche wijze van produceeren is nu eenmaal uit den tijd. De industrie gaat steeds vooruit, nooit achteruit. Tenzij de branders hun industrie wijzigen, zullen ze allen verdwijnen. Een trekschuit kan niet concureeren tegen een sneltrein. Evenmin een Schiedamsche branderij tegen een melassie-spiritusfabriek. En mag het nu waar zijn, wat wij niet beweren, dat jenever van melasse spiritus, minder waardig is dan jenever van moutwijn, ze is goedkooper en dat doet de deur dicht. De sneltrein schokt meer dan de trekschuit en toch hebben we er graag dat schokken voor over. Bovendien, als nu melasse-spiritus belast moet worden, waar is dsn de grens. Straks worden nieuwe uitvindingen gedaan en maakt men spiritus uit eene andere grondstof nog goedkooper. Men kan dan wel aan't belasten blijven en dat allemaal ter wille van die lieve branders, die hun werkvolk uitzuigen zooals nergens anders, die hun arbeiders dagelijks 12 tot 16 uur laten werken voor loonen vanaf 4 7, gulden, de branders, die dagelijks de geheele wereld overstroomen met vergif, die dus de middel ij ke bewerkers zijn van tallooze ongelukken, middelijk oorzaak zijn van oneindige ellende. Die weldoeners der menschheid, ziedaar de bond- genooten der werkliedenverbonders. Maar zij kunnen ook niet anders, zoolang zij zijn leden van het Alg. Nederl. Werkl. Yerbond. Want als zij zouden erkennen, dat de treurige toestand waaronder de Schiedamsche arbeiders leven een gevolg is van onze kapitalistische maatschappij, dan zouden zij erkennen de gegrondheid van onze beweringen, en tot geen prijs zouden zij dat willen doen. De stumperds. Ze verwarren in hun eigen netten. Hun domheid, hun afschrik van de sociaal democratie doen hen dwaze dingen doen. Wij hopen op dit onderwerp, dat voor Schiedam van zoo groot belang is, spoedig uitvoeriger terug te komen, om aan te toonen dat de fout niet schuilt bij de bevoorrechting van een of andere industrie, maar dat zij dieper wortelt, n.l. in den bodem van het kapitalisme, en dat elk, die aan dezen toe stand een eind wil maken, met ons moet strijden tégen het kapitalisme, vóór de vrij making van den arbeid. Ei, ei, hm, hm,meneer Ijzer. Heb je van 'm gehoord? Heb je van 'ingelezen? In de Schiedam salie CourantWat een man, wat een manMeneer IJzer, je bent om te aanbidden, je bent eene openbaring in druk letters. Je geestelijke ik is in de kolommen van de Schiedamschegevat als 'n kleuren rijke schilderij in z'n lijst. Hoor eens, meneer IJzer, we zullen je na je dood laten gieten tot 'n monument boven ons redaktie bureau, want dat verdien je. Meneer stelt zichzelf vooraldus: „De ver schenen Mok;r is voor mij een deceptie geweest." „Ik heb er werkelijk een goede ver wachting van gehad." „Ik dacht, de redaktie- leden zijn jong en brutaal en zullen dus harde waarheden durven zeggen." „Ik heb altijd geleerd, dat men het ijzer moet smeden als het heet is." „Bereid om in het vuur te gaan, om den gloed van de overtuiging op mij te voelen inwerken, sla ik Be Moker open, en„verdachtmakingen, kwaad- sprekendheid, een vervelend verslag," dat vind ik, meneer IJzer." Voor de rest „weinig soeps" en ze hebben „een misselijken indruk" gemaakt". Wij meenden onzen lezers voor één keer zulke stichtende lectuur niet te moeten onthouden, 't Is gemakkelijk voor latere gelegenheden, dan kunnen wij naar het type „IJzer" verwijzen. Meneer dan is „bereid". Daar ligt hij, geknield als een schildknaap, om tot sociaal democraat ge slagen te worden met Be Mokerof als een weerloos slachtoffer, dat den genadeslag ver wacht. Maar aangezien wij niets vermoedden van 't bestaan des heeren IJzer, die zoo „bereid" was, was de zwaai van Be Moker niet in zijn richting speciaal. De slag was op geen manier raak. Dat was 'n deceptie, 'n Gewoon mensch, niet op zoo'n hoog pijl staand, zegt: 'n te leurstelling. En de ijzeren meneer heefc niet de kracht zijn teleurstelling te persen in een dragelijken vorm. Heel voornaam zet hij in, zoo iets„Ik zal die Mokermannetjes eens heel uit de hoogte van mijn machtig intellekt, een trapje geven, dat ze buitelen". Maar helaas, 't was boven z'n kracht. Niet waar, meneer IJzer, de gloed van uw overtuiging duurde maar een paar regels druks, spoedig ligt ge in de goot. Je deftige deceptie bezorgde je wat „misselijk heid" na de „soep". Kom kom, man, de toon van je geschrijf bewijst dat je al tamelijk warm bent geloopen, maar wij houden niet van die plotselinge hitte. Een gloedvolle overtuiging groeit lang zaam en moeitevol. Die heeft niets te maken met brutaliteit We zullen niets afdingen op uw logica, die bewijst, dat „koud ijzer" eigenlijk „warm ijzer" is; man je bent goed om gesmeed te worden. Lees Be Mokerman, abonneert je op Be Mokermisschien wordt je dan tot andere dingen „bereid", dan een genadeslag te ontvangen. Tot weerziens in onze gelederen Zondag 24 Februari begon H. Spiekman van Rotterdam zijn reeks voordrachten over de „Vakvereenigingen". In zijn inleiding wees spr. er op, dat zijn voordrachten van wetenschappelijken aard zouden zijn. In 't belang van de aanwezigen zelf achtte hij het, wanneer zij hun best deden, zooveel mogelijk de niet aanwezigen aan te sporen, deze voordracht bij te wonen. Nadat hij nog had aangetoond, dat de vakvereenigingen al meer en meer in den socialen strijd worden betrokken, en het noodzakelijke daarvan door de arbeiders wordt ingezien, spoorde hij de arbeiders aan zich rekenschap te geven van de verhouding van vakbeweging tot arbeidersbeweging. Alsnu ging hij meer tot z'n voordrachten zelf over. Als beginpunt nam hij aan de gilden. Volgens de Katholieken moesten de vakver eenigingen eigenlijk gilden zijn, vandaar dat hun vakvereenigingen dikwijls den naam van gilden dragen. (Men denke aan St. Jozef, St. Marinus, enz Het doel der gilden is, de vrije concurrentie te bestrijden. Patroon en arbeider hebben beiden daarin zitting. Tegenover zulke vereenigingen moeten wij stelling nemen. Omvatten de gilden van vroeger baas en werkman, de moderne vakvereenigingen nemen alleen de werklieden als leden aan. De omstandigheden waren vroeger evenwel anders. Was de gildsgezel in de gelegenheid eens gilüemeesler te worden, in den tegen - woordigen tijd is de loonarbeider in de meeste gevallen gedoemd, dat te blijven, door het ontbreken van kapitaal. De patroon is bijna nooit arbeider geweest; alleen het bezit van kapitaal doet hem patroon worden. Bij de gilden liepen de belangen van patroon en arbeider niet tegen elkander in, maar parallel. Bij de tegenwoordige verhoudingen loopen beiden belangen juist tegen elkaar in. In den tegenwcordigen tijd gilden in te stellen, zou zijn strijden tegen den tijd in. De vakvereenigingen hebben ten doel, de arbeidersklasse te verheffen (loon- en levens standaard), de gilden de belangen van het vak in zijn geheel. De vakvereenigingen zijn een product van de tegenwoordige kapitalis tische periode. W-*%e positie neemt de loon arbeider in Hij is, volgens us letter der wet, een rechtelijk vrij mensch. Dit is sedert de Middeleeuwen beslist een vooruitgang. Bestaan er tegenwoordig arbeiders-contrac ten, dan zijn deze vrijwillig aangegaan, en kunnen van beide zijde opgezegd worden. Er wordt wel eens beweerd, dat de vak vereenigingen socialistisch zijn. Dit beweren is valsch, want juist het deelnemen aan of organiseeren van loonbewegingen toont aan, dat zij zich in het raam van het tegenwoordige stelsel bewegen en dus zuiver opportunistisch zijn. Nu komt spr. op het kassenwezen in de vakvereenigingen. Een groot aantal vereeni gingen bemoeien zich uitsluitend daarmee, maar kan een arbeider zich niet verzekeren ook zonder vakvereeniging Algemeene ver zekeringen zouden daarvoor ingesteld kunnen worden. In één opzicht heeft het kassenwezen een goeden zijden, n.l. dat in geval van ziekte of ongeval de arbeider zijn patroon geen dankje hoeft te zeggen, en ook, om de arbeiders bij de vakbeweging te houden. Wij zijn de meening toegedaan, dat de patroon verplicht is, in bovengenoemde ge vallen den arbeider zijn loon uit te keeren, desnoods met hulp van den staat. Om die reden zij wij voorstanders van de ongeval lenwet. Spr. toonde nu aan; dat de arbeid in den tegenwoordigen tijd beschouwd wordt als koopwaar. Voor die koopwaar krijgt de arbeider zijn loon. In dit stelsel treedt de arbeider dus op als warenverkooper. De arbeidskracht is dus de arbeider zelf. Het kan en mag den arbeider daarom niet onverschillig zijn, onder welke omstandig heden hij werkt (verlichte of bedompte Rea liteiten, enz.) Klein- en groot-industrie bestrijden tegen woordig elkaar, in -velken strijd de klein- industrie ten onder zal gaaWillen zii beiden blijven bestaan, dan moeten zij overeenkomen, om bijv. tegen een bepaalden prijs te verknopen. Zij trekken dientengevolge minder winst. De trusts ontstaan, en de prijzen gaan na een daling de hoogte in, om daarop te blijven. (Men denke aan de steenkolen, de petroleum enz.) Daartegenin treden de vakvereenigingen op, om op de arbeidsmarkt betere voorwaarden voor den arbeid te verkrijgen. Dit moet de hoofdtaak van de vakvereeniging zijn, en niet, zooals sommigen meenen, het kassen wezen. Wat is reeds gedaan om de werkeloosheid voor een deel te voorkomen? Dit was de vraag, die de spr. zich nu stelde. Hij wees op de arbeidsbeurzenmaar deze komen de bestaande werkeloosheid niet tegemoet. Zij verschaffen niet het werk dat er nu te weinig is. De reispenningbij de typografen viaticum genaamd, werd besproken. Deze vergemakke lijkt. voor de leden der vakvereenigingen het zoeken naar werk. In Duitschland wordt daarvoor 2 millioen mark uitgetrokken. In Engeland bestaat deze reeds 40 jaar bij de wolkammers. De werkloozenuitkeering heeft ten doel bij werkeloosheid een zeker loon uit te keeren. Dit kan een machtig wapen ter voorkoming van onderkruiperij zijn. De arbeiders moeten vooral in het oog houden, dat de hoofdzaak strijd is en nog eens strijd. Het is heelemaal een machts kwestie tusschen patroon en arbeider. De patroonsklasse is altijd geneigd, de vak vereeniging zoo gering mogelijk te tellen. Men moet zoover komen, dat de patroon de organisatie telt als de gelijkberechtigde van de arbeiders, zoodat organisatie met patroon gezamenlijk de arbeiders voorwaarden regelen. Dat de arbeiders toch inzien, hoe noodig de organisatie is. Alleen vermag een arbeider niets, vereenigd alles. Vóór alles moeten de organisaties zorgen Cursus Spiekman.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 2