Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad.
Eén dag vrij.
Mo. 3.
Zaterdag 16 Maart 1901.
Ie Jaargaag.
Bericht.
Denk er eens over
FEUILLETON.
Een oppermachtig Patroon.
ABONNEMENTSPRIJS:
13 cent per kwartaal i
r on t. bij vooruitbetalmq.
franco per post 20 cent I J y
Losse' riummers 1 eer t. -
Den abonné's buiten Schiedam wordt
verzocht 't abonnementsgeld voor het
eerste kwartaal per postwissel zoo
spoedig mogelijk te zenden.
De arbeider is tot nog toe aan den slecht-
sten koopDat weet hij bij ondervinding.
Niemand behoeft hem dat voor te rekenen,
niemand behoeft hem dit geleerd te betoogen.
Hij gevoelt dat dagelijks aan den lijve. Hij
ziet het dagelijks met eigen oogen.
Hij werkt lang, hij krijgt geen voldoende
hoeveelheid krachtig voedsel, hij „gooit er
'n borrel tegen an."
Hij brengt kunstmatig teweeg een gevoel
van kracht, van levenslust, dat eigenlijk
komen moet. door goede voeding altijd door,,
door voldoende rust. Hij is blij, als „z'n jon
gen" twaalf jaar wordt, dan kan die wat mee
verdienen.
Hij kent het beroerde gescharrel met te
weinig centen. Van de week hier wat af, de
volgende week daar wat, dan heeft-i weer
iets bij mekaar voor wat anders.
Hij hokt in z'n „nederige" woning, hij
scharrelt met de ruimte, met de lucht, met
het licht. Z'n vernuft en z'n aardsch paleis
vechten dagelijks om 'n stuk van z'n ge
zondheid
Hij kan van de bezittende klasse niet meer
los krijgen dan hij noodzakelijk voor z'n be
staan en voortbestaan noodig heeft.
Moet dit zoo maar duren? vraagt een
arbeider, die gaat nadenken. „Kijk, als er
eens een „vleugie" komt na slapte in 't werk,
dan stap je naar de werkgevers. Je houdt
met je eene hand je broeksband stijf vast,
Naar het Fransch van
3) PAUL RENAUDIN.
't Was prachtig weer en de geheele familie
was al vroeg op.
Nu! de patroon heeft mooi weer uitge
kozen, he? liep Laurent, terwijl hij uit bed
sprong. Drommels ik geloof dat we een heerlijke
dag zullen hebben
Kwart over acht ging men op weg naar
Montparnasse en voor tienen waren ze bij
Bellevue, midden in 't bosch.
„Hé! zet nu je longen maar open, zei
Blaizay, doe nu maar een heele voorraad
„frissche lucht op".
Tot den middag bleven ze maar een beetje
door 't bosch dwalen, loopende waar het toeval
hen bracht en ze genoten met volle teugen.
Bureau van _A_d minis tratie
en Rèdaktie:
jVoordvest 12.
De frissche lentelucht-tintelde door bun aderen
en de glansch van de zon weerkaatste in hun
oogen nu en dan werd even halt gehouden
en dan rolden de jongens door 't gras, of
kropen door de heggen en in 't kruipelhout
en hadden dolle pret Ze zagen telkens nieuwe
mooie dingen, die ze vol bewondering be-
schouden, als glazenmakers, paddestoelen,
mooie veeren enz. Cecile liep te zingen, vader
floot een vroolijk deuntje, echt op z'n gemak,
met z'n handen in z'n zak.
De.on gekende vreugde maakte hen dronken.
't Was zoo'n sterke tegenstelling met hun
duffe dagelijksche leven, dit licht, die lucht,
dit vrije, open leven.
Tegen den middag werden ze moe en warm.
„We moesten nu maar wat eten", zei Louise.
„De proviand wordt zwaar aan m'n arm."
„Dan doen we beter ze in onze magen te
bergen," zei Laurent. Kom jongens, aan tafel.
Spoedig hadden ze een mooi, open, scha
duwrijk plekje uitgezocht. In een ommezien
ADVERTENTIËN:
5 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting.
was de tafel gedekt. „Daar krijg je honger
van he? zei moeder en met een glans van
genoegen keek ze naar de vroolijke gezichten
om haar. „We hadden wel een dubbele portie
mee mogen nemen."
En allen lachten als ze zagen hoe gretig
de anderen in de spijzen hapten.
„Als ze nu van tijd tot tijd zoo eens buiten
konden zijn, dacht Louise, wat zou dat de
kinderen goed doen. Kijk Cecile eens Laurent
wat ziet ze er goed uit. Nu, kinderen is 't
hier niet goed?"
Na 'teten gingen allen, op voorstel van
Laurent wat ruste. Ze lagen languit naast
elkaar op 't- zachte frissche gras, 't hoofd
rustende op de handen, of 't been van z'n
buurman als kussen gebruikende Hun blikken
verloren zich omhoog in de grootheid van den
blauwen hemel met vlokkige wolkjes.
(Boordt vervolgd.)
want die is wat wijd geworden na de slapte,
en met je andere hand je pet, altijd eerbiedig,
vat je Je verstand laat je maar thuis, want
bij zoo'n ontmoeting krijg je gratis „een
adviseur", een raadgever, een geestelijke raad
gever. Die zegt zoo iets van: „Houd vooral
je broeksband stijf' \ast, zorg toch vooral,
geen aanstoot te geven.
Zie je, de naakte waarheid, die ziet niemand
graag. Zoo'n voorbeeld geeft in 't kort een
inzicht in den toestand, 't is 't typê van den
toestand.
Door al de eerbiedigheid van jaren lang zijn
de bezitters wat vei «vend, en de arbeiders
ook, maar aan den verkeerden kant. De be
zitters hebben ue macht en de arbeiders helpen
die maar steeds uitbreiden. Hun levende kracht
schept maar altijd nieuwe ruilwaarden, waar
meer nieuwe arbeidskrachten voor worden
ingekocht. Zoo groeit de schaar van proletaren
onder de macht van het kapitaal.
Nog op 'n andere jianjer heerscht de be
zittende klasse. In de regeering zitten mannen
met zulke eerbiedigheidsinzichten, daarnaar
redeneeren zij: „Die arbeiders zijn menschen,
die met de pet in de hand behooren te staan,
op hun gekromde ruggen behooren zij oot
moedig onze wijze en wichtige wetten te laten
leggen, bij verkiezingen behooren zij zich naar
de bus te laten drijven als stemvee enfin,
als ze maar weten, wat ze „behooren" en
wat 't er past, dan, naar bun „stand", niet
waar, weten ze ook te leven en te sterven.
Zou zoo'n werkman ook willen profiteeren
van fijnere zaken, van mooien boeken, meu
belen, zou hij soms ook in 'n ruimer huis
willen wonen Zou hij nog geen aparte slaap
kamer believen? en 'n werkkamer? 't Is
belachelijk
Ja, een werkman, die denkt, begrijpt, dat
met den groei van de kapitalistische maat
schappij, belangen tegen elkander in groeien,
dat uit die strijdige belangen verkeerde ver
houdingen ontstaan.
Hij zal tot inzicht komen, dat tegenover
de macht „van de klasse der berekenden"
een andere macht wast, die van „de klasse
der proletaivn", en dat hij daarbij behoort.
Dan zal hij „klassebewust" worden en tevens
zal hij inzien het onvermijdelijke van den strijd,
door den groei van die twee machten tegen
elkander in.
En dat dit zoo is, daarin za l hij niet berusten,
maar hij zal gaan tot zijn medearbeiders en
zeggen: „Mannen, ziet gij de teekenen, hoort
gij het geweld van het samenkomen van
velen nwer broeders? Sluit u aan! Onze
klasse maakt zich op, onze arme verdrukte,
lijdende klasse! Wat hebt gij te zeggen:
„Ik ben sterker, vlugger, handiger dan zij.
Ik ben in trek bij de bezitters, ik verdien
veel boven hen?" Als gij zoo spreekt, ge
denkt gij niet uw ouden dag! Sluit u aan!
Onze leuze zij met allen, voor allen, en de
overwinning is ons!"
Ja, dat is het: met allen, voor allen. Lang
zal de strijd zijn en moeielijk, veel opoffe-
rirgen zal hij kosten en veel zelfverlooche
ning, veel geduld en veel lijdzaamheid zal
hij vergen, maar dat is het mooie in dien
strijd, dat hij de menschen beter maakt, dat
hij ze langzaam voorbereid tot het samen
leven in een maatschappij van meer geluk
en minder lijden.
Arbeiders, strijdt mede, in uw hand ligt
de toekomst.
Wordt vervolgd.)
Een onzer vroede vaderen, de heer Smit,
heeft zonder vorm van proces een zijner knechts
op straat gezet en dit omdat naar de meening
van den heer S. dien dag 't brood minder
DE MOKER
ia»