Drankbestrijding. Uit de Partij. goed was. Daarom werd de man plotseling broodeloos gemaakt, Of neen, niet broodeloos, want dagelijks stuurt de heer S. hem een brood als aalmoes. Zou het voor den heer S, misschien niet leerzaam zijn ook eens een tijdje zonder ver dienste te zijn? De ontslagen knecht verdiende ongeveer f 12.per week voor 90 uren werk. De heer Smit behoort tot de menschen die de heer Holt in De Maas- en Schiebode „nogal gemoedelijk en fatsoenlijk" noemt. Ieder zijn smaak. Als de Schiedamsche arbeiders dit staaltje maar onthouden tot den tijd dat de heer Smit weer verkozen moeten worden voor den ge meenteraad. Misschien dat ze dan iemand met meer menschelijke natuur kiezen. De afd. Maasclub (Rotterdam en omstreken) der Ned. Onderwijzers Propaganda-Club (N. O. P. C.) heeft op een adres in zake kinder bescherming door de drankwet alleen uit Rotterdam 721 handteekeningen, van perso nen bij eenigen tak van onderwijs betrokken verkregen. Honderden ouders van schoolgaande kin deren hebben er eveneens hun naam opgezet. Meer zulke cijfers en plaatsen kunnen we noemen. In Schiedam echter, waar toch zeker wel een 200 drankbestrijders wonen, zijn door de onderwijzers plus de leeraren en geestelijken 0 en door de ouders van leerlingen 0 0 hand teekeningen aan de 2e kamer verzonden Zijn de drankbestrijders hier zoo lauw? Hebben de hoofden van scholen voor zich en hun personeel geen circulaires en lijsten ter teekening ontvangen? Of gevoelen zij niets voor die kinderbescherming? Hebben soms alle hoofden, onderwijzers en de twee leeraren in alcoholisme aan de Rijksnormaal- school unaniem geweigerd aan het verzoek der N. O. P. C. te voldoen Gevoelen de ouders er ook niets voor of hebben hun kinderen geen bescherming in deze zaak door de wet noodig Lijsten en circulaires zijn nog te verkrijgen bij Th. van der Woude, Amsterdam. - - - Cursus-Spiekman. Zondag 10 Maart hield H. Spiekman zijn tweede voordracht over de „Vakvereenigin- gen", maar nu meer in het bijzonder en in de eerste plaats over het Engelsche vakver- eenigingswezen, omdat het zich daar het eerst in de richting van het kapitalistische produc tiewezen heeft ontwikkeld. Men weet niet, of de vakbeweging in Engeland een uitvloeisel van het gildewezen is. Een Duitsch professor en een Engelschman beweren van wel, doch daartegenover staat de uitspraak van het echtpaar Webb, dat getuigt, dat er beslist geen verband tusschen beide vormen van organisatie bestaat. Vol gens hen sluiten ze elkaar uit. Ongeveer in 1780 is zich de Engelsche industrie gaan ontwikkelen. In de eerste plaats ontstond de manufac- tuur-industrie. De arbeiders ontvingen van de fabriek het goed, werkten thuis, zoodat zij in schijn kleine baasjes, doch in werkelijk heid stukwerkers waren. Daarna werden de machines ingevoerd. Dit bracht natuurlijk een groote verandering te weeg. De macht der patroons werd grooter, terwijl in dezelfde mate die der arbeiders verminderde. Honger en ellende namen toe. De gilden bestonden nog, zoodat de arbeiders zich daarin konden organiseeren. Er bestond ook door de invoering der machines het gevaar, dat de loonen zouden worden verminderd, doch de Elisabethwetten waren daartegen een bezwaar. De arbeiders wilden dus deze w^ïten gehandhaafd zien. Nu waren de wetgevers tevens de patroons, dezelfde menschen, die pogingen aanwendden, de loonen te doen dalen. Deze wilden de wetten niet alleen niet handhaven, maar zelfs afschaffen. De gevolgen bleven niet uit. We herinneren slechts aan 1799, toen de vereeni- gingswetten werden afgeschaft, zoodat het recht van vereeniging der arbeiders was ver boden, en aan de jaren 1813 en 1814, waarin de Elisabethwetten werden opgeheven. Na dien tijd moesten de arbeiders zichzelf dus helpen. De patroons waren geheel vrij geworden in het regelen van het werk (loon, kinderen, enz.). Zelfs in de mijnen werd toen gebruik gemaakt van vrouwen- en kinder arbeid. In sommige fabrieken waren wel 70 a 80 kinderen werkzaam. Er waren in die fabrieken voor de kinduren bedjes aangebracht Het echtpaar Webb deelt mee, dat soms honderden mannen zi<ffi voor de fabriek ver drongen, om binnen gelaten te worden, doch geweigerd werden, om hun plaats te zien innemen door vrouwe* en kinderen. Men zon dus op middelen, om verandering te verkrijgen. Er schijnt omstreeks 1850 een geest van organisatie ontstaan te zijn bij den Engelschen arbeider. Êen kleermakerspatroon met een enorme mate van energie, volharding wist te verkrijgen ia stilte, bij overrompe ling haast, dat er in 't Lagerhuis een wet werd doorgehaald, waarbij de arbeiders het recht van organisatie werd toegestaan. In dezelfde bijeenkomst werd bijna een wet van tegenovergestelde strekking aangenomen. Dit geschiedde in 1825. In 1830 ontstond Het Chartisme. Het doel hiervan was politieke rechten te verkrijgen. Robert Owen ontwierp na een reis door Amerika een eigen stelsel, evenals Saint-Simon en Eourier. Dat zou kunnen worden uitgevoerd, meende Robert Owen, als de fabrikanten be grepen, hoe beroerd de toestand der arbeiders was. Hij was o.a. voorstander van productieve coöperatie. In zijn geest waren werkzaam de bouwarbeiders. Robert Peel bestreeft inr het parlement de kinderwetten (hij had zelf veel kinderen aan het werk in zijn fabrieken.) Nu hadden in dien tijd, ook al weer dooi de omstandigheden, de organisaties meer het idee van samen weringen. Om toegelate te worden, moest men den eed afleggen, de ver gaderingen waren gekenmerkt, door een doods hoofd op tafel, terwijl de deelnemers gekleed in langen witte hemden, enz. Dat dit noodig was, blijkt wel uit het feit, dat in dien tijd de politie een overval in een vereeniging deed. Alle deélnemers werden voor 7 jaar verbannen wegens het deelnemen aan een vereeniging. In dien tijd ook veelvuldig voor komen van opstanden, werkstakingen en heftig verzet. Na 1850 komt de parlementaire periode op. Was in andere landen een geest van verslapping ontstaan, in Engeland niet. Daar verrees een nieuw type van vakvereeniging. In dien tijd werd onder Allen de machine- bouwersbond opgericht. Hadden de arbeiders voor dien tijd door verschillende mislukte stakingen veel ellende ondervonden, nu verviel men in een ander uiterste. In 1860 besloot de machinebouwers bond, in geen geval meer te staken. Men zou zijn doel trachten te bereiken door middel van wetten, scheidsgerechten, enz. De con tributie werd op 40 cents per week gesteld. Daardoor een sterke toeneming der fondsen. Het voorbeeld der machinebouwers werd gevolgd door de ketelmakers, typografen en timmerlieden. Ondertusschen waren van tijd tot tijd weer pogingen aangewend, de rechten der arbeiders in te krimpen, zelfs zoover, dat men de wet, in 1825 door het Lagerhuis aangenomen, wilde opheffen. Dit was het gevolg van een werkstaking in 1867 te Sheffield. Een enquete werd gesteld, waarbij de organisaties zorg droegen, dat de inlichtingen van beide partijen werden gehoord. De inlichtingen der vakvereenigingen was evenwel nog niet zoo, dat de werking ervan goede resultaten kon opleveren. Er werd n 1. een arbeiders-aristocratie gevormd, een vierde klasse dus. In 1890 kwam er echter verandering. Er ontstond een conflict op een lucifersfabriek, waar een paar honderd meisjes werkten, d.e door de slechte toestanden het werk neerlegden. Ze hadden geen fondsen. Van verschillende kanten, o.a. van Annie Besant., kregen ze steun, en behaalden de overwinning. De fabrikant moest in alles toegeven. Andere voorbeelden waren de stakingen van de dokwerkers, de gaswerkers en de spoorwegarbeiders. De dokwerkers hadden een vereeniging van 1000 leden, terwijl er ongeveir 12000 dokwerkers waren. Hun leider, Ben Tillett, riep den steun in van John Burns en Tom Mann. Een hunner eischen was een loons- verhooging. van 25 op 27jcent. i Rinnen enkele dagen hadadn zij uit verschil lende landen 60 000 pond sterling als steun ontvangen. Ook de gaswerkers en spoorwegarbeiders wonnen hun stakingen. Waren de stakingen dus in het financieel belang der arbeiders geweest, ook een ander voordeel was er het gevolg van. Men begon te begrijpen, dat er geen onderscheid moest gemaakt worden tusschen ontwikkelde en onontwikkelde arbeiders. Beide groepen kon den in één vereeniging worden opgenomen, het nieuw unionisme ontstond. Gaan we nu den omvang der organisaties na, dan zien we in 1842 het begin daarvan, in 1899 daarentegen 1292 vereenigingen met bijna 2 millioen leden. In sommige vakken zijn 75 a 80 °/0 vereenigd. Door de vereeni ging zijn in verschillende vakken groote ver beteringen aangebracht, vooral als men in 't oog houdt, dat er nergens ter wereld grooter uitbuiting der arbeiders was dan juist in Engeland. De timmerlieden verdienen bijv. 24 gld. per week. De Engelsche arbeiders stellen de hoogste eischen, de Italianen de minste, terwijl, niettegenstaande dat, de Engel schen het meest gezocht zijn. De Engelsche arbeiders hebben door hun organisaties niet de krenkende behandeling te verdragen van hun patroon, die wij te verdragen hebben, al verliezen zij ook van tijd tot tijd een staking. In 1894 brak de staking der machinebouwers uit, welke zes weken duurde. De stakers werden met 8 a 10 gld. per week gesteund. Wel werd de staking verloren, doch zij verliep niet ze werd opgeheven. De stakers verkregen geen bondswerkplaatsen, maar het ledental der vereeniging verminderde nog niet met 600 leden, terwijl eenzelfde kapitaal vergaard werd als voor 6 jaar 289000 pond ster ling, of in Hollandsche munt ongeveer 3mil lioen gulden). De mijnarbeiders hebben eerst getracht, alleen door scheidsgerechten hun doel te be reiken. Dit was een gevolg van hun zwakke organisatie. Nu bezitten zij een loonstandaard. De typografen hebben het leerlingstelsel. Uit alles blijkt, dat de Engelsche arbeiders door hun organisatie zich een flinke plaats veroverd hebben. Zij strijden in den tegen- woordigen tijd meer voor betere wetten dan voor hooger loon, want hun arbeidswetgeving is zeer achterlijk (ongevallenwet treurig, kin derwetten onvoldoende, werktijd voor groo- ten niet geregeld). De noodzakelijkheid van het meedoen aan politiek doet zich gevoelen. Voor ons, Nederlandsche arbeiders, is de strijd der Engelsche arbeiders een leerschool. Maar daar Duitschland en Denémarken om verschillende redenen meer bij Nederland pas sen, zou de spreker gaarne zien, dat bij de volgende voordracht op Zondag 17 Maart a.s., wanneer hij die landen behandelt, de arbeiders in grooten getale opkwamen. Met dien wensch besloot spr. zijn tweede voor dracht, nadat hij nog een korte gedachtenwis- seling had gevoerd met twee der aanwezigen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 2