Denk er eens over
üit de Partij.
De Bond van Ned. Onderw. heeft daarom
trent een adres ingediend, dat den 23ste
October 1900 in handen is gesteld vanBurgem
en Weth. om advies, (raad.)
Daarop werd afwijzend beschikt in de ver
gadering van 27 December. De heer de Groot
wou bet nog aanhouden, maar de voorzitter
zei, dat het van Burgem. en Weth. te wach
ten voorstel omtrent deze aangelegenheid,
toch nimmer een advies op dat adres zou zijn,
doch een geheel zelfstandig voorstel Ja,
wat denken die menschen wel met hun adres
sen? Duizend van die dingen wegen niet op
tegen één zelfstandig voorstel. De voorzitter
zei immers eenigen tijd te voren„Het publiek
vaardigt zijn afgevaardigden after vergadering
en heeft dus af' te wachtenwat deze besluiten."
Arbeiders, zitten uw afgevaardigden daar óók
om wat te besluiten? Of denkt ge soms,
wat de heeren wijzen, moeten wij maar prijzen
Goed dan, het zelfstandige voorstel van
16 Eebr. 1901 is, om geen geiden voor kin
dervoeding en -kleeding disponibel (beschik
baar) te stellen, en dat op grond van de
berichten van hoofden van scholen en „school
besturen." Wij zijn zeer nieuwsgierig naar
die berichten. Die menschen gevoelen natuur
lijk te goed de zware verantwoordelijkheid
in deze zaak tegenover ouders, autoriteiten
en hun eigen geweten, om maar lichtvaardig
iets te berichten. En wat kunnen wij dan
besluiten.
Ie. Dat er in Schiedam geen onvoldoend
gevoede kinderen zijn. Maar de lieer Van
Wijck noemt Schiedam, in een zitting dei-
Eerste Kamer, als een dei' ergste voorbeelden
van werkeloosheid.
Zouden de arbeiders en hun kinderen dan
zoo vet soppen? Of zouden „de hoofden van
scholen" en de schoolbesturen in de behoeften
voorzien
Kom, kom!
2e. Dat particuliere liefdadigheid of ge
meentelijke armenzorg voldoende is. Maar
ieder weet, dat philantropie (geven uit liefde)
net doet als de bliksem, die slaat zoo hier
en daar maar eens in, maar de groote hoop
blijft ongetroffen.
Op 't onderwijs congres werd dan ook reeds
op het totaal onvoldoende van particuliere hulp
gewezen.
Wij veronderstellen, dat de hoofden van
scholen en de schoolbesturen te goeder trouw
zijn, maar dan bebben zij van hun algeheele
ongeschiktheid blijk gegeven, om in deze
kwestie raadgevers te zijn.
Art. 35 van de Leerplichtwet zegt: Ter
bevordering van het schoolbezoek is de ge
meenteraad bevoegdvoeding en kleeding te
verstrekken aan schoolgaande kinderen voor
wie daaraan behoefte bestaat, of met dat doel
subsidie (bijdragen) te verleenen
De aanstaande zitting zal aantoonen, of
de raad hier gebruik wil maken van die
bevoegdheid. Geld zal er nog wel wezen,
want voor één tractutie-dag zijn zonder dis
cussie (geredeneer) f1500 toegestaan. Maar
de wil, die moet het 'em doen. Als de arbeiders
werkelijk hun afgevaardigden hadden ja, dan
Maar nu?
De arbeider staat niet alleen tegenover de
bezittende klasse in z'n geheel, bij z'n dage
lijkschen arbeid komt hij tegenover den werk
gever persoonlijk of diens bazen te staan.
En hoe de heeren over hem denken, dat
is bekend. De „goeden" onder hen, die wel
wat of ook wel veel \oor den arbeider „ge
voelen", hebben hun ldasse-bewustzijn. Zij
meenen, dat die menschen in hun „nederige"
positie moeten blij ven, en zij-zelf in hun hooge,
dat zij hebben aan te wijzen, wat de arbeiders
in werkplaats en maatschappij te doen en te
laten hebben. Want de heeren krijgen met
het geld ook de wijsheid, om nooit iets ver
keerd te zeggen of te doen.
En als de arbeider dan maar vlug heen
en weer draaft voor het aangezicht van zijn
heer, en hij zegt: „als 't u blieft" en „dank u"
en „ja, zoo is het, meneer", dan is er geen
beter, die wordt gauw een baas.
Maar als hij zegt: „Meneer, m'n vrouw
en m'n kinderen en m'n huis enfin, we
hadden zoo gedacht van 'n paar een ten meer
dan is 't: „Je hebt niet te denken. Ik denk
voor je, de adviseurs denken voor je, de leden
van den Baad denken voor je, de heeren van
de Tweede Kamer denken voor je. man, al
de heeren denken voor je. Werk jij maar.
En als wij eens over die paar centen gedacht
hebben en 't kan, dan komen die wel."
Zoo'n werkman beeft geen kans!
En als hij dan tegen z'n kameraads zegt:
„Jongens, we staan voor 'n heele hoop van
die heeren, hier, ginder, overal. Als we wat
gedaan willen krijgen, moeten we sterk wezen,
we moeit n met z'n allen komen, eensgezind,
voor één en 't zelfde doel, dan zijn we een
macht, dan ja, dan moet hij weg.
Verbeeld je, een weikman die wildenken.
Maar al spoedig konu een tweede, ten derde,
hier komt vereeniging, daar komt vereeniging
en eindelijk zeggen de heeren en de raadgevers:
„Dat vereenigen schijnt in de luclu te zitten.
Laten wij ze maar bij mekaar halen.
En één, twee, d' ie, dan is er 'n afdeeling
hier of daar van; mijnheer die of die is voor
zitter, een andere meneer raadge.er en 'n
eigen gebouw om te vergaderen en dan zegt
meneer tegen 'n heele troep gelijk wat ze
doen of laten moeten. Dat is veel gemak
kelijker.
Maar er zijn vereenigingen van arbeiders,
die zoo maar op d'r eigen houtje wat durven
denken en doen. Die sturen zoo nu en dan
maar eens een briefje over 't een of ander:
over 't vaststellen van minimum loon en
maximum arbeidstijd ('t vaststellen van een
loon, waar geen werkgever beneden mag gaan
en van den langsten tijd, dien hij mag laten
werken), over staatspensioneering, over alge
meen kiesrecht, over 'n bestuurdersbond enz.
Dan zeggen de heeren: „Menschen, denk
er niet over, 't is verkeerd Als je dien weg
opgaat, waar blijft dan godsdienst en deugd
en zedelijkheid? Jullie kunt immers niet op
jezelf passen. Weest voorzichtig, past op den
eersten stap."
Maar de arbeiders moeten wel denken over
't vreemde van zóó lang en zóó hard werken,
dat ze wel eiken dag het onderhoud voor
vier menschen voortbrengen, en dat ze toch
altijd leven in moeite.
Ze gaan denken wat al die dingen betee-
kenen en waarom en waarvoor.
En telkens dwaalt er een schaapje af en
telkens komt er een bewuste strijder meer en
telkens wordt het aantal arbeiders grooter,
dat hun kameraads toeroept: „Mannen, ver-
eenigt u, daarin ligt onze kracht!"
Cursus-Spiekman.
Zondag 17 Maart zette H. Spiekman zijn
voordraekten over „vakorganisatie" voort met
de behandeling van die over Duitschland.
De tijd was te kort om ook de geschiedenis
i van het Deensche vakvereenigingswezen te
bespreken, zoodat dit werd uitgesteld tot een
volgende maal
In 1848 ging een adem der revolutie over
Duitschland. De beweging in dat jaar werd
geleid onder den invloed der liberalen. Zij
had niet ten doel, de arbeiders als klasse te
verheffen, doch om de burgerklasse een steun
in den rug te geven.
Daarna ontstond, zooals zoo dikwijls, een
zekere slapte, totdat in 1863 de vereeniging
der tabaksbewerkers en in 1867 die dei-
boekdrukkers werd opgericht. Deze vereeni
gingen zijn nu nog de krachtigste van alle.
Door Lassalle werd de Duitsche arbeiders-
vereeniging georganiseerd, ofschoon hij in
vak vereenigingen niets dan een lapmiddel
zag, daar deze door hun werken wel van tijd
tot tijd iets meer loon afdwongen, maar overi
gens toch onderwerpen bleven aan de ijzeren
loonwet.
In 1868 had er een congres plaats der
Duitsche vakvereenigingen, waarook verscheen
Max Hirsch, die met Brentano een onderzoek
naar de Engelsche vakvereenigingen had
ingesteld. Max Hirsch wilde in Duitschland
denzelfden vorm van organisatie als in Enge
land, doch dit ging niet op, waarom hij in
hetzelfde jaar met Diinckerde Hirsch-Düncker-
verein tot stand bracht, die vijandig was
aan de seciaal democratie. Men moest, om
tot die veree liging toegelaten te worden,
een circulaire onderteekeneu, waarbij ver
klaard werd, dat men niet tot de soeiaal-
demokraten behoorde.
Deze vereeniging gaat bijna nimmer tot
werkstaking over. Zij bepaalt zich slechts
tot enkele vakken. In Berlijn heeft zij b.v.
veel aanhang onder de metaalarbeiders. Hoofd
zakelijk is haar taak het werken voor fondsen.
Verschillende congressen werden door de
Hirsch-Diincker-verein, in vele opzichten te
vergelijken, met ons Ned. Werk.-Verbond,
gehouden.
Op het Maxistisch congres van Gotha werd
op initiatief van Bebel het b-sluit genomen,
zuivere vakvereenigingen te stichten, iteeds
voor hem had Jörg daartoe voorstellen gedaan
in de Hirsch Düncker-vereen, doch door zijn
spoedig sterven was het bij voorstellen ge
bleven. Bebel had meer succes. Al spoedig
bestonden er 45 vakbonden met 49009 leden,
terwijl er op het congres Gotha nog 11000
leden van plaatselijke vakvereenigingen ver
tegenwoordigd waren.
Scheen alles dus iu de goede richting te
gaan, tegenwerking van de zijde der regeering
onder den ijzeren kanselier- Bismarck deed
alle plannen verijdelen, Was reeds de macht
der kerk gefnuikt, in 1878 deed de socia
listenwet het overige voor de vakvereenigingen.
Op twee uitzonderingen na werden alle vak
vereenigingen opgeheven. Die twee waren
de organisaties van de tabaksbewerkers en
de typografen, maar dan nog met deze beper
king, dat zij alleen fondsen tot onderlingen
steun zouden zijn, en hun bladen ook alleen,
over die zaak artikelen zouden bevatten.
In 1881 kwam de koers der sociale poli
tiek, door Bismarck aanvaard. Dit is de reden,
waarom Duitschland, Amerika uitgezonderd,
vooraan staat in de rij der staten met sociale
wetgeving. Deze wetgeving neutraliseerde
echter de sociale wanverhoudingen niet.
De kinder-exploitatie door de Christelijk
socialen onder Stöcker in 1884 aan de orde
gebracht, deed veel agitatie ontstaan; zoodat
de vakvereenigingen weer een beetje steun
kregen.
In hetzelfde jaar ging men door de om
standigheden gedwongen, over tot het stelsel
der vertrouwensmannen. In Duitschland is
dit stelsel goed uitvoerbaar door den geest
van discipline, die in de Duitschers zetelt.
Twee jaar later, in '86, braken op verschil
lende plaatsen in Duitschland werkstakingen
uit, waardoor aan de regeering bleek, ook
door de verkiezingen na 1878, dat het met
vereenigingsleven onder de Duitschers nog
niet uit was. Wat was nu het geval?
Bismarck en Von Puttkamer zagen in alles
het werk van de socialisten, en daar stakingen
ook onder de socialistenwet van '78 waren
begrepen, wanneer er socialisten in waren
betrokken, vat men terstond, hoe de regeering
optrad. Zij ziet immers in stakers altijd
socialisten.
In 1890 werd het eerste congres van de
federatie van vakvereenigingen gehouden. In
'95 telden de vakorganisaties gezamenlijk
reeds meer dan 450000 leden, terwijl dit
getal nu al boven het half millioen gestegen is.
Door agitatie, staking gingen ook de loonen
in de hoogte; in sommige vakken bedroeg
dit V. of Je helft. Ook door partieelé staking
werden de organisaties versterkt:
Als voorbeeld wijzen wij op Hamburg,