Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad. Boerenkermis. No. 10. Zaterdag 4 Mei 1901. Ie Jaargang. Waarom het te doen is! Denk er eens over FEUILLETON. ABONNEMENTSPRIJS: 13 cent per kwartaal i franco per post 20 cent I *9 ">«-mlbetah»,. Losse nummers 1 cent. Zondag 28 April hield de afd. Schiedam van den Nederl. R. K. Yolksbond haar maand-vergaderin g De voorzitter Mouwens sprak o.a. over de leerplichtwet. Aan 't slot wees de geestelijke adviseur, volgens de Sch. Crt. nog even op de „vrijstellingen" om allen nog eens uit drukkelijk er op te wijzen, dat die ook verkre gen kunnen worden voor „gemoedsbezwaren." Wanneer er dus geen Katholieke school binnen een kring van 4 K. M. is, of, wan neer op een Katholieke school geen plaats is, dan behoeven de Katholieke ouders hun kinderen niet naar de openbare school te sturen, mits zij slechts kennis geven, dat zij gemoedsbezwaren hebben. Dus beter in 't geheel geen onderwijs, dan ongodsdienstig onderwijs. Dat is 't advies van dien geestelijken adviseur. Je bent er toch maar mee opgescheept. Als nu de R. K. arbeiders maar snappen waarom het te doen is. Liever zien ze dat je kinderen niets leeren dan dat ze op een school gaan, waar ze niet onder toezicht der geestelijkheid staan. Veel is er, wat de arbeiders scheidt, wat hen belet op te trekken als één groote, onver deelde partij. Velerlei zijn de inzichten, die de verdeeldheid veroorzaken. De een groeide op in 'n kerkelijke omgeving, de tweede in 'n burgerlijke, de derde in een proletarische, de een meet alles af naar z'n godsdienstige, de ander naar z'n burgerlijke inzichten. De Bureau van A_(lrnmistratie en Redaktie Noordvest 1^2. een bleef voortdurend in 'n omgeving, waar al het nieuwe werd geweerd, waar dat be schouwd werd als te zijn uit den booze, de ander leefde in kringen, waar al het nieuwe werd ingehaald en besproken. Den een is het betrekkelijk voorspoedig gegaan in de wereld, de ander had veel tegenspoed. De een heeft geleerd, z'n zorgen met een borrel weg te spoelen, de ander, te strijden voor beteren toestand. De een heeft leeren berusten in 'n toestand, die misschien beroerd, maar niet ten volle onhoudbaar is, de ander is geprik keld tot tegenstand De een heeft geleerd voor zijn eigen heil te zorgen, als 't voor naamste, wat hij kan doen, de ander strijdt voor verbetering van 't lot van zijn naaste, de pi-aktijk der christelijke liefde. Al die tegenstrijdige inzichten of belangen hebben tot nu toe de arbeiders belet, te komen tot het groote inzicht, dat zij zich moeten vereenigen tegen het kapitaal, dat hen uitbuit, dat hun tijd en hun lichaam in beslag neemt, dat hen in 't gareel houdt van de wieg tot aan 't graf. Al die onderlinge geschillen zijn een ongeluk voor hun geluk, bevorderen de instandhouding van het kapitalistische stelsel. In één opzicht zijn de arbeiders éénstemmig. Zij allen weten, dat voor een weinig geluk 'n zekere mate van welvaart noodig is; zij weten, dat tot het genieten van een weinig geluk tijd noodig is, wat vrije tijd, tijd die van hen is, die hen heel en al toebehoort. Zij weten, dat daarvoor noodig is een niet afgetobd, afgezwoegd lichaam, dat maar ver langt naar één ding naar rust. Ziet hen op vergaderingen, de slachtoffers van den arbeid. Er wordt gesproken over hun belangen, duidelijk en klaar zij slapen, er wordt gesproken met klem en met nadruk ADVERTENTIËN: 5 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting zij slapener wordt gesproken met geest drift zij slapen met bezieling -- zij slapen. En die zoo zalvend vveten te spreken over de „geestelijke nooden" van den werkman, zouden die uitgerusten niet weten, dat aller eerst één ding noodig is rust voor het afgebeulde lijf? De rust, die den mensch eerst vatbaar maakt voor „geestelijke nooden" en „geestelijke genietingen?" Zouden niet alle arbeiders var. alle landen, van alle gezindten, van elk geloof, kunnen instemmen met de leuze: „Op voor den acht- urigen werkdag?" 't Is Mei. 't Is' de maand van de zachte, frissche geuren, 't Is de tijd van weelde voor al wat leeft, 't Is de lente, met hooge, flets-blauwe luchten, met licht-witte zon van lauwe levens warmte in stille, ijle nevel, wijd uit, roerloos. De weelde van jong leven zwelt in de zwoele, trillende lucht, hangt over de wegen, tusschen boomen en struiken, over velden en akkers, kringelt in stil bevende trillingen uit de groene, fluweelige weiden, suizelt in zachte, breede vlagen van geuren uit boom- gespruit, tintelt in de zilverig glanzende lucht, doorzichtig tot uren ver. En iets van al die weelde dringt door tot in hofjes en buurten der benauwde stad, tot in de muffe huizen der vermoeide werkers. En het is hun de zachte galm eener blijde boodschap van heel ver, het is hun de stille, teere aanraking van hooger genot, van blijder geluk. Maar de werkelijkheid grijpt hen, sleurt hen naar fabriek en werkplaats, beult hen af, maakt hen dood voor het mooie. En met moeë lijven slapen zij hun doffen slaap van vermoeide beesten. kend, gerookt uit 't zilveren pijpje, maakt de middagfeestvreugde volkomen. Op straat, voor de kroegen, loopen deernen, de gezonde, frissche boerenmeiden, ook ge kleed in Zondagspak Ze stinken naar reuk- zeep en muskus, geliefde geuren der platte- landsdochteren. Arm in arm stappen ze voor bij, rechtop, fier, haar vriendinnen de oogen uitstekend met lint en strik, met bellen, krullen en spelden. Regelmatig loopen zij hier op en neder, als schildwachten. Dat wandelen geschiedt niet zonder doel. Neen, 't is daar markt. De koopers zitten voor de geopende ramen, de koopwaar pro- meneert, zachtjes aan, voetje voor voetje, o zoo zediglijk voerbij zich latend begluren van voren, van achter, van ter zij, zich latend schatten in gewicht, in lengte, in dikte en in gèld. De markt is slechts de voortzetting en tevens de finale uitverkoop van een weken lange publieke veiling. Wordt vervolgd.) 1) door L. 't Is drie uur in den middag. De breede dorpsstraat wordt kwistig ge koesterd door de weeld'rig warme zomerzonne. Tenten en kramen worden overgoten door een zee van goud-gloede prachtstralen. De vergulde kwasten in den draaimolen, wijd uitgespreid bij iedere zwaaiing, flikkeren als gouden slangen. 't Is alles licht, hel licht. Het versleten draaiorgel zeurt zijn kermis- liederen; dreint van: „Sien, siene, laê me los", om daarna door één vingerbeweging van den orgelman over te slaan in: „Endeboere hebbe 't overwonne!" Een paar liedjeszangers met jong-verloopen gezichten, zij met nog een meisjesstem, hij met schorre dranktenor, gillen hun straat deunen, vertellend van vreeselijke moorden en ongelukkige liefde's. De krachtig-doffe slagen op ,,'t Hoofd van Jut", gevolgd door een kort-knetterend slagje van 't afgestooten kruitdopje mengt zich bij 't gezoem van gonzende menschenstemmen, den ondergrond van 't groot ensemble. De kroegen zijn propvol met jonge boeren, allen met een kruik bier voor zich, zweetend, nog veel meer dan wanneer ze werken in 't hooiland, van 't te nauwe boord, dat voor de kermispret is omgedaan puffend en blazend van de groote hoeveelheden Brabantsch bier, die ze naar binnen zwelgenweddenschappen aangaand, wie 't gauw ff zijn kruik leeg heeft; steunend in 't zwart lakensch pak, 't aan- neempak, zitten ze voor de hoogopgeschoven ramen. De jas, geopend, laat den bengelenden gouden ketting zien, der boeren grootste trotsch. Een kermissigaar, walmend en stin- DE MOKER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 1