Politieke Schetsen.
Het Schiedamscha Ziekenhuis.
De Schiedamsche politie en de
paardenmarkt.
De Schutterij.
De staatsinstelling is er zeer democratisch. Er
hestaat Algemeen-Kiesrecht, in vele staten ook
voor de vrouw.
In 1859-80 kwam de nieuwere vakbeweging op.
Na 1860 trokken veel Engelsche arbeiders naar
Australië en brachten er hun vakbewing, die in
Engeland ook begon op te bloeien, over. Nu zijn
in Australië 60 centrale vakvereenigingen. De
sterkste zijn die der mijnwerkers (25 a 26 duizend
leden) en der schaapiiedem 50.000 leden dat is
75% van alle arbeiders in. dit vak.)
Er bestaan scheidsgerechten voor geschillen over
loon, werktijd enz., die ietg gelijken op onze Kamers
van Arbeid, doch wier uitspraak bindend is.
In 1896 werden ingesteld commissie's van patroons
en arbeiders, die net recht hebben minimumloon
en maximum-arbeidstijd vast te stellen. Deze zijn
daardoor, behalve hier en daar in Amerika, nergers
zoo goed geregeld.
Een bewijs van de kracht der beweging is, dat
in 1890 de stakende Londensche dokwerkers uit
Australië den grootsten steun kregen.
Vervolgens besprak spr. zeer breedvoerig de
vakbeweging van Noord-Amerika. Deze is daarom
van zooveel belang, omdat N. Amerika behoort
tot de staten, die in den toekomst groot overwicht
zullen hebben, op industrieel gebied en onder deze
staat het zelfs vooraan. Het zal de Europeesche
markt overvleugelen. Dat ligt in 't karakter der
industrie. Waar men in Europa tracht te bezuinigen
op de levende arbeidskrachten, de arbeiders, tracht
men in N. Amerika, te bezuinigen op de doode
arbeidskrachten, dat zijn de machines. In Amerika
wordt elke nieüwe uitvinding onmiddelijk in explo-
tatie gebracht, en spaart men daartoe kosten noch
moeite. Beidé brengen hun rente op. Daarbij be
houdt men frisschc, energieke arbeiders, omdat
de loonen hoog en de arbeidsduur kort zijn.
De arbeiders hebben er een ruimer en beter
leven. Daardoor bleven hier uit, de groote revolutie,
tegen de fabriek, die we in Engeland zagen.
De vakbeweging is socialistisch van tint.
Na de crisis van 1837 was alle beweging 30
jaar lang dood. Toen evenwel de groote toevloed
van Europeanen (vooral Duitschers) begon, kwam
er leven, In 1863 werd o.a. opgericht de bond
van machinebouwers, die in 1866 reeds 60.000 leden
had. Een Nationale Arbeidersorganisatie werd
gesticht die ijverde voor den 8-urendag en 178000
leden telde. Ze ging evenwel te niet.
Door den invloed der Duitschers leefde de be
weging weer op. De oude Internationale had in de
Americanen een groote steun, zoodat ook op het
Congres van den Haag in 1872 besloten werd den
zetel van het hoofdbestuur naar New-York te ver
leggen.
Na de scheiding van Marx en Bakounine kwam
er een tijd van verval. Nog een oogenblik bloeide
de beweging op onder de anarchistische leiders
Wilhelm Hasselmann en Johann Most, die^voor den
ivettelijken 8-urendag ijverden. In dien tijd was de
groote meeting te Chicago, waar, door 't verraad
der handlangers van de kapitalisten, die een schijn-
aanslag op de politie deden, zooveel slachtoffers
vielen, eerst tot de cel, later tot de galg veroordeeld.
Na een tijd van reactie ontstaat een tweede orga
nisatie, waarbij een der voornaamste lichamen is,
de organisatie van de Bidders van den Arbeid. Deze
omvat niet alleen arbeiders, maar aUen, die erken
nen, dat de arbeiders de eenigen zijn die noodza
kelijk zijn voor de ontwikkeling der maatschappij
en dus recht hebben op 't goede en schoone der
aarde. Zij omvat menschen van alle gezindten.
Haar ledental liep tot 4 a 500.000. Aan 't hoofd
staat een Grand Master Workman, die bijna opper
machtig is. 't Groote nut van dezen bond is, dat
hij tot andere organisatie den stoot gegeven heeft.
Zelfs was hij te heterogeen om veel tot stand
te brengen.
De 2e groote bond is de Amerikaansclie Arbeiders-
Federatie. In 1881 telde zij 280.000 leden, in '86
316.000, en in 1891 675.000. De voornaamste der
aangesloten organisaties zijn die der spoottcegwer-
kers en die der machinisten.
In de Federatie zijn thans 2 stroomingen; een
socialistische en een anti-socialistiche. Toch wordt
geijverd voor wettelijke regelingen.
Naar gelang de centralisatie der kapitalisten
toeneemt, worden de bezwaren voor werkstaking
grooter. Andere strijdmiddelen worden dus noodig.
Een daarvan is de boycott. Een tweede is de
label (etiket) die o.a. in gebruik is bij de sigaren
makers. Op deze etiketten staat vermeld, dat de
sigaren, die van zoo'n etiket voorzien zijn, ge
maakt zijn door een le. klas werkman, lid der
organisatie, wérkende op behoorlijke voorwaarden.
Door medewerking van het publiek is dit middel
uitstekend gebleken. Belangrijk zijn verder de
organisaties der timmerlieden, typografen en mijn
werkers.
Omdat Amerika al zooveel verder is in z'n
kapitalistische ontwikkeling is het een leerschool
voor andere landen, vooral wat betreft de houding
der arbeiders tegenover de trusts, en meer en meer
blijkt, dat vakbeweging aUeon daartegen niet is
opgewassen, maar dat de poHtieke macht bij moet
springen.
Uit verschillends deelen samengesteld.
Wordt vervolgd).
De nieuwe kerk-crisis II. Onder de Germanen
werd de geestelijkheid een factor in het staats
gezag. Jezus' uitspraak „Mijn koninkrijk is niet
van deze aarde" werd door zijn navolgers ver
geten onder den drang van omstandigheden, die
hun ook wereldlijke macht bezorgden. Maar bij de
vorming der staatsmachten in de germaansche
rijken ontwikkelden zich naast het gezag der geeste
lijken dat der edelen en vorsten. Bij den voortgang
der geschiedenis kwamen deze drie met elkander
in botsing, omdat ieder van hen bij de uitbreiding
van het eigen gezagsgebied een deel van het
gezagsgebied van den ander voor zich begeerde.
Aldus ontstond de onderlinge strijd van vorsten,
adel en geestelijkheid. De geestelijkheid, die zich
daarbij steeds algemeener aaneensloot om den
paus, ontwikkelde zich tot een internationale macht,
die haar gezag in de middeleeuwen flink wist te
handhaven, al gelukte het haar niet, het staatkundig
oppergezag in handen te krijgen. De adel kwam
niet tot een zoodanig algemeen verbond en moest
dus in ieder afzonderlijk rijk afzonderlijk zijn gezag
zien te verdedigen; dat lukte hem evenwel niet,
hij werd in aUe Germanenlanden door den vorst
met behulp van den intusschen opgekomen burger
stand aan het vorstelijk oppergezag onderworpen
en omgevormd tot een steeds meer afhankelijk
wordenden hofadel. De vorsten wisten hun gezag
steeds hooger op te werken, den adel aan zich
ondergeschikt te maken en tegenover het (interna-
tionaal-geworden) kerkelijk gezag sterk te blijven.
Aldus was de toestand, toen in het begin der
16e eeuw een omwenteling in Europa losbrak, die
in aUe landen staat en maatschappij en kerk het
onderste boven smeet. Het naar boven dringen van
den tot dien tijd toe onmondig gehouden burger
stand gaf er een beslist revolutionair karakter
aan. De burgers voerden strijd tegen het bestaand
gezag, in welken vorm zich dat ook aan hen ver
toonde, want in iederen vorm had het hen onderdrukt
en onder een onwaardige voogdij gehouden. In
het protestantisme brachten zij hun geloof en kerk
onder, buiten den domperinvloed en de voogdij
der geestelijkheid. De algémeene christelijke kerk
verloor een belangrijk deel harer leden en een
nog belangrijker deel van haar macht en gezag.
In sommige landen werd zij geheel en al verdrongen
door het protestantisme, in de andere was haar
bestaan zeer wankel geworden. Een halve eeuw
lang dreigde zij geheel en al te gronde te gaan.
Toen hernam zij haar veerkracht en wist zij, vooral
door den arbeid der Jezuietenorde, weer iets van
het verloren gebied te herwinnen. Aan den wedloop
om het oppergezag in Europa heeft zij na de
ondergane verzwakking natuurlijk nooit meer mee
kunnen doen. Integendeel, haar wereldlijk gezag
is zij volkomen kwijt geraakt: de vorsten hebben
haar dat geheel ontnomen, zelfs den paus heeft
men niets van zijn wereldlijke macht overgelaten.
Maar haar internationale organisatie is gebleven,
en de overleveringen en illusies eener almachtige
kerk zijn ook gebleven. In de plaats van de wereld
lijke oppermacht der kerk zelve stelde zij als
ideaal de wereldlijke opperheerschappij harer ge
trouwe leeken. Zij veranderde haar politiekhet
doel bezitter te worden van het staatkundig gezag
werd gewijzigd tot het doel de beheerscher te
worden van de bezitters der staatkundige heer
schappij. De vorming van die heerschappij-bezitters
en hun organisatie als staatkundige partij werden
de middelen tot bereiking van haar middellijke
(men zou kunnen zeggen: getrapte) oppermacht
over den staat.
J. v. L.
Het is ons gebleken, dat ons stukje over 't ver-
leenen van eersten hulp bij ongelukken aan 't
Gemeente-Ziekenhuis een verkeerde meening ge
vestigd heeft, n.l., alsof wij 't Ziekenhuis nu eens
een hak wilden zetten, of dat we iets noodig hadden,
om lezers te lokken, dus een beetje op schandaaltjes
aasden. Niets is minder waar dan deze veronder
stelling. De socialisten zijn wel gewend altijd
voor „heel slecht volk" gehouden te worden, maar
zonder verwaand te zijn kunnen we zeggen„Tracht
ze beter te leeren kennen en ze zuUen u meevallen,
misschien wel zoo, dat ge zelf ook u aansluit bij
dat „slechte volk". Men zij dan ook gerust. Ons
eenig doel was er op te wijzen, dat die klachten
gehoord werden, dat die beschuldigingen tegen 't
ziekenhuis geuit werden. Geeft de directie de
gegrondheid daarvan niet toe, ze kan zich vrij in
onze kolommen verdedigen Zij staat daarvoor,
hopen wij, niet te hoog. En waarom zouden wij
het Ziekenhuis een hak willen zetten? Wij juichen
het te zeer toe, dat eindelijk de verpleging onzer
zieken met ernst ter hand is genomen, en niet langer
als een bijzaakje wordt beschouwd. Wij zijn te zeer
ingenomen met de resultaten, die 't ziekenhuis tot
nog toe heeft geleverd. Wij hebben te veel sym
pathie voor 't werk van hen, die zich belasten met
den zorg voor onze lijdende médemenschen.
Maar er is verschil tusschen „een hak zetten"
en „op fouten wijzen." 't Laatste hebben wij gemeend
te moeten doen, althans er op wijzen dat die
klachten geuit werden.
Om verwarring te voorkomen, willen wij wel
verklaren, dat die klachten ons bevreemd hebben
en overigens strijden met onze meening aangaande
de verpleging in 't gemeente-ziekenhuis.
Wij wensijhen dan ook niets vuriger, dan dat
alle vooroordeel ten opzichte van deze inrichting
spoedig moge verdwijnen, opdat niet langer velen,
door hun domheid, gebrekkig verpleegd thuis zuUen
blijven inplaats van goed verpleegd in 't Ziekenhuis.
Inmiddels is echter de questie waar 't om gaat nog
niet opgehelderd. En door een boos gezicht zijn
de klachten van hen, die beweren, niet spoedig
genoeg verbonden te zijn, nog niet weerlegd.
Het is paardenmarkt. Als altijd zijn de bekende
kooplui daar aanwezig. Groot lawaai. Te midden
daarvan trachten enkelen, het publiek lastig te
vallen. Iemand uit het publiek beklaagt zich bij
een passeerenden agent, doch krijgt geen antwoord.
Een hooger politie-beambte komt aan, en natuur
lijk wordt ook deze door bedoelden persoon aan
gesproken, doch teruggewezen met een: „ga weg,
kwajongen, of ik zal je arresteeren."
Hiermee is deze niet tevreden. Hij gaat naar het
politie-bureau, om zijn klachten in te dienen, maar
de beleefde beambte is hem voorgeweest, zoodat
het antwoord hier luidt: We zuUen die zaak maar
verder laten rusten.
De zaak schijnt hiermee voor den klager uit te zijn.
Wat gebeurt er echter? Ooggetuigen plaatsen
een ingezonden stuk in de Schiedamsche Courant,
deelen daarin mee; wat op de paardenmarkt is
voorgevaüen.
De politie wordt nu waakzaam. Door denzelfden
beambte, die hem eerst op de markt bedreigd heeft
met een arrestatie, wordt de klager op de Koemarkt
aangesproken, en daar wordt hem verteld, dat
proces-verbaal is opgemaakt.
De justitie treedt dus nu op. De klager komt
daar als beschuldigde, en ziet den politie-beambte
als aanklager. Getuigen zijn aanwezig.
En de dagvaarding? Hoe luidt die: We nemen
er het volgende uit over:
„ten einde aldaar terecht te staan ter zake dat
„hij op den 8 Maart 1901, des namiddags omstreeks
„11, uur, te Schiedam in den niet voor de nacht
rust bestemden tijd op den openbaren weg aan
„de Lange Kerkstraat door luidskeels te razen en
„te tieren rumoer of burengerucht heeft gemaakt."
Kumoer of burengerucht worden opgegeven.
Yerbeeld-je, zulke dingen op een paardenmarkt
te Schiedam. Het moet toch wel ernstig zijn, om
te midden van verbazend veel rumoer nog meer
rumoer te kunnen maken. Maar het staat zoo in
de dagvaarding, dus is het waar.
Na eenig verhoor, waaruit blijkt, dat de ver
klaringen van politie eenerzijds en beklaagde en
getuigen anderzijds niet kloppen, klinkt uit den
mond van den rechter:
„Zoo'n bejaarde man (hiermee wordt de politie
beambte bedoeld) zal niet liegen," wat op zijn
zachtst genomen beteekent: U, beklaagde, u liegt.
Was het hierbij nu maar gebleven. Doch be
klaagde wordt tot tweemaal, v m twee verschillende
kanten gevraagd:
„Hadt u drank gebruikt? Is u niet gauw opge
wonden?" Ja, zelfs wordt er ronduit gezegd, dat
beklaagde er wel wat opgewonden uitziet.
Tot getuigen worden vragen van ongeveer den
zelfden inhoud gericht, waarop een gelijk antwoord
als van beklaagde volgt.
Alle verklaringen staan lijnrecht tegen die van
den eenen politie-beambte. De eisch van den
rechter luidt: f3.(drie gulden) boete.
De uitspraak is echter een vrijspraak, denken
beklaagde en getuigen.
Mis hoor. De justitie denkt heel anders dan
gewone menschenkinderen, en natuurlijk veel beter.
Voor al het rumoer en burengerucht in het rumoer
moet een boete van f0.50 (vijftig Cents) betaald
worden, terwijl de getuigen ieder 50 cents ont
vangen. Geen voordeelig zaakje voor de justitie,
maar de eer is in ieder geval gered.
We eindigen met een raad: Schiedammers.blijft
ver van enkele ijverige, al te ijverige politie
beambten uw leed is anders niet te overzien.
Bezoekt in geen geval de paardenmarkt, want ge
weet het nu: Bij al het rumoer en de herrie die
daar heerschen loopt ge gevaar dadelijk aange
klaagd te worden wegens rumoer of burengerucht.
Weest daarom voorzichtig!
In de Tweede Kamer is in de laatste weken
druk geredekaveld over de legerwetten,
Nadat, de vorige minister al over zijn wetsontwerp