Denk er eens over De aanstaande Verkiezingsstrijd. paradepaarden bij de verkiezingen dienst zullen doen. Het gaat daarbij als bet gaat op de kermis, waar de baas van bet spel voor de voorstelling begint, de rijders en rijderessen voor de tent laat komen, met hun paarden, in hun mooie pakjes, om de kijklustige toeschouwers te bewegen hun centen te offeren, door een plaats te koopen. Zoo ook nu. De politieke voorstelling van 1887 loopt ten einde. Een groot deel der bezoekers daarvan zijn of maar half, of geheel niet tevreden. De bazen van het spel willen echter dolgraag het zaakje voortzetten en maken geducht reclame voor de volgende voorstelling van 1901. Natuurlijk komen ze met het mooiste wat ze konden uitdenken naar voren, buiten de tent, om boeren, burgers en buitenlui naar binnen te lokken. Daar heb je bijvoorbeeld allereerst den minister met z'n wetsontwerp op de arbeids- en rusttijden. Een mooi opgetuigd beestje is het, dat hij aan den teugel leidt, bekijk het echter niet te nauw, want dan zult ge opmerken, dat het niet veel deugden bezit, en groot gevaar moet loopen, den hals te breken, over de hindernissen die de heeren patroons en industrietden dit paradepaardje in den weg zullen leggen. Niettemin, als paradepaard kan het dienst dnen en doet het ook. Dan komt het „arbeidscontract"' voor de ministrieële tent, ook om de arbeiders lekker te maken. Er is echter alle kans, dat de patroons dit beestje mooier zullen vinden dan de werklieden. Vervolgens een sensatienummer: de droogmaking der Zuiderzee. Het is de Minister van Waterstaat, niemand minder dan hij zelf, die het publiek komt verbazen, met dit reeds 25 jaar lang beloofde nnmmer, dat nu bij de voorstelling van 1901 zal uitgevoerd worden, onvoorziene omstandigheden natuurlijk buiten rekening latende, die de uitvoering kunnen verhin deren. Maar belooft is het vast en zeker, dat de uit voering zal plaate hebben. Het is een pracht van een paradepaard, waarvan men veel uitwerking verwacht. Dan komt nog een ander beestje onze aandacht trekken: „De pensioneering van de arbeiders tegen invali diteit en ouderdom". Dat zal indruk maken. Als de werklieden dat als lokaas zien, stroomen ze naar der liberalen tent, denkt het Ministerie Bekjjk het tentoongestelde paradepaard echter eens goed en ge zult zien dat het een oude afgeleefde knol is, die onmogelijk zal kunnen doen wat men vertelt dat hij zal doen. Al dit moois zien we nu al, voor de voorstelling gaat beginnen, uitgestald, en men kan wel gelooven, dat men bezig is nog meer oude knollen als parade paarden op te tuigen en te versieren om den volke vertoond te worden. De voorstelling van 1901 zal echter nog meer nummers omvatten, ook heel mooie, doch men kan die niet zoo goed op het affiche zetten, of voor de tent uitstallen, niet omdat ze niet éénig mooi zjjn, maar omdat de meeste menschen te weinig schoon heidsgevoel hebben om het in-mooie er van te snappen. Daar heb je bijvoorbeeld: de vermeerdering van uitgaven voor leger en vloot, een prachtnummer; Het heffen van nieuwe invoerrechten, verhoogiug van andere invoerrechten, op noodzakelijke levens behoeften De Tuchthuiswet, voorgesteld door onzen vrijheid lievende minister van Justitie Mr. Cort van der Linden. Een modelwetje, muilbandende de sprekers op openbare vergaderingen, de schrijvers in de bladen met gevangenisstraf bedreigende, kritiek op regee- ringspersonen en regeeringlichamen en instellingen heel gemoedelijk smorende, den arbeider de keus latende tusschen de fabriek en de gevangenis, een stelsel van spionage invoerende om het gezag te ver sterken. Alles natuurlijk eeuwig mooi. Deze drie nummers zullen vooral de rjjken trekken, doch die komen toch wel in de tent, men behoeft ze niet te lokken en de arbeiders houden niet van zulke kunststukken, daar om staan ze niet vooraan, maar uitgevoerd worden ze vast en zeker. Op deze wjjze werpt het ministerie zich op het gebied der reclame om de zaak op den ouden voet te kunnen voortz tten. Zullen de kiezers zich laten vangen Of zullen zjj verstandig genoeg wezen om te zeggen niet datgene wat in de, toekomst beloofd wordt, maar wel wat ge in de afgeloopen periode gedaan hebt, kan ons een reden wezen om op nieuw ons vertrouwen te schenken aan de richting die het schip van staat heeft bestuurd. Wij willen hopen, dat de kiezers dit zullen doen. Slechts oppervlakkige menschen laten zich door be loften bedotten. Er is dringend behoefte aan maatschappelijke ver betering. Die komt er niet zoolang zjj, die juist daaraan behoefte hebben, worden uitgesloten van het kiesrecht en dus niet mee kunnen kiezen de leden der Tweede Kamer. Wij vertrouwen het heerschende kapitaal niet, dat slechts een beentje toewerpt aan het volk op het gebied van Sociale wetgeving. Wij wantrouwen de klasse en de regeering, die over ons wil heerschen, wij wantrouwen ook de be loften en schoone voorspiegelingen, die men ons I doet. Ons meedoen aan den verkiezingsstrijd met eigen I kandidaten is de uiting van dat wantrouwen. Door de partj van den arbeid sterk te maken ook in de Kamer, daardoor kan de arbeidersklasse en kunnen allen die maatschappelijke rechtvaardigheid willen het beoogde doel bereiken. W. P. G. HELSDINGEN. De arbeiders, die gaan meeleven de maatschappe lijke gebeurtenissen, die er in komen, die bemerken, dat zij betrokken zijn, dat zij belang hebben bij 't geen om hen heen gebeurt, komen langzamerhand tot de bekenning van het klassenwezen in de maat schappij. Aan de eene zij de klasse-genietingen, met het recht van den sterkste. Die klasse stelt de wet, die klasse kommandeert, richt de zaken heel ge moedelijk in, heeft den rijkdom, heeft de voordeelen, heeft alle hulpmiddelen, heeft de macht. Aan de andere zijde klasse-ellende, met armoe en ontbering, met tallooze tekorten. Die klasse is onderdanig, die klasse vraagt wanhopig: Wat kunnen wij Wij hebben niets, geen invloed, geen hulpmiddelen, geen macht. De strijd is ongelijk. Twee legers, 't eene van alles voorzien, goed ingedeeld, 't andere zonder wapenen, voor een groot deel ordeloos, maar be zield met de gedachte: Ook wij zijn menschen, ook wij hebben recht op een waardiger bestaan. En daarin ligt de groote kracht van de zwakke klasse: zij strij den voor het beginsel van recht en rechtvaardigheid. En ieder wapen, dat de zwakke hand sterker maakt, is welkom. De verdrukten zoeken naar wapenen. En een nieuw blinkt hen tegen: het algemeen kiesrecht. Want waar is het, dat zij, die verbetering het dringendst noodig hebben, juist geheel weerloos zijn, dat zij zijn: de zwaksten onder de zwakken. Juist de breede vlag van arbeiders, waarvoor ongevallenwet, wet op arbeids- en rusttijden, pensioenwet enz. het meest noodig zijn, die direct van een eenigszins democra tische wetgeving zouden profiteeren, zij missen allen invloed. En aanzien moeten zij, hoe de nooit ver zadigde kapitalistenklasse knabbelt en knaagt aan de beste artikelen voor de proletaren in zoo'n wet, hoe zij plukken en trekken aan bepalingen, die eenige zekerheid brengen in den onzekeren toestand van den arbeider, want zij stellen immers de wet, zij moeten baas zijn, zij regeeren zelfs de centen in hun dierbare brandkasten. De arbeiders hebben niets te hopen, zij hebben te strijden. Zij moeten eensgezind zijn bij hun op treden tegenover de brutale uitbuitingsmaatregelen, die van alle kanten tegen hen genomen worden. Zij kunnen niets bereiken dan door het vertrouwen op en het gebruik maken van eigen krachten. Daartoe moeten zij steun zoeken bij hun klassegenooten, bij de mannen, die een open uog hebbenvoor hun belangen, die hart hebben voor hun nooden. Die mannen zullen maatregelen beramen om hen op te heffen, om hen sterker te maken, om van hun klasse te vormen een breede schaar van stoere werkers, niet uitgemergeld door moordenden arbeid en slechte voeding, niet gebogen door zwaar en lang werk van eiken dag. Geen arbeider, die iets gevoelt voor zijn klasse, voor de toekomst van zijn kinderen, zal zijn mede werking onthouden, hij zal zijn verstand niet door raadgevers laten benevelen. Zijn eenig belang voor de onmiddellijke toekomst is, te zorgen, dat zijn mannen aan 't roer komen. Al, wat arbeider is, moet stemmen op hem, die direct wil invoeren: algemeen kiesrecht. 't Is een wapen meer in den strijd, 't is een wapen voor de geheele klasse. Wij hebben den strijd ingeluid en, kort nadat be kend was geworden, dat Helsdingen onze candidaat was, zijn ook de andere partijen in 't geweer gekomen. Door de anti-revolutionairen werd de heer ldenburg, een Indisch militair gecauaideerd, en door de Katho lieken werd die ove genomen. Voor zoover wij kunnen opmaken uit het verslag, dat de N. Sch. Ct. van de vergadering der K. K. Kiesvereeniging .Recht, Plicht en Orde" is ter aanbeveling van dezen heer niet veel meer gezegd, dan dat hij is „een degelijk militair van de anti-revolutionaire richting, die naar veler oordeel beter dan de tegenwoordige afgevaardigde, het district Schiedam zal kunnen vertegenwoordigen", en later nog eens, dat de heer ldenburg geen afschaffer is,,en dat dus onder dit opzicht de Schiedamsche belangen hem teel zouden zijn toevertrouwd. Men heeft ons weieens verweten, dat wij zijn een partij van kroegebazeu, maar deze, door ons gecursie- feerde woorden ruiken wel wat al te veel naar de jeneverflssch. Evenwel, de Schiedammers worden ermee gevangen. Het is zeker, dat van eiken candidaat ge vraagd zal worden: „Zal hij pogingen doen om Schiedam er wat op te helpen, zal hij de belangen der Schie dammers voorstaan. En dan durven ook wij van onzen candidaat zeggen, dat hij steeds zal voorstaan de be langen van den Sekiedamschen werkman, waar die niet in strijd komen met het algemeen belang. Meer kan en mag geen eerlijk volksvertegenwoordiger be loven. Hij kan nog mag beloven, dat hjj zal trachten Schiedam er op te helpen ten koste van wat ook. Hierin staat dus onze candidaat bjj geen der anderen achter, 't Kan zijn nut hebben er even op te wjjzen. De R. K. zijn evenwel al op de kaars aangevlogen, verlekkerd omdat de heer ldenburg geen afsshaffer is. De Maasbode was wat voorbarig, toen ze onlangs, na de aanneming van de legerwetten met vreugde constateerde, dat de macht van het militairisme was gebroken en de Katholieken zich ongeneigd hadden'ge toond om met de anti revolutionairen door dik en dun te gaan. De Schiedamsche Katholieken loopen alweer zoet aan de ketting, maar 't zal de vraag zjjn, of alle in werkelijkheid den auti-rev. zullen steunen, 't Was al in de voorlaatste vergadering van „Recht, Plicht en Orde", dat een der leden een balletje opgooide, om een liberalen candidaat te steunen, die beter de Schie damsche belangen zou kunnen voorstaan. Verbeeld je, de R. K. zouden een liberaal, hun doodvijand, gaan steunen. Maar onze belangen, zie-je. En dat ziju de heeren, die aan de sociaal-democraten verwijten, dat ze de stoffelijke boven de geestelijke belangen stellen. En zouden de R.-K. nu nog niet geleerd hebben, hoe ze steeds door de anti-rev. wordeu gebruikt om hun mannetje erin te krjjgen, terwijl omgekeerd de steun hoofdzakelijk in woorden bestaat. Wat de Ohristelijk-Historischen hier zullen doen ligt nog in 't duister. Dat ook dezen met de Roomsch- Katholieken zouden samenwerken is niet waarschijn lijk. De harmonie tusschen deze twee partyen is niet zoo bijster groot. Als we nagaan wat ds. Hoedemaker, een der voormannen van de Chr. Hist., onlangs ver kondigde, lijkt kans op samenwerking vrijwel uitge sloten. Deze ds. Hoedemaker gaat uit van 't stand punt, dat onze natie is een Christelijke, Protestant- sche, Gereformeerde natie en dat alle principiëele ge lijkstelling tusscheu geloof en ongeloof, heidendom en christendom is uitgesloten; dat de Joden geen deel vormen van de Nederlandsche natie, maar een natie, die ten onzent gastvrijheid geniet; dat „de Roomschen, krachtens de belijdenis hunner kerk, een gezag erken nen, dat boven 's land Overheid, boven de grondwet, en door zjjn gezaghebbende uitlegging boven Gods Woord staat; en derhalve in een Protestautsche natie niet zonder de noodige restricties tot de bediening van invloedrijke ambten in den staat kunnen worden toegelaten." Nemen we nu nog in aanmerking, dat de vrjj- antirevolutionairen ook niet erg happig zjjn op samen werking met Rome, en zij hun oude candidaat, Van Limburg Stirum wel niet in den steek zullen laten, dan zal van 't verbond der „Christelijken" wel niet veel terecht komen. De couservatief-liberale kliek ia ons district, ver- eenigd in de kiesvereeniging „Ons... pardon „Alge meen Belang" heeft nog geeu candidaat gesteld. De heeren staan vooreen lastig geval. Ze zien geen bond- genooten, en op eigen gelegenheid uitgaan is wat ge waagd. Onder hen is nog wel eenige geneigdheid om met de vt jjziunig-democratcn mede te gaan, maar, die zullen hun toch wel wat te rood zjjn. We zijn nieuws gierig wat 't worden zal. De vrjjzmnig-democaten stelden voorloopig mr. C. Th. van Deventer. Alweer een Indische specialiteit. Dat ziju er al drie, u.l. v. Limburg Stirum, ldenburg en mr. Van Deventer. Als 't er ons om te doen was een Indisch specialiteit naar de 2e Kamer te zenden, zouden wij stellig mr. Van Deventer kiezen, daar deze op dit gebied zeker tot de eersten van het land be hoort. Maar waar 'c er ons nu meer om te doen is, een arbeider in de Kamer te brengen, waar we voor loopig zoo egoïst (zoo materialistisch, zouden onze „christelijke" tegenstanders zeggeuj zijn om eerst aan onze eigen belangen te deiken, daar geven wjj nu nog maar de voorkeur aan Helsdingen. Er zjjn voor loopig heeren en meesters in de rechten genoeg in hot Parlement. Het is juist de Arbeiderspartijdie dringend versterking behoeft. Wat men overigens aan zal voeren vóór mr. Van Deventer, zal vrjjwel ook op Helsdingen van toepassing zjjn. Alleen, als vrijz.-democraat is mr. Van Deventer van meening, dat de klassenstrijd, inplaats van aangewakkerd, getemperd moet wordeu. Zeer merkwaardig is, wat daarover onlangs de heer De Koo schreef in de „Groene Amsterdammer"'t Stuk is te groot om in z'n geheel op te nemen. We geven alleen de conclusie: -Want iets ouuoozelers kan men on dat nog wel in een politieke beginselverklaring in den jare 1901 toch moeiljjk vertellen, dan dat in deze onze maat schappelijke wereld, met haar schreeuwende ongelijk heid, haar ten hemel schreiend onrecht, haar afzich telijke ellende, bij de heerschappij van menscheumoor- deude zelfzucht, de ternauwernood nog waarneembare klassenstrijd nu reeds behoortgetemperd te worden of te eindigen. Onuoozel en erger dan dit. Niet voor conservatieven van welke richting ook; niet dus ook voor de liberalen, die ruiterlijk erkennen: wij staan in volle bewustzijn van ons geboorte- en gewooeterecht, aan de zjjde der bezittende; maar voor radicale democraten, wat is dit anders dan immoreele politiek." Wjj zouden dan ook geen oogenbhk twijfelen aan een overwinning van onzen candidaat, was het niet, dat nog 't grootste deel van de arbeiders in zoeten dut was en zich nog blindelings liet leiden door menschen, die rijk worden van hun zweet en ze daarna gebruiken als verdedigers van de wederrechtelijk ver- ■egen rijkdommen. Maar wij gaan voort en hebben geduld, want de ,ffe arbeiders zullen niet eeuwig slapen. Vroeg of

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 2