Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad.
EEN DROOM.
Zaterdag 25 Mei 1901.
Ie Jaargang.
Bericht.
Het rijke, welvarende Nederland.
FEUILLETON.
Belastingcijfers.
So. 13.
W. P. G. HELSDINGEN.
ABONNEMENTSPRIJS:
13 cent per kwartaal j
franco per post 2 0 cent I J
Losse nummers 1 cent.
door Luctor.
Bureau van. Administratie
en Redaktie
Noordvest 13.
adveetentien.
5 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting
DE MOKER
SgBHEHUII MM I I 'MHMIlil
Met het volgend nummer begint het nieuwe kwartaal.
De postabonne's verzoeken wij het abonnementsgeld
toe te zenden. Enkelen zijn over het afgeloopen kwartaal
nog schuldig. Over de gelden, die vóór 7 Juni niet
voldaan zijn zal per post-quitantie beschikt worden,
met verhooging van de kosten der inning.
DE ADMINISTRATIE.
„Wij zijn het rijkste volk van de heele wereld"
zei onlangs eens eeri arbeider tot mij en hij scheen
wat in zijn schik te wezen tot dat rijkste volk te
hehooren.
Het welvarendste volk op aarde is het Neder-
landsche volk, verzekeren ons dag aan dag de
kapitalistische bladen en er zijn heel wat menschen,
die dat werkelijk gelooven.
Hoe het met dien rijkdom en welvaart in waar
heid geschapen staat, znllen wij zien.
Als staat heeftNederland, even als anderelanden,
ook zijn staatsschuld. i
Van het leger en de vloot zegt men Barer Ma- I
jesteits leger en vloot, van de schuld zegt men
staatsschuld. Deze schuld bedraagt het bagatel van
ongeveer 1200 millioen gulden.
Verdeeld over ieder Nederlander, bedraagt dat
per hoofd ongeveer f220.
Van die schuld mogen we elk jaar ruim 30 millioen
gulden rente betalen, dus ruim ';5 van aHes, wat
we aan belastingen opbrengen.
Die schuld is na 1877, toen de Indische haten
ophielden te vloeien, meermalen vermeerderd door
verschiUende leeningen.
Van het jaar 1849 tot 1877 zijn niet mmder dan
f441,185,645,915 uit Indie in onze schatkist gevloeid.
Sinds het ontstaan van den Atjeh oorlog, begonnen
door een liberale regeering, is deze bron opge
houden te vloeien en moest men reeds in 1878 een
leening sluiten van 43 millioen gulden. Wij zijn
dus wel rijk! Maar, zoo zegt men, de nationale
rijkdom wordt toch eik jaar grooter. Best mogelijk
is ons antwoord, maar in de zakken der arbeiders
vindt men van die vermeedering van rijkdom niets.
Ik droomde ik was in een groote stad, ver van
hier. Ik zag ze voorbij me trekken, des morgens,
des middags, des avondsin groote reien, in bonte
menigte, dag in, dag uit, week na week, maanden
na maanden, jaren.
Ik zag ze gaan, gekleed al, juffers, proletarien-
juffers, de rei der honderden.
Eiken dag weer zag ik ze trekken, in groote
groepen, jonge en wat oudere, de meesten bij de
twintig.
En ik zag daaronder groote en kleme, mooie en
leelijkeik zag goed en slecht ontwikkelde, brutale
en bedeesde, 'k Zag een o, zoo groot verschil'
Maar ik zag één, één groote, één schrikkelijke
overeenkomst, 'k Zag hij allen een vaalbleeke,
vieze gelaatskleur. Ik zag er niet een, die bloeiend
en blozend daarhenen stapte, krachtig en vol
levenslust. Niet een.
Wat wij als natie bezitten en wat daaraan wordt
toegevoegd, hoopt zich op in de handeiqvan weinigen,
de groote massa blijft arm, zoowel de arbeiders
klasse als de middenstand.
De Hypothekaire schuld op bebouwde en onbe
bouwde eigendommen bedroeg
in 1873 5o6 millioen.
in 1892 11(3
in 1897 1292
In ruim 20 jaar tijds is dus die schuld, waarvan
zware rente moet worden betaald, meer dan ver
dubbeld.
In het verslag eener op last van Gedeputeerde
Staten van Gelderland gehouden enquête') omtrent
landbouwtoestanden in Gelderland leest men„dat
op de meeste hoeven der kleine eigenaars een
zilveren dak rust."
Zwaardere lasten en achteruitgang alzoo op het
platte land, waar de arbeider blij moet wezen, als
hij gemiddeld een inkomen van f 4.— per week heelt.
Hoe men daarvan in welvaart leven kan, zouden
de heeren wel eens mogen aantoonen. In de steden
wat hoogere loonen, doch ook daar is alles behalve
welvaart, behalve voor de bovenste tienduizend.
Lage loonen, werkloosheid, onzekerheid van bestaan,
maken ook daar het leven der arbeiders aHes be
halve rooskleurig, en waar het de arbeidende klasse
niet goed gaat, daar kan het de neringdoende stand
ook niet naar den vlees?he gaan, want de welvaart
der neringdoenden hangt af van die der arbeiders-
klasse.
Zeker, Nederland is een land van melk en honing
voor de klasse der kapitalisten, die hier minder
dan in eeiiig ander land ter wereld behoeven bij
te dragen in de kosten van het huishouden van
den Staat, maar voor de overige inwoners bestaat
alle reden om met terzijdestelling van alle verschil
van geloof, gezamenlijk met elkander te strijden
voor verbetering van toestanden, ter verkrijging
van de nu nog logendaire2) welvaart.
Wie daaraan wil meecloen die steune de arbei
derspartij in zijn rechtvaardigen strijd, door toe te
treden als lid, door het steunen van onze pers, door
op 14 Juni te stemmen op den kandidaat der arbei
derspartij
1) Onderzoek 2) Alleen in de legende bestaande.
En 'k hoorde niet die zuiver-held're meisj eslach,
dien men zoo gaarne hoort, als getuigenis van
een eens onbezorgde, held're jeugd, niet die gul"
voUe laeh, levenslustig én blij, zooals de vooglen
het uitjubelen van vreugde en liefde.
Ik hoorde soms een schei-woest lachen, dat
pijnlijk weerklonk, een satanisch-schokkend-gewild
lachen, dat door mijn ziel sneed, dat pijn deed,
omdat in iederen lach een smartkreet klonk.
Zoo zag ik ze trekken. M
En ik volgde ze, want ik wilde weten, k W ïlae
weten, waarom of iedere lach een smartelij
gillen was. 'k Wilde weten, wie ze waren, die
honderden, wat ze deden.
Ik volgde ze van verre, door nauwe straten,
langs zwart berookte huizen, stijf en strak daar
neergeplant, uit betraliede gaten damp zwalpend,
die neersloeg in de enge straten en bleef hangen,
benauwend de longen.
En in de geopende groene deuren zag ik men
schen staan, mannen met bol-bleeke wangen, ras-
perigen baard, slap langs 't blauw-geaderd voor
hoofd neerliggend hoofdhaar, vies licht-bruin
gekleurde snor, staag aan de punten bedrupt met
kwijlend pruimsap, wenkbrauwen gebogen over
oogen, dof met stervend vuur,nu en dan opflikkerend.
De halfnaakte borst bedekt met blauwen of rooden
Mr. Sam. van Houten wil den arbeiders ook hierom
het kiesrecht niet geven: „wijl zij niet bijdragen
tot instandhouding van den Staat, door het betalen
van belasting.
Wat van dat praatje waar is, dat de werklieden
geen belasting betalen, leert ons het onderstaande.
De heer J. J. Bekaar, ambtenaar bij de belas
tingen, heeft in de „Vragen des Tijds" getracht
uit te rekenen hoe de belastingdruk m ons land
verdeeld is.
Hij heeft daartoe de menschen in ons land ver
deeld in arbeiders (klasse A), middenstand (klasse
B) en hoogere klasse (klasse C).
Zijne berekeningen komen, kort saamgevat, hier
op neer, dat door deze verschillende klassen wordt
betaald in de
A
Vermogensbelasting 52.250
Bedrijfs 215.460
Personeele 741.910
Grond 4.904.800
B C
1.881.400 5.069.350
2.430.220 1.412.660
9.382.880 4.144.430
7.587.900 4.159.600
Direcie belastingen 5.914.420 21.282.400 14.786.040
Zoutbelasting
Geslacht
Suiker
Wijnaccijns
Gedistilleerd
Bier en azijn
Invoerrechten
1.201.340 250.030 22.300
703.030 2.079.790 264.400
5.294.490 4.017.720 355.990
62.650 1.228.140 559.980
24.152.770 2.106.780 238.330
1.157.980 136.080 17.620
6.167.000 2.035.000 228.000
Acciinzen enz. 38.739.260 12.853.540 1.686.220
Successiebelasting 1.272.080 2.746.530 4.283.000
Onze belastingen brachten in 1896 totaal op
f 123 073.0C0. Bovenstaande berekening loopt daar
van over f 102.564.000 en daarvan betaalde in het
geheel
De arbeidersklasse f 45.925.660.
De middenstand. - 35.892.470.
De rijken- 20.(55.660.
De schrijver tracht daarna te berekenen, wat per
gezin wordt betaald. Daarvoor deelt hij het getal
personen in elke klasse door 4 en vindt dan dat
elk gezinshoofd betaalt:
In de arbeidersklassef 53.57
In den middenstand - 218.53
In den rijksten stand - 1509.50
borstrok, de magere, behaarde armen gekruist,
stonden ze in de deurposten, naoogende de rei der
honderden.
En deze liepen door, tot ze kwamen voor een
o-root gebouw, veel grooter nog dan de zwarte
betraliede gevaarten. En al die honderden ver
dwenen in dien grooten steenklomp, werden opge
slokt met een langen hap.
Hooge sehoorsteenen staken boven vuil zwarte
daken. Ze bliezen lichte rookwolkjes uit, die lang
zamerhand overgingen in zwaardere rookkolommen.
Een dof brommend geluid, nu en dan overslaand
tot een hoogsohel, klonk me tegen.
Toen werd ik wakker en ik begreep!
Ik begreep, dat, wat ik gedroomd had, voUe
werkelijkheid was. 'k Begreep dat die hooge sehoor
steenen in 't groote gebouw rookten van versch
menschenbloed, dat met ied're rookwolk de levens
lust de friseh-gezonde kleur der arme proleta-
renkinderen omhoog steeg, 'k Begreep, dat met
ied'ren slag van de snorrende vliegwielen t bloed
uit het lichr.am geperst werd, druppel voor druppel,
'k Begreep, dat de steunende en stampende machines
o-evoed werden met jong meisjesvleeseh.
En toen ik dat begreep, toenvroegik „waarom,
waarom dit aHes?"