Samenwerking yan Kerkelijke Partijen.
Denk er eens over
Klassenstrijd
Het „Christelijk" Verbond.
Het gemiddeld inkomen der arbeiders stellend
op f 500, dat van den middenstand op f 1845 en
van de rijken op f 14.000, betaalt de arbeider van
zijn totaal inkomen 8.7 procent.
De middenstand 11.84
De rijken 10.78
Zeer terecht neemt de heer J. J. Bekaar echter
aan, dat bij de berekening van den belastingdruk
men niet mag uitgaan van het totale inkomen, doch
alleen van het belastbaar inkomen, dat gevonden
wordt, door van het tota il inkomen eene som voor
noodzakelijk levensonderhoud af te trekken. Die
som stelt hij op f 400.
Het belastbaar inkomen is dan
van den arbeiderf 100.
de middenstand- 1441-.
de rijke stand- 13600.
en daarvan betaalt
De arbeider 43.57 proeent.
de middenstand 15.12
de rijke stand. 11.09
De heer J. J. Bekaar geeft toe dat zijne cijfers
slechts bij benadering zijn genomen, dat er zelfs
wel iets op af te dingen kan zijn, doch ook al
zouden zij 20 of 30 procent verschillen met de
werkelijkheid, dan doen zij toch nog volkomen te
niet de bewering, dat de arbeiders niets bijdragen
in de rijksbelastingen.
Als men het onrecht, gelegen in de onthouding
van het kiesrecht, wil verdedigen, zal men naar
betere argumenten daarvoor moeten uitzien.
De arbeiders betalen niet aUeen mee maar dragen
onevenredig veel bij in verhouding tot hun inkomsten.
De Grondwet zegt, dat op het gebied van belas
tingen geen voorrechten worden toegekend, doch
ons geheele belastingstelsel is een bevoorrechting
van de rijken.
Die het meest betalen kunnen, betalen het minst,
die het minst betalen kunnen, moeten het hardste
dokken.
Uit de verslagen van de door de regeering inge
stelde landbouwenquête in 1888, blijkt dat ook.
Daarin leest men, dat in de gemeente Voorst, in
Gelderland, in de verschillende belastingen betaalt
van zijn inkomen.
een kapitalist, tevens grondeigenaar 2'j procent,
geen 23'5
Huurboer6 3/5
Winkelier7
Arbeiders en middenstand moeten dus het meest
betalen en de couponknippers komen er met een
schijntje af.
En dan beroemt de liberale partij er zich op,
dat zij de belastingen, beter heeft geregeld! Als
zulk een regeling billijk is, wat moet dan wel
onbiUijk gevonden worden.
Het cijfer, dat wij per hoofd en per jaar aan
belasting opbrengen is ook niet minder geworden,
doch belangrijk hooger.
In 1848 betaalden wij per hoofd en per jaar f 17.43.
1898 n y> n 19.90.
En waar wij een regeering hebben, die alle be
schikbare gelden steeds meer wil geven voor het
militairisme, daar is alle reden om aan te nemen,
dat de belastingschroef in de naaste toekomst nog
vaster zal aangedraaid worden en juist voor de
meest improductieve en schadelijke instelling als
het militairisme een is.
Het is zeker ook met het oog daarop dringend
noodig, dat wij krijgen algemeen kiesrecht en dat
de kleine groep der arbeiderspartij in de Tweede
Kamer versterkt worde.
W. P. G. HELSDINGEN.
't Is bepaald vermakelijk ware 't niet zoo diep
treurig het gewurm van deze partijen te zien
De een wil met liberalen saamwerken om de Soc.
Dem. te weren. De andere wil een Anti-rev.-
Katholiek,-Christ.-Hist.-Liberaalverbond om de Soc.
Dem. te weren. Echter tot overeenstemming kunnen
zij nog niet goed komen. De Katholieken schijnen
er toch geen trek in te hebben om zich, evenals
in 1897 gebeurd is, eenvoudig als stemvee door de
Anti-rev. te laten gebruiken.
Op enkele plaatsen waar de Katholieken reeds
candidaten hadden, willen de Anti-rev. ook candi-
daten steHen. Hierover verbitterd, heeft men al
plannen van Kath. zijde in Wijk bij Duurstede met
een eigen candidaat op te tredenE.en dergelijk besluit
zuHen zij ook nemen volgens de „N. Deiftsche
Ct. in Delft. Dr. Kuyper wordt al bang en spoort
zijn volgelingen aan geen eigen candidaten tegen
over de Katholieken steHen, daar waar Kath. kans
hebben of het een zetel der hunnen is. Of het
helpen zal? Volgens de „Nederlander" zou de vrij-
anti-rev, partij van oordeel, zijn, dat er alleen
samenwerking moet zijn tusschen de Protestanten
onderling. Dus een poging om de Kuyper-partij
van de Katholieken af te halen. Dr. Bronsveld
schreef onlangs o. m. „Zóó staan de zaken" „en
daarom kan onze leus geen andere zijn tegenover
de Koomsche candidaten dan deze„Uin geen geval."
Wij voor ons, Soc. Dem. weten echter
wel dal deze dominé bij herstemming tusschen
Soc Dem. en Kath. zegt „onthouden" of met
andere woorden „de Kathaliek een handje ge
holpen."
De „Nederlandei" ergert zich, dat in Friesland
door een Anti-rev. blad geijverd wordt voor
samenwerking met Soc. Dem. De „Standaard" van
Dr. Kuyper valt de Priesche Christ. Hist, lastig,
dat zij zoo weinig te vertrouwen zijn, want in '97
stemden die ook al op de Soc. Dem. candidaten.
Wat 'n gemodder toch en dan noemen die „heeren"
zich al te maal „Chistenen"!
De Kuyper-partij valt de Bronsveld-partij aan.
De Bronsveld-partij de Schaepman-partij. De vol
gelingen van Kuyper zijn lang niet allemaal vriendjes
van die van Schaepman. Volgelingen van Bronsveld
en Schaepman zijn gezworen vijanden en toch zou
Kuyper zoo graag zien een groot verbond om
de Soc. Dem. te weren en Schaepman óók en
Bronsveld óók. Och! och!.... Maar ze worden
het niet eens! en ze zullen het niet eens worden.
De natuur is sterker dan de leer- H.
Het spreekt vanzelf, dat algemeen kiesrecht,
niet het groote, eenig afdoende middel is tot
heling van alle maatschappelijke kwalen, dat
daarmee niet in eens de gouden tijd voor de
arbeiders is aangebroken. In de eerste plaats zal
er nog wel geprobeerd worden, dat wapen krach
teloos te maken. De leeftijdgrens kan onmogelijk
hoog gesteld worden, of de uren, dat de stembus
open is, kunnen zóó geregeld zijn, dat het stem
men voor de heeren gemakkelijk, doch voor de
arbeiders erg lastig is, ófzoo ietsDe minis
ter van oorlog heeft op het verzoek, om den werk
lieden aan de rijksinrichting aan de Hemsbrug de
uren, die zij noodig hebben om te stemmen, uit
te betalen, afwijzend beschikt.
Wel ja, eerst moet je idem zooveel dokken,
om kiezer te mogen zijn, maar die werklui, och,
die kunnen nog wel een extraatje offeren, om van
hun recht gebruik te maken, hun razend hooge
loonen kunnen nog wel een buitengewone korting
velen.
We leven nu in het tijdperk, dat de klassenstrijd
getemperd wordt. En de heeren, die geven't goede
voorbeeld. Die zijn van hun kant zoo meegaand.
'tZal aan den minister van oorlog niet liggen, als
er morgen nog oorlog is tusschen kapitaal en
arbeid. Hij is de arbeiders broederlijk tegemoet
gekomen.
Zoo tegen de verkiezingen komt die broedelijk-
heid eerst goed los. AUe partijen geven mekaar
zulke teekenen van genegenheid, dat je er raar
van wordt. Eén broeder is buitengesloten, de
jongste, de sterkste. Maar die houdt niet van dat
gezabber en gelik, die is sterk genoeg uit zich
zelf't is de sociaal-democratie. Och, de anderen
zijn zoo bang, dat die de baas zal worden in 't
huishouden, en daarom sluiten ze dat verbond
tegen hem.
En ze verteilen aHerlei leelijks en waarschuwen
voor zijn slechtheid. „Arbeiders luistert niet naar
hem, hij brengt je op den verkeerden weg, Hij
praat maar van je belangen en nog eens van je
belangen, maar spreekt hij ooit van de hoogste,
heiligste, de geestelijke belangen?"
Dat is mooi gevraagd, als je geestelijke herder
bent, met veel tijd van rust en weinig broodzorg,
of een stil renteniertje, of je hebt 'n mooie negotie
met veel verdiensten Dan na een sinakelijken
maaltijd, met 'n helder hoofd kan je zoo mooi
over de dingen denken, ook over de dingen, die
niet van deze aarde zijn, en dan kan 'n mensch
zich toch zoo dik maken op de mannen, die altijd
maar roepen van brood en rust.
En dat doen die socialisten.
Ja, juist, die socialisten wiUen elk mensch 'n
leven bezorgen, dat-i na 'n smakelijken maaltijd
eens rustig over geestelijke dingen kan denken.
Zij gruwen er van, dat duizenden en duizenden
na 'n schralenmaaltijd nog maar kunnen
denken over 'n borrel, die het afgebeulde lijf
niet meer doet gevoelen of over 't bed dat rust
geeft en vergetelheid.
En de loonslaven gaan dat meer en meer inzien.
Roept ooit iemand tegen hen: „Past op je brand
kast!" Wel neen, maar hun „geestelijke" brandkast,
daar is iedereen bezorgd voor. Maar de arbeiders
gaan zeggen: We moeten tijd en gelegenheid
hebben, om die vol te maken, en dan zullen we
eens praten. Nu is aan de orde, de strijd om die
betere levensvoorwaarden.
't Algemeen kiesrecht brengt dat alles niet plot
seling, maar 'tis don arbeiders een middel, zich
zelf te helpen, 't is een machtige steun, waaraan
ze zich kunnen vastklampen, om uit de modder
te komen. Het algemeen kiesrecht is het begin
van een nieuwen weg naar het doel.
Onze tegenstanders hebben de liefelijke gewoonte
om, daarin geholpen door de onbekendheid met
onze beginselen en van de juiste beteekenis van
de woorden, die wij gebruiken om die te verdedigen,
de arbeiders bang te maken met den klank van
een woord. Zoo hebben zij het uitmuntend verstaan
om het woord socialisten, nog beter in 't gebruik
is socialen, zoo'n klank te geven, dat men onmid-
delijk aan allerlei boos tuig denkt, dat maar 't
beste hoe eerder hoe beter uitgeroeid moet worden.
Dat hetgeen ik zeg niet overdreven is. blijkt wel
uit de ontvangst, die ons menigmaal ten platten
lande ten deel valt, waar de goe gemeente nog al
lichtgeloovig is, vooral, waar er van den kansel
tegen ons gebulderd wordt.
Zoo'n woord, waarmee men de menschen schrik
voor ons aanjaagt, is ook: klassenstrijd. Dat wordt
dan zoo gezegd alsof op hetzelfde oogenhlik de
wereld bedreigd wordt en te vuur en te zwaard
zal worden vernietigd. Menigeen loopt erin en be
schouwt ons inderdaad als den vieeschgeworden
duivel. Nu, het moorden zoowel als het branden
is ons vreemd, integendeel, o bittere ironie, het
is juist onze partij, de arbeiderspartij, die zich
voortdurend bij monde van onzen vriend van Kol
in het parlement verzet tegen het moorden, branden
en plunderen in Atjeh.
Ja een klassenstrijd is er. Hoe kan het anders!
De bezittende klasse minacht ons, maar hoe zou
zij op ons neer zien, als wij ons maar lieten trappen,
uitbuiten, onmondig houden, zonder ons te ver
zetten? Het zou haar natuurlijk heel aangenaam
zijn, maar haar achting voor ons zou er zeker niet
door rijzen. Zij mogen den georganiseerden arbei
der, die den klassenstrijd voert, meer haten, achten
doen zij hem meer dan zijnen broeder die maar voort
leeft bij zijn glaasje klare, zich rondwentelend in
zijn politieken en socialen staat van verval.
Zeker, er is een strijd van klassen; twee klassen
voeren een hevigen kamp, de bezitters en de nieb-
bezitters. Uit dien strijd is het socialisme gehoren
en niet omgekeerd. Zoo knap zijn wij niet en was
nooit een klasse voor ons, want het is niet de
eerste klassenstrijd, die de wereld beleeft, al hopen
wij dat het den laatste zal zijn. De geheele ge
schiedenis hestaat uit een reeks klassenstrijden.
De klassenstrijd ontstond uit klassenverschil.
Klassenverschil is, zoodra een deel der de maat
schappij vormende menschen, beschikken over de
arbeidsmiddelen en het ander deel over niets anders
dan zijn arbeidskracht; dan ontstaat overheersching
van de eene klasse over de andere, en tracht de
onderliggende zich te bevrijden en zich meester
te maken op haar beurt van de arbeidsmiddelen.
Het een is het natuurlijk gevolg van het andere even
noodzakelijk als spijs om den honger te stillen.
Wij hebben dus den klassenstrijd niet gemaakt,
wij aanvaarden hem slechts en willen hem leiden.
Moeten wij dat niet doen? Wegmoffelen kunnen
wij hem niet, en willen wij ook niet', waarom ook?
Dat de bevoorrechten ons er van willen afhouden,
dank je de koekoek!
Maar dat klassenstrijd hetzelfde zou beteekenen
als gewelddaden, moord, brand en plundering, het
tegendeel is waar. Zoolang de moderne arbeiders
beweging er niet was, ja zoolang was er gevaar
voor ruw geweld. Toen de arbeiders voor het eerst
door de machtige machines op straat werden ge
worpen bij hopen, ja toen uitte zich hun woedde
in gewelddaden, onbekend als zij waren met het
ware karakter van den maatschappelijken ontwik
kelingsgang. Zij sloegen de machines kort en klein.
Dat was ook een stuk klassenstrijd, maar een strijd
van onbewusten.
Juist waar het socialisme optrad en optreedt,
vielen en vallen dergelijke dingen niet meer voor.
Wij leiden juist den klassenstrijd langs vreed
zamere wegen, elke druppel arbeid ersbloed is ons
kostbaarder dan goud, wij willen het geluk door
den vrede; wij huichelen geen vrede, belust op
het bloed van andere volken. Juist waar het soci
alisme vordert, daar neemt de klassenstrijd mildere
vormen aan. Het socialisme verwerpt het geweld
als middel, niet alleen uit walging er van, maar
omdat net zulks niet noodig heeft. Het is ons
slechtste wapen en onze tegenpartij heeft gemak
kelijk werk, zoolang wij slechts dat hanteeren, want
in gewelddaden zijn wij niet tegen haar opgewassen.
Wat vermogen onze knuisten en onze steenen tegen
de kanonnen en gepantserde schepen van Dr. Abra
ham Kuyper, idealist te Amsterdam?
Slechts in landen waar het socialisme nog zeer
zwak staat, laten de arbeiders zich nog wel eens
verleiden, de bajonnetten hunner vijanden op hun
borsten te laten grasduinen
Klassenstrijd en geweld zijn niet hetzelfde. Onder
klassenstrijd verstaan wij: de georganiseerde strijd
van de arbeidersklasse door middel van de arbei
dersorganisatie; de politieke partij hand in hand
met de vakvereeniging en de koöperatie. om-betere
levensvoorwaarden te veroveren en zich te be
vrijden van het kapitalistisch juk. En zij die roepen
dat wij dien strijd moeten temperen, zij roepen naar
den verkeerden kant. Niet wij zijn het die dien
strijd onnoodig bitter en scherp makenhet is de
verblinde kapitalistische klasse, die wij telkens
elke kleine verbetering moeten ontworstelen. Zij,
en zij aHeen is de schuldige.
Dus, leve de klassenstrijd!
In de vergadering der Christ.-Eistorische Kiesver-
eenigiug te Rotterdam, op 1.1. Dinsdagavond heeft