Mr. S. yan Houten oyer de Drankwet,
Yan onze vroede Vaderen.
Politieke Schetsen.
men de Sehiedamsche Antirevolutionairen een veeg
gegeven. In district II (een goed district voor de
anti-liberalen) werden de lieereu Ideuburg en v. Lim
burg Stirnin op de groslijst naast elkaar geplaats.
Dit geschiedde om te protesteeren tegen de handeling
der Sehiedamsche Anti-revoldie de candidatuur v.
Limburg Stirum niet steunen. Als ze nog van liet
pad der zonde terug komen en Idenburg laten vallen
voor v. Limburg Stirum, dan zulle» de Rotterdamscke
Christ. Hist, de candidatuur Idenburg in II steunen.
Kiezen of deeleu dus. De Roomsch-Katholieken
loopen als eeu juffershondje met de Anti-revol. mee,
al brengeu die hen in de armen van de Christ. Hist.,
de mannen, die de Roomsch-Katholieken aan de ketting
willen leggen.
Wat een walchelijk gemodder toch en dat alles
gebeurd nogal onder de leus van l>r. Kuiper: „Het
Ideaal hoog."
Zoo juist is verschenen eeu nieuw nummer der
„Staatkundige Brieven" van mr. S. van Houten. Het
is geschreven naar aanleiding van de circulaire der
Nederl. Vereen. tot afschaffing van alcoholische dranken.
Mr. van Houten is de candidaat van „Algemeen Be
lang", dat hem gesteld heeft, ook alweer, omdat men
van hem verwachten kan, dat hij de Sehiedamsche
(lees: jenever-industrie-) belangen zal bevorderen.
Dat hij dus geen afschaffer is, zal men reeds begrepen
hebben.
We bepalen ons nu alleen tot de conclusie's, zonder
op de bijzonderheden in te gaan. Daarvoor komt
misschien nog wel eens een gelegenheid.
Mr. van Houten zegt, dat zelfs al ware hjj geen
tegenstander van afschaffing, h(j zou zich toch wel
wachten, zich, behalve door raadgevingen in eigen
kring, te bemoeien, met wat zjju medeburger wil
drinken en hem in het koupen en verkoopen er van
te belemmeren op den enkelen grond, dat hjj anders
oordeelt over de hygiënische waarde van 't geen hjj
drinkt.
Dat is wel heel liberaalmaar in de prakt(jk gaat
dit voor de wetgeveude macht zoo weinig op, dat zij
er telkens v*u zal moeten afwijken. Want beteugeling
zou in deze niet zijn eeu uiting van bemoeizucht met
eens ander mans zaken, maar eenvoudig een steun,
die de sterkere broeder aan den zwakkeren geeft. De
tiiannie van den drankduivel over zjjn slachtoffers is
nog erger, dan 'lie van den fabrikant, en waar is de
consequentie van mr. van Houten, die zelf in zjjn wet
op den arbeid van vrouwen en kinderen de/.e tegen
afbeuling eenigszins beschermde, ze beschermde tegen
de tirannie van den werkgever, en die nu niet de
slachtoffers van koning Alcohol tegen diens tirannie
wil beschutten. Daar moet een andere reden voor zijn
dan zijn liberalisme.
Mr. van Houten wil het aantal vergunningen niet
beperken, integendeel, hjj zou weinig bezwaar zien
in eenige verruiming en 'dit, omdat z. i. het aantal
vergunningen weinig invloed heeft op het drankver-
bruik. Dit nu sluit eenigzins aan bij de bewering in
het request aan de 2e kamer gezonden door bierbrouwers,
distillateurs, likeurstokers enz. cn waarin betoogdjwordt,
dat juist door vermeerdering van 't aantal vergunningen
't drankverbruik zal dalen en door beperking daarvan
't drankverbruik zal toenemen.
Eilieve, waarom ver/.etten zich al die draukfabri-
kanten en -handelaars dan zoo tegen die beperking.
'tKan dan toch alleen tot hun voordeel zijn.
Het drijven is wat al te dnideljjk.
Goedkoop verkiezingswerk.
Op de Vincentius-school te Amsterdam, gebruikt
men de schoolkinderen om de adressen der ver
kiezingslijsten te sorteeren. Betaling wordt niet
gegeven.
Neen maar, dat zijn nu dezelfde luidjes, die
wraak roepen, wanneer de socialisten een Mei
kinderfeest organiseeren, en dan zeggen, dat die
kinderen nog niet rijp zijn over dergelijke vraag
stukken 't hoofd t e breken. Haasten wij hierbij te
voegenprecies ons idéé, ook wij meenen, dat
kinderhoofden niet mogen verward met denkbeel
den, waartoe hun hersenen niet tot opname in
staat zijn, alleen is 'twel wat vreemd, dat men
zelf de kinderen tot bovengenoemden arbeid durft
gebruiken, 't Is waarschijnlijk bij slot van rekening
nog wel gezonde gymnastiek.
Schiedam, 21 Mei 1901.
Vanmiddag hebben ze zich in den Raad warm
gemaakt, en ik zelf heb me daaraan ook schuldig
gemaakt.
Niet over de benoeming van de stembnreau-leden,
niet over de samensmelting der fondsen van het
voormalige Oude Manhuis en van het St. Jacobs-
Gasthuis, ook niet over den verhuur van een stukje I
gemeentegrond aan S. A. Vies Zoon, al deze zaken j
gingen betrekkelijk rustig voorbij.
Maar we hebben ons warm gemaakt bij de be
handeling van 't adres van C. J. Huiswaard, met
verzoek om afkoop van erfpacht. Er was dan ook
wel reden voor, al zal die verschillend zijn geweest
voor enkele raadsleden en voor mij.
't Geval is 't volgende.
Bij akte van 18 Juni 1851 werd aan B. J. Huis
waard door de Gemeente een stuk grond in erfpacht
gegeven, gelegen aan de Nieuwe Haven, hoek
Vlaardingerdijk, groot 88 M2. De erfpacht werd
gegeven voor den tijd van 50 jaren en loopt dus
1 Juni a.s. af. Een der bepalingen van het contract
was, dat de erfpachter verplicht was op dien grond
een huis te bouwen. Nu is, volgens het Burgerlijk
Wetboek, een grondeigenaar tevens eigenaar van
alle gebouwen enz., die op zijn grond gebouwd
worden. Derhalve werd de gemeente, zoodra het
huis op dezen grond gebouwd was, eigenares daar
van. Wel maakt art. 772 B. W. een uitzondering
voor die gebouwen en beplantingen, die een erf
pachter stelt, zonder daartoe krachtens de over
eenkomst verplicht te zijn, maar zooals van zelf
spreekt, is deze uitzondering niet van toepassing
op dit geyai, daar de bouw van het huis welver-
plicht was. Trouwens in het geval, bij art. 772 be
doeld, heeft de erfpachter alleen het recht het huis
af te breken, en wint hij dus de waarde van den
afbraak.
In een schrijven van 20 Februart j.l. verzoekt
C. J. Huiswaard, zoon van den inmiddels overleden
B. J. Huiswaard, de erfpacht voor 50 jaar. te ver
lengen op de oude voorwaarden.
Huiswaard wordt bij den Burgemeester geroepen,
die hem mededeelt, dat 't huis op 31 Mei 't eigendom
der gemeente wordt, en dus van verlenging der erf
pacht geen sprake kan zijn.
Ik meen, dat deze bewering zonder grond is.
Volgens art. 767 van het Burgerlijk Wetboek kunnen
alle onroerende goederen in erfpacht gegeven worden,
dus zoowel de grond als het huis.
Maar Huiswaard was de schrik om 't hart ge
slagen, en hij richt een 2e schrijven aan den Raad,
waarin hij vreeselijke jammerklachten aanheft. Hij
beweert daarin o.a., dat hij geheel onbekend was
met de bepaling aangaande de verplichting tot bouw
van een huis. Dit geloof ik graag, maar dat is dan
toch een onvergeeflijke slordigheid. Toen Huiswaard
door erfenis van zijn vader de erfpacht verkreeg,
had hij de akte nauwkeurig behooren na te gaan.
Hij zegt verder, dat hij nooit gedacht had, dat hij
zijn huis op zulke losse gronden in eigendom had. Ook
dit geloof ik graag, maar dit is ook weer een
verzuim van zijn kant.
Een en ander is hem aanleiding den Raad te
verzoeken, hem de gelegenheid te geven, de erf
pacht af te koopen voor f7.per vierkante meier.
Door het Dagelijksch Bestuur werd er ernstig
tegen gewaarschuwd, den grond niet te verkoopen,
daar binnen niet te langen tijd de gemeente daaraan
behoefte zal hebben voor 't maken van verbindingen
met de Maas en we dan den grond misschien duur
zouden moeten terugkoopen. Toch heeft de Raad
dit gedaan, aHeen de prijs van f 7.op f 10.
gesteld.
De zaak is in den loop der discussion erg inge
wikkeld gemaakt. Er is veel geschermd met groote
woorden; recht en onrecht, wederrechtelijk ver
kregen eigendom, enz., en daarbij heeft men de
zaak zelf, de kern, uit het oog verloren.
De verwarring berust 1°. op een verzuim van den
erfpachter, die zich niet goed op de hoogte stelde.
Maar gesteld nu eens, dat die gewraakte bepaling
van verplichten bouw niet in de akte stond, dan zon
't eenig verschil zijn, dat Huiswaard voor eigen
rekening z'n huis had kunnen afbreken en den
afbraak had hij kunnen verkoopen. Dat was 't ge
volg van zijn misrekening. Had men hem dus daarin
tegemoet wiUen komen, dan had de gemeente hem
alleen de waarde van den afbraak behoeven te
vergoeden en Huiswaard had nog op z'n bloote
knieën mogen danken voor zooveel welwillendheid.
Want, dat hij werkelijk ooit het voUe, vrije bezit
van zijn huis kon hebben, heeft hij nooit kunnen
denken, omdat hij wist, dat de grond niet van hem
was. De wet zegt toch zeer beslist, dat de erfpachter
geen vergoeding kan eischen voor gebouwen, die
bij 't eindigen der erfpacht nog op den grond staan.
Hij heeft dus nooit kunnen vermoeden, dat hij
eigenaar, in den voUen zin des woords, van het huis
zou worden.
Toch heeft de gemeente hem vanmiddag het huis
cadeau gedaan, en hem den grond verkocht voor
f 10 den vierkanten metor.
Goed riemen snijden van eens ander mans leer.
De belastingbetalers mogen dokken.
Wat is nu oorzaak geweest, dat de raad zoo royaal
was? Het is weer de oude geschiedenis. Er stonden
kapitalistische belangen op 't spel. Want wie zich
nu verbeeldt, dat Huiswaard geholpen is, vergist
zich totaal. De man is achterop.
Het huis is belast met hypotheek, Het is natuurlijk
een stommiteit geweest van den hypotheekhouder,
die ƒ4500 gaf op een huis, dat niet eens het eigendom
van Huiswaard was, maar hij was altijd nog gedekt
door een borg. Verviel nu evenwel het huis aan
de gemeente, dan zou deze laatste de dupe worden,
want de hypotheekhouder zou hem aanspreken.
Hij is het dan ook, die z'n uiterste best heeft ge
daan, om de harten der raadsheeren te vermurwen
en hij is daarin vrijwel geslaagd, doordat hij de
hoofdzaak, het recht van de gemeente, wist weg
te moffelen, en werkte op 't gevoel der raadsleden,
door in mooie kleuren de verslagenheid van Huis-
waard te schetsen. Deze moet intusschen zelf zeer
I goed ingezien hebben, dat hij er niet beter hij werd.
Hjj wordt nu vior ongeveer ƒ880.-- eigenaar van
huis en grond, maar dadelijk komt nu de hvpotheek-
j houder, die dat vette brokje naar zich toe haalt.
Bovendien is de man genoodzaakt de 880 ook weer
te leenen. 't Resultaat is dus, dat de gemeente een
huis van ƒ5000.waarde cadeau geeft, dat Huis
waard op zwaarder last komt, en dat de gemeente
een stuk grond uit handen gegeven heeft, dat zjj
later, zeer zeker duurder, zal moeten terugkoopen.
En dat alles in 't voordeel van een kapitalist, die
zoo stom was om hvpotheek te geven op een waardeloos
onderpand
Bah! dat zjjn je regeerders, je bestuurders. Wat een
misselijk vertoon, wat een stompzinnigheid en inge
vreten klassengevoel. Duidelijker dan ooit is hier be
wezen, dat de overgroote meerderheid van onze raads
leden niets voelt voor de gemeenschap, en zich dood
loopt waar een particulier belang (altjjd als 't van
eeu bezitter is) op 't spel staat.
Van die royaliteit heb ik niets bemerkt bij de be
handeling van de kwestie scboolvoeding en -kleeding,
ook niets toen de jaarwedden van de sluis- en hrugge-
wachters herzien werden, ook niets toen de Nuts-
bewaarscholen subsidie vroegen.
Maar een kapitalisten-belang, daar worden de heeren
gloeiend voor. De heer Brillenhurg zei 't zacht tegen
z'n buurman, den heer Loopnvt, dat als de erfpacht
verlengd was, de hypotheekhouder toch nog 't kind
van de rekening was, en dat mocht niet, dan liever
de gemeente.
Arbeiders, kjjkt uit je oogen!
Er is vandaag toch ook nog wel een stap op den
goeden weg gedaan. Besloten is, dat de fondsen van
het St. Jakobs-gasthuis en van het voormalige Oude
Manhuis samengevoegd zullen worden en dan een
nieuw gesticht voor oude maunen en vrouwen zal
verrjjzen. Er is dus nu eeu kansje, dat mettertijd de
afgeleefde stumperds, van wie de maatschappij alles
genomen heeft, zoodat hun niets dan een dor, ver
schrompeld en gebogen lichaam overbljjft, dat deze
menschen mettertijd een meer menschelijke verpleging
zullen vinden. Ik wensch de commissie vau voorbe
reiding wjjsheid, ecu koel hoofd, en eeu warm hart.
De nieuwe kerk-crisi* IV. (Slot). Uit de uiteenzetting
in de vorige artikelen volgt logisch, dat de kerk van
twee zijden wordt bedreigd door groote gevaren, n.l.
van den kant barer eigen getrouwe leeken en van den
kant der buiten haar verband staande personen. Voor
haar eigen leven is het verzet van eigen getrouwen het
meest nadeelig, maar zjj kan dat onmogelijk voorkomen,
want van het oogenblik af dat zjj het wetenschappe
lijk onderzoek herft moeten aanvaarden tot zelfbe
houd, heeft zy zelf het beheer over de geesten harer
onderhoorigen prijsgegeven en dat toevertrouwd aan
het persoonlijk oordeel van ieder harer leden op den
duur moet dat leiden tot een persoonlijk onderzoek
en oordeel ook in zaken van godsdienst en kerk,
hoeveel moeite de kerk zich ook geeft, de wetenschap
ouder co ïtróle te stellen in „eigen" inrichtingen. Dat
dit gevaar niet denkbeeldig is, is reeds nu afdoende
bewezen door de afscheidiug van een groot getal
geestelijken en geleerden, gevolgd door menigeen
hunner leerlingen. Het gevaar van den kant der
buiten baar verband staande personen en van poli
tieke partijen, die door den gezagshartstocht der kerk
worden bedreigd, ontstaat telkenmale, in dien de
Katholieke kerk door haar arbeid in botsing komt
met de belangen van principieel tegenover haar
staande machten. Dat is eveneens thans het geval
in vele landen van Europa, vooral daar waar de orde
der Jezuieteu zich aan het hoofd der beweging heeft
geplaatst.
Op zich zelf zon de kerk aan de bestrijding van dit
dubbele gevaar reeds genoeg hebben, al zou zij zelfs
met de grootste krachtsinspanning het toch niet kunnen
keeren. Maar nu wordt zij gedwongen, deel te nemen
aan den overal losgebroken klassenstrijd; evenals in
de 16e eeuw de burgerklasse door de regeerende
klassen heenbrak en op dien verdelgingstocht ook de
kerk ontwrichtte, maakt nu de proletarenklasse zich
op voor een soortgelijke onderneming, en de kerk
ja, wat zal de kerk nu overkomen? Dat zou van de
kerk zelve kunnen afhangen, indien zij niet zoo inge
roest reactionair was, indien haar gezagsliefde niet
grooter was dan haar menschenliefde, indien zjj Jezus'
uitspraak „mijn koninkrijk is niet van deze aarde"
niet had omgegoocheld tot een „mijn hoogste doel is
aardsch gezag." Nu zou zjj haar geheele vroegere
bestaan moeten verloochenen, om in dezen nieuwen
klassenstrijd niet aan de zijde te staan van de hand
havers van het bestaande gezag. Overal reeds treedt
de kerk op als handlangster der kapitalistische bour-
geois-partijen. Evenals in de 16e eeuw zal zy daarom
ook nu onder de voet raken. Daarom is deze nieuwe
kerk crisis ernstiger dan alle moeieljjkheden, die de
kerk sinds de 16e eeuw doormaakte. En indien de
vrome katholieken hun godsdienst liever hadden dan
hun kerk, indien zij begrepen dat het bestaan van
hun kerk en godsdienst beiden beslist gevaar gaat
loopen, dan zouden zij met een groote beweging van
inzicht en kracht hun godsdienst redden uit de handen
der gezagsbegeerige geestelijkheid. Of dat kan Men