De Ned. R. K. Volksbond. niet, zooals nu meestal het geval is, eenvoudig af hangen van zijn chef. Bij eventueele geschillen moet niet de chef beslissen, maar een voor dat doel in te stellen commissie van scheidsgericht, samen te stellen uit beide partijen, zonder overweging van één enkele. Ben vaste commissie van scheidsgerecht, aftredende om een bepaald aantal jaren, zou natuur lijk het beste wezen. De Gemeente en het Onderwijs. Ben afzonderlijke plaats moet dit onderwerp natuurlijk innemen, want van het onderwijs hangt de toekomst van land- en maatschappij af. De burgerlijke partijen van thans, met of zonder kerkelijke kleur, misbruiken onge veer overal het onderwijs, om hun partijgezag te helpen handhaven. Ontwikkeling, in het openbaar durft bijna niemand meer te zeggen, dat hij die niet begeert. In het geheim, in niet-officieeie gesprekken, kan men intusschen meestal wat anders hooren. Daarmee breekt de sociaal-demokratie natuurlijk ook. In gemeenten met socialistische besturen, zoo als o. a. Eoubaix, is dat afdoende bewezen. Vóór alles behoort een eind gemaakt te worden aan de bevoorrechting der bevoorrechte klassen bij het onderwijs. Dat de jongens en meisjes onderwijs ontvangen niet in overeenstemming met hun aanleg maar in overeenstemming met den beursinhoud der ouders, is een der grootste belachelijkheden der kapitalistische maatschappij. Nu krijgt een kind van „betalende" ouders beter onderwijs dan een van niet-betalende, want het eerste zit in kleinere klas sen; logisch zou men het tegenovergestelde kunnen verwachten, omdat een kind van niet-betalende ouders doorgaans alle ontwikkeling van school- alleen moet nebben en thuis weinig of geen gele genheid daartoe vindt, terwijl de betalende ouders meestal thuis de school-ontwikkeling een handje kunnen helpen, nog daargelaten of zij dat ook doen. En na het lager onderwijs kunnen alleen „betalende" ouders hun kinderen verder laten leeren; niet-be talende hebben hun kinderen dan noodig om geld te verdienen. Of de kinderen der „betalende" ouders geschikt zijn voor verder onderwijs, dat komt niet in aanmerking; zijn ze te dom om voor denduvel te dansen, wat nood? ze worden ten minste dan eenige jaren ouder en komen aldus vanzelf in den leeftijd voor een kantoor of zoo ietsin ieder geval weet men hun dan toch een werkkring te bezorgen overeenkomstig hun „stand". Hoeveel nulliteiten van aanleg op die manier naar boven worden ge schopt en hoeveel uitmuntende aanleg aldus ver loren gaat, dat kan de kapitalistische maatschappij niet schelenals zij maar altijd voldoende arbeids kracht vindt en voor haar hoogsten in rang dien rang maar kan bewaren, dan bemoeit zij zich met de rest niet. Veranderd moet dit worden in dezen geest, dat de aanleg en niet het geld beslist over den ontwik kelingsgang. In de allereerste plaats moet daarom de tegenstelling tusschen betalenden en niet-beta- lenden worden opgehevenhet lager onderwijs moet kosteloos worden en voor aUen gelijk en de kosten i ervoor door de geheele gemeenschap gedragen. Wie op de lagere school aanleg betoont voor middelbaar of hooger onderwijs, moet in de gelegenheid gesteld worden dat te volgen; kpnnen de ouders de kosten daarvoor niet dragen, dan zorgt de gemeenschap daarvoor (over het ideaal van kosteloos hooger en middelbaar onderwijs zullen wij maar zwijgen, dat ligt nog zoo eindeloos ver af). Wie geen aanleg heeft voor verdere studie, gaat naar de gemeente ambachtschool om zich in een handwerk te be kwamen. En zoolang het grootste deel der proletarenkin- deren nog in de omstandigheden leeft, waarin het j thans leeft, zoolang moet de gemeente het tekort in voeding en kleeding aanzuiveren, krachtens de plicht der gemeenschap om voor al hare leden te zorgen en dus in de eerste plaats voor hen, die er beroerd aan toe zijn. Dat wil dus zeggen: kinder voeding en -kleeding, schoolbaden, enz, Wat de scholen betreft, daarin moetal heel wat verandering komen. De lokalen behooren ruim, licht en frisch te zijn en ingericht voor niet te groote klassen. Iedere school moet een flinken tuin en speelplaats hebben, en bij het onderwijs moet zoo wel met de lichamelijke als met de geestelijke ont- wikkeling der kinderen rekening gehouden worden. Over een onderwijsplan spreken wij later wel eens, i daarvoor ontbreekt nu de plaats. De onderwijzer voor hem geldt in dubbele mate wat gezegd is bij „de gemeente als werkgeefster" in dubbele mate omdat van zijn lichamelijk en gees- telijk welvaren de opvoeding der kinderen afhangt. In hoe gunstige persoonlijke omstandigheden en in hoe béter schoolomgeving hij werken kan, des te grooter zal zijn werkkracht zijn en des te krachtiger zijn ontwikkelingsinvloed op de leerlingen. Zooals j het nu is in heel veel gevallen.' een hongerloon, ellendige lokalen, veel te groote klassen, veel werk buitenaf ter reparatie van het hongerloon, zeer matige voeding, enz., zóó kan het onderwijs niet opbrengen wat het moest. Blijven in dit hoogst beknopte overzicht nog de I volwassenen over. Die tellen in de kapitalistische maatschappij onder de rubriek onderwijs en opvoeding niet mee. V olgens de typisch-burgerlijke opvatting wordt men voor een of ander examen en een of andere betrekking klaargemaakt en is men daar eenmaal a angekomen, nu, dan „is" men er, dan is het met de I studie gedaan en doet men hoogstens nog moeite om in „rang" wat te stijgen. Dat de behoefte en begeerte naar ontwikkeling niet ophouden met dat examen begrijpt de echte bourgeois evenmin als dat iemand die zijn koetjes op het droge heeft nog wil blijven doorwerken. Dat is ook al een uitvloeisel van de miserabele opvatting, dat alles in de maatschappij geldverdienen ten doel heefttrouwens de kapita listische maatschappij kan niet tot een andere ge volgtrekking komen. De sociaal-demokratie be schouwt geldverdienen hoogstens een middel tot ontwikkeling en stelt de steeds voortgaande ont wikkeling van den mensch als hoogsten eisch^oor zijn maatschappelijk leven. Daarom moeten er voor volwassenen van gemeentewege worden opgericht openbare bibliotheken en leeszalen; men zou er desnoods schooUokalen voor kunnen gebruiken. En vooral dient men niet te vergeten, dat naast de be vrediging van het verstand moet staan de bevredi ging van het gemoed, m. a. w, naast wetenschap en kennis ook kunst. Maar onze plaatsruimte dwingt ons verder te gaan met een ander onderwerp. Zorg voor de Hygiëne. Waar de gemeenschap voor den gezondheidstoestand zorg wil gaan dragen, stuit zij al weer op onze meer dan treurige kapitalistische maatschappij, immers evenals de grond zijn ook de woningen in het bezit van enkelen, en die enkelen steUen zich alleen ten doel, zooveel mogelijk geld van hun bezit te maken. Bouwen zij woningen voor menschen met groote inkomens, dan zorgen zij wel, dat die woningen, wat inrichting, licht, lucht en be hagelijkheid betreft, het hoogste bereiken wat men voor dien prijs leveren kan, want dat is de groote eisch der concurrentie. Maar bouwen zij woningen voor menschen met kleine inkomsten, nu, dan komt licht, lucht en behagelijkheid niet in aanmerking; dan plaatsen zij zooveel mogelijk woningen op een zoo klein mogelijke oppervlakte grond en vragen voor die woningen een zoo hoog mogelijke huur. Wat onderzoekingen in allerlei gemeenten daarom trent aan aan het licht gebracht hebben, grenst aan het ongeloofelijke. Dit ééne volsta hiervan de pro- letarenkinderen sterven er door ongunstige levens omstandigheden 4maal meer dan van de kinderen der beterbedeelden. Op twee wijzen kan de gemeenschap in deze aller treurigste toestanden ingrijpen, n.l. door zelf gezonde flinke arbeiderswoningen te bouwen en door strenge Eezondheidseischen te stellen aan iedere woning, oor het eerste middel zal de gemeenschap niet alleen zelve goede woningen verschaffen maar zij zal ook anderen dwingen, haar daarin na te volgen, willen zij ten slotte niet met leege huizen blijven zitten. En door het tweede middel stelt men paal en perk aan de schandelijke verwaarloozing van de proletaren woningen. Het spreekt van zelf, dat de gemeenschap hierbij stuiten zal op de be langen van de bezitters van den grond en woningen. Maar als die belangen gediend worden alleen door misbruik te maken van den ellendetoestand, waarin de kapitalistische maatschappij den loon arbeiders naar onder dringt, dan hebben die be langen geen recht van bestaan en mogen de belanghebbenden blij zijn als de gemeenschap hen niet dwingt tot terugbetaling van hun onrecht matig verkregen winsten en inkomsten. En in ieder geval is het de plicht der gemeenschap er voor te waken, dat de proletariërs, de slacht offers der maatschappelijke wanorde, niet nog bovendien het slachtoffer worden van menschen, die de ellende der proletaren wülen exploiteeren om zelf rijk te worden. Maar de gemeenschap, in dit geval de gemeente, moet zich niet bepalen tot het maken van goede woningen en strenge bouwverordeningen, zij moet ook de oude krotten opruimen, zorgen voor flinke breede straten, voor plantsoenen en pleinen, voor overvloedig goed water en goede verlichting, voor een uitmuntende verwijdering van afval en feca- liën, en voor al wat daarmee in verband staat. En daarnevens moet de gemeente ook zich be lasten met de geneeskundige verzorging van zieken en gebrekkigen, want vooral de geneeskundige behandeling der misdeelden is bijna overal aller- onvoldoendst. Is de familie niet in staat, haar zieken en gebrekkigen voldoende verzorging te verschaffen, dan is de gemeenschap verplicht die taak over te nemen; want het is de schuld der maatschappij en van haar ellendige inrichting, dat die familie daartoe niet in staat is, het is dus de gemeenschap ook die daarvan de lasten heeft te dragen. Dit is trouwens een regelmatig terugkeerende opmerking als men zoekt naar de oorzaken van zooveel jammer en ellendehet kapitalistisch maatschappelijk stelsel is er de oorzaak van, en de belanghebbenden bij dat stelsel zorgen voor het bestendigen daarvan. Alvorens te eindigen willen wii nog even stilstaan by een onderwerp, dat zeer zeker onze volle aandacht waard is. Armenzorg. Het is eenmaal een noodlottig uitvloeisel van het kapitalisme, dat we naast buitensporige weelde, de treurigste armoede aantreffen. Waar deze ver oorzaakt wordt door de inrichting der maatschappij, is het een maatschappelijke plicht die op te heffen. Het is duideljjk, dat wanneer praktjjk is geworden, wat wjj hierboven als theorie gaven, de armoede voor een groot deel voorkomen zal worden. Maar zoolang nog armoeden bestaat moeten maatregelen genomen worden om ze op te heffen. Een groote belemmering is hierbjj de Bykswet, die o. a. bepaalt, dat geen burgerlijk bestuur ouderstand mag verleenen aan armen, dan na zich, voor zoover m' gelijk, te hebben verzekerd, dat zij dien niet van kerkelyke of bijzondere instellingen van weldadigheid kunnen erlangen, en dan sleehts bij volstrekte onver- j mijdelijkheid. Zonder nn te willen ontkennen de goede bedoelin- I gen, die aan vele particuliere en kerkelijke liefdadig heidsinstellingen ten grondslag liggen, moeten we toch constateeren, dat haar wyze van werken dik werf verre, van sympatiek is en vaak in hooge mate kwetsend voor hen, die onderstand ontvangen. Hulp in nood is geen genade, het is een recht. Het J spreekt van zelf, dat waar mogelijk armoede voor komen moet worden. Bestaat die mogelijkheid niet, dan moet de steun ook krachtig zijn, opdat hetgeen bespotting zy vau menschlyke ellende; dan mag op een paar duizend gulden niet gezien worden, en indien dit de draagkracht van de gemeente te boven gaat, behoort de staat h(j te springen. Een voorname voorwaarde voor een goede werking van den armerzorg is, dat in de armbestnureu zitting hebben arbeiders, die de nooden van de proletariëis kennen, en beter dan de leden der andere klasse kunnen betn rdeelen waar en wanneer steun noodig is, en op welke wjjze die verleend kan worden. Ten alhn tyde gelde, dat indien men steunt men dit behoorlijk doe. Want elk mensch heeft krachtens zijn bestaan recht op een menschwaardig leven, en indien hij dit buiten z(jn schuld mist, is dit een schande, niet voor hem, maar voor de maatschappij, die niets mag nalaten om dit onrecht goed te maken. Ziedaar een menigte van onderwerpen, voor de arbeiders van 't hoogste belang, doch voor hen on bereikbaar zoolang ze voortgaan de „heeren" in den raad te dragen. Men zegt vaak, dat in den raad geen partijschap te pas komt, want „men moet het gemeentebelang dienen." Hoe kan men dit gemeentebelang beter dienen dan door te zorgen vo«r de welvaart van bet grootste deel der bevolking, dat zijn de arbeiders. Beide part yen dienen zal in vele gevallen niet mogelijk zijn. omdat de belangen vaak tegenstrijdig zyn. Eu dan gaat de arbeidersklasse, die de talrijkste is, en tevens de voortbrengster van alle welvaar voor. Daardoor moet ook in den gemeenteraad dien strijd gevoerd worden. En voor elk eerljjk, flink arbeider is zjjn plaats daarhjj aangewezen aau de zjjde van zyn strijdende makkers. Denkt niet: het helpt toch niets. Er moet eens een begin gemaakt worden. Zonder dat bestaat er zeker geen kans op verbetering. Nog zullen velen aanvoeren, dat wij riemen willen gaan snjjden van eens anders mans leer. Dit is niet waar. In de eerste plaats dragen alle kiezers voor den gemeenteraad in de gemeente-belasting by. en ten tweede ontvangt de gemeente vele subsidie's van het rijk. Dat elk arbeider, zelfs de armste bjjdraagt aan de ryks-iukomsten is voor eenige weken door Helsdingen glashelder aangetoond, waarbij Hij bewees, dat naar verhouding van hun inkomen de arbeiders 4X zooveel rijksbelasting betaalde als de rijken, zy 't ook in den vorm van accynsen. Het is dus onrecht, dat de alleenheerschappij zou blijven by de eene klasse van kapitalisten. Daarom arbeiders, op ten strijde. Als een man moet ge pal staan voor uw rechten. Dan zal het mogelijk zjjn dat op 5 Juli a.s. ook een der onzen verkozen wordt. Waakt op! Waakt op! Voor 't heilig recht der menschheid strijden wij! Het Socialisme in 't algemeen, de Schiedamsche socialisten ïn 't bijzonder een speciaal ons blad hebben de eer genoten op de laatste vergadering van den N. R. K. Volksbond het onderwerp van bespreking te zyn. Wy kunnen niet anders zeggen, dan dat ons dit zeer heeft verheugd. Wy zien daarin het bewjjs. dat de mannen van den N. B. K. Volksbond in het Soci alisme een gevaarlijke tegenstandster gaan zien, een tegenstandster, die welhaast de schaapjes uit hun kudde zal weghalen. Het is ons werkelijk een genoegen, dat dit van die zyde thans ook erkend wordt. Wy denken er natunrlyk niet aan den heer Verhejj, die de woordvoeder was, nu te gaan weerleggen, waar we geheel zouden moeten afgaan op het verslag van de N. Sch. Crt. Wy hopen, dat zich spoedig de gelegenheid zal voordoen om openlijk onze meening tegenover die van den heer Verhey te stellen. Zijn we wel ingelicht, aau zal binnenkort vanwege de afdeeling Schiedam van de S- D. A. P. een officiële Hitnoodiging tot den heer Verheij gericht worden, cm hetgeen hy nu in een besloten vergadering verkondigd heeft in een openbare vergadering te herhalen. Wij twijfelen niet, of deze zal dan zoo eerlijk zijn hieraan gevolg te geven, waarbij rian voor ons gelegenheid zal bestaan met den heer Verhey van gedachten te wisselen. Wanneer bovendien werkelijk waar is, wat de heer Verhey over ons volgens de N. Sch. Crt, zeide, moet dit in zyn oog van zoo algemeen belang zijn, dat hy zjjn licht niet onder den korenmaat mag zetten, maar

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 3