De nieuwe Raad. Poiitieke Schetsen. van niet-kiezers, want het is in't geheel niet voorzien van een onderschrift, zegt: „Kiest onzen stadgenoot W. van der Most Phzn, die met onze belangen goed bekend is, maar niet „den vreemde" Alweer wordt hier de tegencandidaat Vürt- heim niet aanbevolen, omdat hij geen stadge noot is. Verbeeld u, een vreemde lid van den raad. Een strooibiljetje met een domheid, waar op wij verder niet zullen ingaan, maar toch moet het ons van 't hart, dat het argument van vreemd te zijn, hier ter stede pok vroeger dikwerf gebruikt, niet op zijn plaats is. Was het dit wel, dan moest men alleen negentig jarige Schiedammers tot lid van den Raad aanwijzen. Dit eischt de konsekwentie van de verschillende strooibiljetten, voor onzen stad genoot W. van der Most verspreid. De kiesvereeniging Algemeen Belang heeft in dezen verkiezingsstrijd gebroken met haar gewoonte, om de kiezers alleen met nadruk haar candidaten aan te bevelen. Neen, zij ge bruikt twee zinnen, die wij aan de vergetel heid wenséhén te ontrukken. Zij luiden: „Gewichtige vraagstukken komen in het „eerstvolgend tijdperk aan de orde. Het is „lang niet onverschillig, wie daarover zul- „len hebben te raadplegen en te beslissen." Welke die gewichtige vraagstukken zijn. vernemen we nog niet. Maar het kan ook zijn, dat die gewichtige vraagstukken alleen in besloten zitting worden besproken, en we weten uit de raadsverslagen in enkele vorige nummers dat de Raad nogal dikwijls besloten bijeenkomt. Misschien kan „Algemeen Belang", in welks bestuur enkele raadsleden zitting hebben, ons daarover inlichten. Volgaarne stellen we onze kolommen voor haar beschik baar. Dat het lang niet onverschillig is, wie daar over zullen hebben te beslissen, is den lezers gebleken uit het artikel: „Zes jaren',, voor komende in „De Moker" van 29 Juni j.l We zullen afwachten. Komen de bedoelde gewichtige vraagstukken m het openbaar aan de orde, dan zullen wij op post zijn, om op de heeren te letten. Tot dien tijd dus geduld. Nu is voorloopig de verkiezingsdrukte ach ter den rug, en we kunnen een schouwing gaan houden over den toestand in den nieuwen raad. In de machtsverhoudingen is niet veel verandering gekomen. Op 2 na zijn alle aftredende herkozen, en die 2 stelden zich niet herkiesbaar. Zoo zal de heer Witkampf den heer v. Gent vervangen, en op de plaats van Dr. Janssen zal de heer Vürtheim zitting nemen. Dat hier een Christ. Historische door een Liberaal vervangen wordt is zeer zeker toe te schrijven aan 't accoord, tusschen die beide partijen gesloten, en waardoor de heer v. Limburg Stirum in de Kamer bleef. Het is eigenaardig om op te merken hoe alle burgerlijke partijen door verbonden, en toezeggingen, beloften en door 't wederkeerig steunen van candidaten, zich tegenover elkaar staande trachten te houden. Dat is zeker, opdat men aan dergelijk gegochel en geschip per gewend zou zijn als ook hier, net als dit jaar reeds in Amsterdam zoo brutaal gebeurde, alle burgerlijke partijen de vrijz.- dem. incluis zich aaneensluiten en onderling de zetels verdeelen, met uitsluiting alleen van de sociaal democraten. Voor dezen is blijkbaar ook hier geen plaats in den raad. De raad zal nu samen gesteld zijn uit 8 Liberalen, 8 Katholieken, 2 Anti-Revolutio nairen, 1 Vrijz.-Dem. en 1 Christ. Hist, ter wijl nog éen vacature bestaat door 't over lijden van den heer Dienske. De wethouders-zetel des heeren Visser wankelt. Maar juist, dank zij die vacature kan bij misschien blijven zitten. Anders was hij reddeloos verloren. Nu bestaat de kans, dat de stemmen staken en dat ten slotte het lot mag beslissen, maar heel zeker maakt dit de kansen nu juist niet. Wordt de heer Visser herkozen, dan zullen de zaken vrijwel op den ouden voet worden voortgezet. Valt hij, en treedt een der heeren van 't Christelijk verbond in zijn plaats, dan is de meerderheid in 't Dagelij ksch Bestuur om. Uit den aard der zaak zal dit meer belangrijke gevolgen met zich slepen. Zoo zal dan zeer de vraag zijn of de heer Versteeg langer opgewektheid zal voelen, zijn ambt hier te bekleeden, en een nieuwe over winning zal aan de „christelijke" mannen zeker den moed geven om zich dan in hun war- reactionaire geest te toonen. Hoe de uitslag ook zij, we hopen in de komende jaren getrouw onze lezers op de hoogte te houden van 't geen over en in den raad voorvalt en zooveel mogelijk trachten licht te laten vallen ook in de duistere hoekjes. Over Socialisme. Het is wel een allertreu rigst leit, dat een geschiedkundig verschijnsel zooals het socialisme, door bijna niemand ooit behoorlijk wordt bestudeerd en onderzocht, voordat hij er een oordeel over velt. De aller- moeielijkste strijd, dien de sociaal demokratie te voeren heeft, is de strijd tegen dergelijke onkunde en dergelijke verwatenheid in het oordeelen. Mij persoonlijk is het nog nooit voorgekomen, dat iemand, die grooten afkeer van het socialisme aan den dag legde en er een groot woord over voerde, op mijn vraag, of hij wel eens een socialistisch werk had gelezen, toestemmend antwoordde. In den regel werd er zelfs aan toegevoegd iets in dezen geest: „ik heb wel wat beters te doen" of „ik kan mijn tijd wel beter gebruiken dan met het lezen van zulken onzin." Het inge zonden stuk van den heer M. C. M. De Groot in den vorigen „Moker" is een nieuwe bijdrage tot deze onbegrijpelijke lichtvaardigheid zelfs van menschen, die toch waarlijk niet van gebrek aan ernst kunnen worden beschuldigd. Dat iemand geen tijd of lust heeft, om het verschijnsel der sociaal-demokratie te bestu- deeren, is desnoods nog te verontschuldigen, maar zoo iemand behoort zich dan ook van ieder oordeel te onthouden. Het aantal stom miteiten, dat men intusschen daardoor te hooren krijgt, is ontelbaar; en zoo weinig begrijpen de menschen meest, welk een ver vaarlijken onzin ze uitslaan, dat ze hun onbe grepen ezelachtigheden voor socialistische stel lingen uitgeven. En over die kwasi sociaal- demokratische beweringen moet men dan nog met een ernstig gezicht redeneeren en rede twisten. Het socialisme is doodeenvoudig ontstaan uit de waarneming en bestudeering onzer maatschappij. Reeds eeuwen lang hebben de beste waarnemers der maatschappelijke toe standen beweerd en trachten te bewijzen, dat onze sociale inrichting van dien aard is, dat slechts een zeer klein gedeelte der menschen eenigen waarborg bezit voor maatschappelijk welvaren en maatschappelijk geluk. En die allen profeteerden, dat dit gedeelte hoe langer hoe kleiner zou worden en steeds meerderen zouden worden buitengesloten van dien waar borg. Nu, de omstandigheden geven hun met het jaar meer gelijk. Het aantal menschen, wier toekomst ook maar eenigermate verzekerd is, neemt met den dag af. In Schiedam zelf weet men het noodige mee te spreken van faillissementen, waardoor niet alleen de ge- failleerden ten onder gaan maar ook een groot deel van de met hen verbondenen en vaak ook een belangrijk gedeelte hunnerwerklieden. Het onlangs gebeurde met den grooten Leip- ziger Bank, die met honderden millioenen werkte, is een enkel nieuw bewijs voor het onzekere der toekomst ook voor de zoogenaamd meergegoeden. Want dit is juist een der vele waarheden, die de sociaal demokratische weten schap heeft aangetoond, dat de maatschappe lijke inrichting, die de Europeesche en Ame- rikaansche volkeren bezitten, niet slechts één enkele maatschappelijke klasse maar ten slotte alle klassen zonder onderscheid ten verderve zal sleepen. En indien niet de klasse der vermogenden door de organisatie van alle mogelijke kapitaal (evengoed dat der rijken als het weinige der kleine burgers die aan deelen nemen in haar zaken of in haar spaar banken het opgespaarde geld te haren dienste stellen) haar eigen leven trachtte te verze keren door den levensstandaard en de bestaans mogelijkheid der niet-bezittende klassen hoe langer hee meer te verminderen, indien met andere woorden de kapitalisten tot zelf behoud niet gedwongen werden zich aaneen te sluiten en hun eigen bestaan met hand en tand te verdedigen, en daardoor alles uit»den weg te trappen wat hun eigen leven en arbeid in den weg staat en indien daardoor niet steeds grooter ellende over hoe langer hoe meer menschen werd gebracht dan zou men mej kalmte en gelatenheid den ondergang van ons maat-chappelijk stelsel kunnen afwach ten. Maar nu is het zaak, dat tegenover de aaneensluiting en zelfverdediging der vermo genden gesteld wordt de organisatie en samen voeging der niet-bezittenden eveneens ter zelfverdediging, want er is geen enkele r^den aan te wijzen, waarom wél de eene en niet de andere klasse haar eigen belangen zou mogen verdedigen, vooral niet wanneer het gevolg van de zelfverdediging der eene klasse een onnoodige vermeerdering van de ellende der andere klasse is. Dat werkelijk de bestaans mogelijkheid voor allemaatschappelijkeklassen hoe langer hoe moeielijker wordt, behoef ik natuurlijk niet te bewijzenalleen reeds de enorme moeielijkheid om betrekkingen voor zijn kinderen te vinden is een afdoend bewijs. En bovendien, iedereen weet hoe buitengewoon moeielijk het is een eemgszins goed betaalden werkkring te bemachtigen, iedereen weet dat overvloed van arbeid en geringe bezoldiging ongeveer voor ieder hand in hand gaan. Wat ik wel zal uiteenzetten, dat is de samenstelling onzer maatschappij met een verklaring van het ontstaan daarvan. Een andere waarneming der sociaal demo kratische wetenschap, die daarvoor evenzeer een verklaring heeft gevonden (waarover later), is deze: dat in pakhuizen en magazijnen milli oenen voorwerpen liggen opgestapeld, waar voor de bezitter geen kooper weet te vinden, terwijl er millioenen menschen aan diezelfde voorwerpen gebrek hebben en toch niet in staat zijn ze te koopen. Dat wijst zoowel op een verkeerde wijze van voortbrenging als op een verkeerde verdeeling der voortgebrachte zaken. Dit leidt tot een derde waarneming, nl. dat enkele weinigen in den grootsten overdaad kunnen leven in hetzelfde land en dezelfde stad, waar duizenden gebrek hebben aan de eenvoudigste levensbehoeften, zelfs waar er zijn die sterven van honger en ellende. Het is niet de schuld van die rijken, dat dit zoo is, maar de fout van een maatschappelijke inrichting, die zulke tegenstellingen ten gevolge heeft. Het zijn voornamelijk deze 3 hoofdwaar nemingen, die de ernstigste hestudeerders onzer maatschappij gebracht hebben tot wat men de sociaal-demokratie is gaan noemen. En nu is het grootste verschil tusschen de socialisten en alle andere partijen, die de algemeen erkende fouten onzer maatschappij willen verbeteren, dit: dat de socialisten degeheele maatschappelijke inrichting op een nieuwen grondslag willen plaatsen en geheel vernieuwen, steunende op de bloote waarneming van de ontwikkeling der maatschappij, - en dat alle anderen willen trachten het bestaande maat- schaphelijk stelsel te handhaven en hier en daar wat op te lappen. J. v. L.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 2