Uit de Partij.
Weg met de Sociealen!
Ingezonden Stukken
De partij-secretaris doet wederom een oproep
om steun.
In twee districten wordt de strijd opnieuw
aangebondenin Veendam met Troelstra, in
Weststellingwevf met Hugenholtz als can-
didaat.
Ieder, die eenig begrip heeft van onzen
strijd begrijpt van hoeveel belang 'tis, dat
Troelstra weer in de Kamer komt, terwijl
alle partijen (ook de vrij z.-democraten) hem
in Veendam bestrijden, en evenzeer begrijpt
ook ieder, dat Weststellingwerf voor ons
behouden moet blijven. Maar verkiezingswerk
kost geld en ze zitten in 't. Noorden en in
Amsterdam op 't hout te krabbelen.
Wie dus iets voelt voor deze beide can-
didaturen zende iets, al is 't nog zoo weinig
voor 't verkiezir.gsfonds
Het is, om verwarring en tijdverlies te
voorkomen, 't beste bijdragen onmiddeliik te
zenden aan den Partij-secretaris: J. G. van
Kuykhof, de Geneetetstraat 16 Amsterdam,
onder het motto: „Verkiezingsfonds".
Nieuwe partij bladen.
Verleden week maakten wij melding van
het verschijnen van Samenwerking" het Maas-
trichtsche partij-blad. Naar wij vernemen
worden nu ook te Hilversum pogingen aan
gewend om, in vereeniging met Weesp en
Naaiden Bussum een geregeld verschijnend
blaadje uit te geven.
Ook in den Helder bestaan dergelijke
plannen.
Mochten deze tot werkelijkheid komen,
dan zal dit de beweging krachtig kunnen
steunen, al was 't alleen maar, dat we door
middel van onze partij blaadjes kannen door
dringen, waar anders nooit toegang voor ons
zou zitn.
Er wordt veel gepraat over de socialisten
die alles willen deelen, die alles gelijk willen
maken, die de eigendom willen afschaffen,
de godsdienst aan kant zetten, het huwlijk
afschaffen en de vrije liefde invoeren, die de
eene klasse van menschen tegen de andere
opzetten, de persoonlijke vrijheid aan banden
willen leggen, die de prikkel tot werken de
zucht naar nieuwe vindingen zullen verstom
pen, die geen rekening houden met de menschen
zooals ze zijn,maar net doen, alsof alle men
schen al zoo waren, als ze behoorden te zijn.
En zij. die zoo praten zijn niet alleen de
minder ontwikkelden, zij die voor studie
weinig, of in 't geheel geen tijd hebben, maar
herhaaldelijk doen we de treurige ervaring
op, dat zeer ontwikkelde, in vele opzichten
zeer knappe menschen, die in den lande ge
wichtige posten bekleeden, even dom en onwe
tend zijn op dit punt.
Wij voor ons mogen er om lachen, er de
schouders over ophalen, het valt niet te ont
kennen, dat die onwetendheid bestaat en
oorzaak is, dat velen vreemd van ons blijven,
die, indien ze de waarheid kenden, geen oogen-
hlik zouden aarzelen, zich in onze gelederen
te scharen, en het is onze plicht hen op hun
dwaling te wijzen en ze beter in te lichten.
Het spreekt vanzelf, dat zooiets maar niet
in een vloek en een zucht gaat, zoo bij wijze
van koffiepraatje. Je moet er je hersens bij
hebben, en wanneer wij de menschen over
't socialisme spreken is een eerste verzoek:
„Gebruik je hersens, en oordeel niet, eer we
geheel hebben uitgesproken."
Het ongeluk is, dat de meeste personen,
die nog nooit een socialist hebben hooren
verklaren wat het socialisme is, wat het
socialisme wil, toch al een oordeel daarover
klaar hebben, een afkeurend oordeel, dat ge
baseerd is op praatjes, door onzj tegenstanders,
ook niet- of halfwetersverspreid. En die per
sonen meenen dan gerechtigd te zijn op ons
af te geven, ons uit te schelden desnoods,
zonder verder zich de moeite te geti oosten te
luisteren naar wat wij zeggen. Dommer wijze
van handelen is moeielijk denkbaar, juist waar
onze beginselen dingen raken, waarbij elk
mensch onmiddellijk belang heeft.
Ik wil in 't volgende trachten op verschil
lende punten de verkeerde begrippen weg te
nemen en juiste daarvoor te geven.
Wanneer je zoo eens aan de lui, die gewoon
zijn vreeselijk op de „socialen" te schelden,
vraagt: „Wat is nu eigenlijk socialisme",
dan staan de meesten al dadelijk met een mond
vol tanden, of één zegt er: „Die willen alles
deelen", of: „Die willen alles gelijk maken
en alle menschen gelijk".
Dat zij die zoo spreken de plank glad mis
slaan is duidelijk. Waarlijk, wanneer de socia
listen zich met zulken onzin ophielden, zou
hun bestrijding niet zooveel voeten in de aarde
hebben, en zou hun beweging nooit zoo'n om
vang gekregen hebben. De domste mensch
kan begrijpen, dat, wanneer vandaag alles
gelijk opgedeeld was (stel dat dit mogelijk
zou zijn), we morgen weer opnieuw zouden
kunnen gaan deelen, omdat de deelen dan
al weer ongelijk zouden zijn. Het zijn dan
ook alleen zij, die met het socialisme den draak
willen steken (behoudens misschien een paar
aarts-stommerikken), die met het deel praatje
aankomen.
Dat we alles en allen gelijk zouden willen
maken is een bewering, die dikwijls door
overigens toch lang niet onverstandige men
schen geuit wordt. Er zijn altijd menschen,
die hun tegenstanders graag groote ongerijmd
heden in den mond leggen om daarna met veel
ophef Uien, aldus door hun zelf gebouwden
tegenstander, te verslaan. Dat is nu wel heel
gemakkelijk en aardig, maar de vraag is, of
dat beeld, dat zij zelf van hun tegenstander
ontwerpen, wel juist is. En dan is de voor
stelling, die men op deze wijze van ons streven
tracht te geven, niet juist. Wij socialisten zijn
nu niet zulke domme jongens, dat we niet
zouden inzien, dat een volkomen gelijkheid
onmogelijk is. De menschen zijn verschillend
in lichaamsbouw, geest, aanleg, karakter enz.
en ze zullen dit big ven, zoolang er menschen
zijn. Zoolang zal er dus ook een natuurlijke
ongelijkheid blijven.
Maar mag men nu met een sprongetje over
wippen en beweren, dat dus ook maatschappe
lijke ongelijkheid altijd moet en zal blijven
bestaan? Dat gaat niet op. Zou men geen
enkele ziekte mogen genezen omdat er onge
neeslijke kwalen bestaan? Wat een dwaasheid.
En omdat de mogelijkheid bestaat, dat op
den duur kleine verschillen, zonder nadeel of
schade, zullen blijven bestaan, mag dit dan
een reden zijn om de groote ongelijkheid,
waar alle menschen onder lijden, en die tot
aller voordeel opgeheven kan worden, te latèn
bestaan
De natuurlijke ongelijkheid vermogen wij
niet op te heffen, omdat we er de oorzaak
niet van kunnen wegnemen. Yan de maat
schappelijke ongelijkheid kunnen wij de oor
zaak wel wegnemen, en haar daardoor doen
verdwijnen. Die oorzaak is het privaat-bezit der
productie middelen. En de gelijkheid, die wij
voor allen wenschen, is de gelijkheid van
kansen op een menschwaardig, gelukkig be
staan. Dit laatste toch moet het doel zijn van
elk rechtschapen mensch.
Maar juist uit de natuurlij ke ongelijkheid
zal voortvloeien, dat in verschillende gevallen
ongelijke middelen aangewend moeten worden
om hetzelfde doel te bereiken. Waar dus
ongelijkheid zal bestaan in de middelen, die
voor de verschillende gevallen moeten worden
aangewend, daar bestaat gelijkheid in het doel.
Wordt vervolgd.)
Buiten verantwoordelijkheid der Redaktie.
Aan de Redactie van De Moker.
Met de meeste nauwkeurigheid heb ik Uw
beschouwingen, naar aanleiding van de mijne,
in Uw nummer van 13 dezer geit zen. Ik
geloof, dat het verstandig is over de meeste
punten van versch.l verder te zwijgen. Met
menschen, die schrijven: „wij wisten reeds
vooruit, dat gij nooit de argumenten voor uw
beweringen zoudt kunnen vinden, omdat wij
zelf volkomen zeker zijn van onze zaak", acht
ik discussie vrijwel onvruchtbaar. In wiskun
dige vraagstukken en over concrete feiten
alleen kan men m. i. zoo spreken zonder zich
belachelijk te maken. Eenzijdigheid, gebrek aan
inzichtgebrek aan waardeering zijn zulke be
trekkelijke begrippen, dat men daarover
spoedig uitgestreden is of nooit, ai naar men
't nemen wil. Ik ben tevreden met Uw partij
genooten op deze klippen te hebben gewezen
en met Uw uitspraak: „al deelen wij niet alle
bezwaren, die hij (De Groot) aanvoert, toch
erkennen wij de mogelijkhoid van enkele,
maar deze wegen o. i niet op tegen't groote
voordeel, een billijke verdeeling der arbeids
producten". Die uitspraak is een stapje in de
goede richting en zou uitgangspunt voor verdere
discussie kunnen zijn, die na een uitspraak
als de eerst» angehaalde beter af te breken
ware. Thans alleen iets over de verdachtmaking.
Wat, U daarvan zegt, is een voorbeeld van
slechte redeneering. Ik noemde. 4 bewijzen.
Het eerste maakt U af met het punt ir. kwestie
een „futiliteit" te noemen. Het tweede met mij
onbekendheid met de terminologie aan te
wrijven; ik weet niet of Uw partij er in deze
zaak een eigen terminologie op nahoudt, maar
ieder, die gewoqn Hollandsch verstaat, hecht
aan de uitdrukking „steek-maar-in-je-zak
systeem" een ongunstige beteekenis: alleen
maar om geldelijk voordeel te doen. Mr.
Goedhart stelt het zedelijk en verstandelijk
voordeel veel hooger dan het geldelijk. Van
het derde punt maakt U U af met een nieuwe
verdachtmaking: „wij weten welke waarde
aan dergelijke verklaringen moet worden toe
gekend". Bedoeld wordt hier een officiëele
verklaring van den wethouder Visser. Laat
ik U even zeggen, dat een werk, in tweeën
uitgevoerd, gotdkooper kan zijn dan in eens
uitgevoerd, le door meer mededinging, omdat
ook kleinere aannemers kunnen inschrijven
en 2e door rentebesparing op het eerst la'er
te betalen gedeelte. Het vierde bewijs eindelijk
weerlegt U, door de kwestie geheel fout te
stellen. „Het gaat er hier dan ook alleen om
of erkend werd het recht van die vrouw op
levensonderhoud". Daarom gaat het volstrekt
niet. De vraag is, of de raadsleden haar verzoek
afwezen omdat ze wreed, hardvochtig waren
en armen in de steek wilden laten, terwijl ze
rijken onrechtvaardig bevoordeelden, gelijk
U geïnsinueerd hebt, terwijl ik het tegendeel
heb bewezen.
Ik geloof met U, dat U deze treurige
strijdmiddelen niet noodig hebt. Maar dat U
ze niettemin gebruikt bewijst helaas bij:,a elk
nommer van Uw blad. Moge dit spoedig
anders worden.
Erkentelijk voor Uw bereidwilligheid om
mij „nadere inlichtingen" te verstrekken ver.
klaar ik mij gaarne tot wederdienst bereid
Uw Dw.,
M. C. M. DE GROOT.
Schiedam, 18 Juli 1901.
Zooals meer voorkomt dreigen we ook hier
af te dwalen van o is onderwerp. Daarom
herinneren we er even aan, dat de heer de
Groot zou bewijzen
1 o. dat wij sociaal-democraten dogmatisch zijn
2o. dat wij eenzijdig zijn