Yan de gelukkige
arbeiders.
Duitsche Glasblazers.
Kweekelingen, Raadsleden
en Bovenmeesters.
arbeidde een werd landbouwer en de ander
handwerksman. De landbouwer bracht nu
niet meer alleen voor eigen gebruik voort,
maar ook voor de handwerkslieden die hem
de opbrengst van hun arbeid leverden. Land
bouwer en handwerksman beiden werden dus
ook verkoopers hunner waren, die toen na
tuurlijk nog ten volle hun eigendom waren.
Op den duur richtte zich nu de arbeid van
landbouwer en handwerksman in de eerste
plaats op de voortbrenging van een voldoende
hoeveelheid waren voor den verkoop; het
doel van hun arbeid verplaatste zich dus:
zij werkten niet meer om te voorzien in eigen
behoeften alleen, maar zij werkten om te
voorzien in de allereerste plaats in de be
hoeften van hun koopers
Allengs werd de arbeidsverdeeling nog
grooter. Op den duur werd het voor den
landbouwer en den handwerksman moeielijk,
zelf hun waren te verkoopen; er kwamen
daarom op den duur menschen, die zich be
lastten met en leefden van het koopen en
verkoopen van de waren van landbouwers
en handwerkslieden beiden De kooplieden
klasse ontstond. Deze bracht dus niet zelf
voort. Deze bezat ook geen grond in eigendem
om dien te bewerken en geen werktuigen
om zelf allerlei handwerksvoorwerpen te
maken. Zij konden alleen leven omdat land
bouwers en handwerkslieden niet meer zelf
al hun waren konden ruilen omdat zjj daardoor
te veel tijd zouden verliezen. Maar de koop
man moest toch ook zijn brood verdienen,
zijn arbeid van koopen en verkoopen moest
worden betaald, en hij liet die betalen zoowel
door den landbouwer en handwerksman aan
wien hij verkocht als door den landbouwer
en handwerksman van wien hij kocht. De
verkooper moest dus iets van de opbrengst
van de door hem voortgebrachte en zijn
eigendom zijnde waar afstaan, en de kooper
iets toevoegen aan den vroeger door hem
betaalde prijs van de gekochte waar. De
koopman zelf kon evenwel de prijs van de
waren die hij kocht niet regelen: die hing
af, le. van de hoeveelheid arbeid die er
noodig was voor de voortbrenging, en 2e.
van de hoeveelheid van eenzelfde waar die
er te koopen was en die er verkocht kon
worden (met andere woorden van vraag en
aanbod). De koopman moest dus er op uit
zijn, de waren in te koopen in een streek
waar ze goedkoop zijn en op een tijd dat er
veel van te krijgen is, en de waren te ver
koopen in een streek waar er niet veel
worden voortgebracht en op een tijd dat er
weinig van zijn. Hij mocht dus niet zelf de
voortbrenging regelen, hij kon er toch aldus
grooten invloed op uitoefenen. Maar uit dit
alles blijkt ook, dat de koopman niet meer
alleen de waren kocht die de koopers op dat
oogenblik noodig haddenhij kocht wanneer
hij goedkoop koopen kon en verkocht als hij
d,uur kon verkoopen. Er was dus een tijd,
dat de gekochte waren als zijn eigendom
langer of korter in zijn bezit waren; die
waren-eigendom was zijn kapitaal. Maar om
die waren te kunnen koopen en een tijdlang
onder zich te houden, had de koopman een
zekere hoeveelheid geld noodig: dat geld
noodig om te koopen was een ander deel
van zijn kapitaal. Het koopmanskapitaal
ontstond, bestaande uit lo. de voor verkoop
gekochte waren (dus niet voor eigen gebruik
gekocht, zooals vroeger landbouwers en
handwerkslieden onderling deden) en 2o. de
voor inkoop benoodigde geldsommen.
Hier dient te worden opgemerkt, dat de
geheele arbeidsverdeeling tusschen verkooper
kooper en koopman berustte op het privaat
bezit de ver kooper was de eigenaar van de
waren die hij verkocht evenzeer als van de
arbeidsmiddelen die hij noodig had tot voort
brenging van die waren, en de koopman
kocht (ten minste aanvankelijk) met eigen
kapitaal. En tevens dient de nadruk erop
gelegd, dat het koopmanskapitaal feitelijk
geheel gevormd wordt door den arbeid van
landbouwer en handwerksman. Zonder dien
arbeid was het koopmauskapitaal even on
bestaanbaar als de koopman. Maar ook hierop
dient men te letten: Dat de personen die
het kapitaal vormden niet dezelfde waren
die den arbeid van voortbrenging verrichtten
en ze f in het geheel ziet voortbrachtten,
en omgekeerd, dat zij die voortbrachten door
hun arbeid geen kapitaalvormers waren,
altoos in den tijd toen het kapitaal nog
koopmanskapitaal was. J. v. L.
Wordt vervolgd.)
Eeeds dikwijls zijn we in den korten tijd
dien ons blad bestaat, in de gelegenheid
geweest op verschillende misstanden in de
branderijen te wijzen. Dikwijls was er
dan kwestie over de meerdere of mindere
geregelde uitbetaling van het loon, ook wel
over het niet-uitbetalen daarvan.
We herinneren alleen maar aan het stukje
„Dolle manieren". Daarin kwam al heel
duidelijk aan het licht, hoe met onze Schie-
damsche arbeiders gesold w-ordt. Wisten wij
alles, dan zou de rubriek: Van de gelukkige
arbeidersmisschien wel de helft van ons
blad innemen. Sommigen meenen echter door
stilzwijgen tot verbetering te kunnen geraken.
Dat dit niet zoo is, kan een onderzoek naai
de loonen leeren. Het willekeurig inhouden
van vérhooging van loon komt hier bijv.
meermalen voor. We zullen een staaltje
meedeelen, dat ons enkele dagen geleden
werd verteld.
Aan den Buitenhavenweg, in een branderij,
had een zifter vóór eenige weken verhooging
van loon gekregen. Zijn loon was daardoor
van vijf heele guldens gekomen op vijf en
een halven gulden. Zeven centen verhooging
per dag dus. Hoeveel zou dit wel per uur
zijn? Wat een weelde voor dien zifter!
Nog niet genoeg, want op een warmen morgen
vraagt hij aan zijn loonheer„Mijnheer, wan
neer krijgen wij nu eens een vaatje bier?"
De meneer antwoordt: „Zoo gauw als de
kraton afbrandt!" Dat was om er zich van
af te maken, maar het toeval wilde, dat den
daaropvolgenden nacht de Kraton werkelijk
afbrandde. De arbeiders in die branderij
zeiden den volgenden morgen: „Mijnheer,
krijgen we nu het beloofde bier?"
„Wel zeker, mannenluidde het antwoord
en werkelijk werd het vaatje bier verstrekt.
Hoe lief toch van dien meneer! Hoe ge
lukkig voor die arbeiders, zoo'n heel vaatje
bier cadeau te krijgen!
Denkt ge dat heusch, lezers? Dan hebt
gij dat mis. Die meueer, een zeer fatsoen
lijke man, betaalde na dien tijd den zifter
maar weer vijftig cents per week minder
uit, zoodat onze arbeiders niet alleen van
hun eigen geld gedronken hebben, maar ook
meerdere vaatjes, die zij niet ontvingen,
betaald hebben.
Organiseert u, branderijslavenDoet gij dit
niet, dan zullen nog meerdere slachtoffers te
vermelden zijn. Alleen bij goede organisatie
worden zulke staaltjes bekend, waardoor
verschillende patroons weerhouden zullen
worden, zich op zulk een manier aan te stellen.
De vorige week deelden we reeds iets
mede over de algemeene werkstaking der
Duitsche glasblazers.
Met een enkel woord wezen we er al op,
dat uit Holland in Duitschland flesschen
werden ingevoerd, waardoor de eigenaars
der hutten waaraan gestaakt wordt, toch nog
gedeeltelijk de benoodigde flesschen konden
leveren. Wij zijn nu in staat dat bericht aan
te vullen.
Nadat reeds in Juli een eerste lading van
ongeveer 91,000 flesschen uit Holland langs
de Wezer was aangevoerd, kwam in 't begin
van Augustus met de tjalk „Gfeziena Chris
tina" reeds een tweede lading van 100,000
flesschen uit Holland in Bremen aan. De
flesschen werden door de fabrieken van de
„Vereenigde Glaswerken" (Dnited Glass
Works), directie De Meester, te Vlaar-
dingen, en door bemiddeling van de Bremer
firma E. Kruse Co. aan de St. Pauli-
Brouwerij te Bremen geleverd.
Het zijn dus speciaal de Vlaardingsche
glasmakers wie onze aansporing geldt. De
kans der arbeiders op overwinning is niet
ongunstig. Wel hebben de patroons natuurlijk
een groote mond van hun macht, wel geven
ze vreeselijk af op de verdorvenheid der
leiders van de staking, die duizende arbeiders
met hun gezinnen overgeven aan ellende
maar wanneer de stakers finantieel goed
gesteund worden, zullen de patroons bakzeil
moeten halen.
't Gaat hard tegen hard. Het is een strijd,
wie 't machtigst zijn, de georganiseerde pa
troons of de georganiseerde arbeiders. Beide
partijen voelen dit en zullen slechts door
den nood gedwongen toegeven.
De voornaamste eisch der arbeiders is,
dat de patroons hun vereeniging zullen er
kennen. De laatsten beschouwen dien eisch
als een brutale aanranding van hun vrijheid
als ondernemer. En 't ontbreekt hun niet
aan bombastische betoogen om dat recht te
verdedigen.
De staking omvat nu ruim 18,000 arbei
ders. Wekelijks is daarvoor een kolossale
som ter ondersteuning noodig.
Zouden de Hollandsche glasmakers hun
Duitsche vakgenooten niet een handje kunnen
helpen De administratie van dit blad belast
zich gaarne met 't in ontvangst nemen van
bijdragen, waarvan ze in dit blad verant
woording zal doen.
Komt, glasblazers. Alle beetjes helpen.
Het gaat daarginds: er op of er onder!
De heeren hebben weer eens getoond, hoe
weinig ze van een zaak wel weten kunnen.
Och, och, wat hebben ze weer zitten kletsen.
We zullen tot hun leering en stichting óók
eens iets vertellen van kweekelingen.
Er is hier 'n rijksnormaalschool. Daar
worden de kweekelingen opgefokt. De hoof
den van scholen geven er les. Voor dat les
geven ontvangen ze geld. Geld is zoet.
Er is hier 'n rijksnormaalschool. Als daar
geen kweekelingen worden opgefokt, geven
de hoofden van scholen geen les. Als ze geen
les geven, ontvangen ze geen geld. Geen
geld is bitter. Scherpzinnige lezer, ik zie
u glimlachen. Ge begrijpt, nietwaar, en ge
verheugt u over uw scherpzinnigheid, die u
veel doet lezen in weinig woorden.
Er is hier 'n schoolcommissie, die misschien
veel verstand heeft van commissies, en mis
schien weinig verstand van school. Zij moet
B. en W. helpen en raden. Zij brengt ook
ieder jaar 'n verslag uit van den toestand
van het onderwijs, daar hooren ook de
kweekelingen bij. Nu moet de scherpzinnige
lezer eens goed opnemen, wat die commissie
zegt over het afschaffen van de toelagen aan
kweekelingen. De commissie zegt wat in 't
verslag van 1896 en ook wat in 't verslag
van 1900.
In 1896„In overeenstemming met de
hoofden van de openbare scholen, wier advies
wij over deze zaak inwonnen, meenden ook
wij, zij het dan ook op andere gronden, dat
de toelagen aan kweekelingen op de openbare
lagere scholen in deze gemeente behooren
te worden BEHOUDEN, in het belang van
het ondenvijs."