De Christelijke Actie.
Politieke Schetsen.
gelschen allen zoo sterk afkeuren, het ver
branden van woningen, 't vernielen van den
oogst, 't dooden van weerlooze vrouwen en
kinderen zal door dit „christelijk" ministerie
worden voortgezet.
En dat alles is nu het ware „christelijke"?
Waar is nu eigenlijk het verschil met het
liberale? Is het alleen in 't gebruik van
andere woorden?
Geen woord over den oorlog in Zuid-Afrika,
wat velen toch wel verwacht zullen hebben
de oorlog in Atjeh op denzelfden voet voort
gezet, en verder betalen, betalen en nog
eens betalen.
Zoo maakt de „christelijke" regeering al
een gek en treurig figuur, nog eer ze goed
aan 't werk is.
Ha de korte aankondiging in ons vorige
nummer, willen we nu aan dit heerlijk produkt
wat meer aandacht wijden
Over den titel zullen we niet veel zeggen.
Hiervan geldt, wat we zouden willen zeggen
van allen, die zich den naam „Christen" of
„Christelijk" als hun speciaal eigendom toe
eigenen, omdat ze eenige leerstellingen van
den grooten Nazareener beleiden, en er van
in practijk brengen wat in hun kraam te pas
komt. Dergelijke aanmatiging, die veelal
zelfs overgaat in huichelarij, zijn we allang
gewend.
Van bezieling voor een heilige zaak, van
geestdrift, is in het heele blaadje geen spoor
zelfs te vinden. Het uiterlijk maakt al een
weemoedigen indruk. Eén heele maand moet
de „belangstellende" redactie broeien om een
400 smalle regels, groot, en wijd gedrukt
vol te krijgen. Finantiëele bezwaren kunnen
toch moeilijk gelden bij een partij als de
Katholieke, die zoovele meer gegoede en
zelfs gefortuneerde leden telt.
Het eerste artikel draagt als titel„Chris
telijke actie." Maar van een verklaring komt
dan niet veel. Wat geweeklaag over wan
trouwen en gebrek aan samenwerking; dan
de mededeeling, dat het doel is verbroedering
op christelijken grondslag (alweer die aan
matiging); een aanbeveling van 't vereeni-
ginsleveneen reeks van banale, flauwe
praatjes. Dat is de inleiding.
We halen alleen 't slot san;
„Niemand dus moge zich aan het werk
onttrekken, opdat vrjjheid, rechtvaardigheid
en naastenliefde tot practische uitdrukking
komen. Daaraan mede te werken, welk een
heerlijke taak!"
Die vrijheid bestaat zeker in de Katho
lieke werklieden vereenigingen, onder den
plak van een geestelijk adviseur. Kechtvaar-
dighcid en naastenliefde zal men den arbeiders
leeren. Ja, zeker door beschermende rechten,
die den patroon nog rijker, en den arbeider
nog armer maken. Het zal dan wel komen
tot practische uitdrukking, maar in den zin
van uitpersing.
En verder:
„Laat men toonen dit te waardeeren, dan
zeker gaan wij de toekomst met vreugde te
gemoetenz.
Wie zijn die wij, die de toekomst dan
zeker met vreugde tegemoet gaan? Toch
zeker niet de arbeiders.
Van de drie grootere artikeltjes zijn er
voorts 2 over het Socialisme. De bedoeling
van 't heele blaadje is dus niet twijfelachtig.
Het eerste van die twee is over „Godsdienst
en Socialisme" Natuurlijk komt eerst Gerhard
ten tooneele. Men schijnt nog altijd niet te
begrijpen, dat waar er personen zijn die
volgens, hun atheistische overtuiging socialist
zijn en personen die volgens religieuse over
tuiging socialist zijn, reeds daaruit moet
volgen, dat het Socialisme zelf buiten den
Godsdienst staat.
Evenwel komt het ons voor, dat hier bij
velen een dwaling bestaat, die oorzaak is
van groote verwarring. In die meening
worden we versterkt door dit stukje in
De Christelijke Actie.
De „christelijke" tegenstanders hebben een
valsch begrip van het Historisch Materialisme.
Ze laten zich hier misleiden door den naam,
en meenen, dan reeds te doen te hebben met
een of ander god-loochenend stelsel.
Wat is dan het Historisch Materialisme?
Op deze vraag een eenigszins uitvoerig ant
woord geven licht hier niet op onzen weg.
Maar een korte verklaring willen we geven.
Het Historische materialisme leert dat de
stoffelijke middelen van bestaan in de ge
schiedenis de hoofdrol spelenhet voort
brengen van levensmiddelen en de vermeer
dering, de uitbreiding van die voortbrenging
is de voornaamste drijfveer van den enkelen
mensch, en van een geheel geslacht, zoo dus
ook van den geheelen loop der wereldge
schiedenis.
Deze opvatting van de geschiedenis zou
das in strijd komen met den godsdienst.
Er was een tijd, dat men vrij algemeen
een theologische opvatting der geschiedenis
had. Hieruit volgde, dat alles wat dagelijks
gebeurt door éen of meer godheden aldus
geregeld wordt. Deze leer verklaart dus
verder totaal niets en zoekt ook in 't geheel
geen verband tusschen de verschillende ge
beurtenissen.
Met deze leer hebben dus ook de meesten
der „christelijken" gebroken, zoodra ze op
een of ander gebied ivel verband zijn gaan
brengen in de verschillende gebeurtenissen
Die leer is onhoudbaar voor elk „christelijk"
mensch, die vertrouwt op zijn geneesheer,
voor elk „christelijk" koopman, die zaken
drijft en kansberekeningen maakt, ze is on
houdbaar in onze heele maatschappij, die
langzamerhand geheel berust op natuurkun
dige en scheikundige wetten.
Het is dus niet deze leer, die de „chris
telijken" tegenover het Historisch Materia
lisme stellen. Wat zij er tegenover stellen
is een groote mond, eenige mooie volzinnen,
en verder uit hun duim gezogen praatjes,
zooals we er nu weer eenige vinden in De
Christelijke Actie; o. a. de bewering dat het
Socialisme slechts stof erkent en geen geest.
Het moet wel een groote domoor geweest
zijn, die zooiets schreef.
Ook 't volgende is fraai:
„Dat bet Socialisme tegen den godsdienst
is, volgt ook hieruit, dat het geen leven na
dit leven erkent en het menschelijk leven
slechts aardsch opvat. Zoo is zonder twijfel
de grondidee van het Socialisme niet alleen
met het christendom, maar met allen gods
dienst in strijd. Zijn „tien geboden" zijn de
rechten van den mensch, zijn God is de de
mocratische volksstaat, zijn einddoel aards h-
genot, zijn godsdienst de productie. Com
mentaar overbodig; niemand zal beweren,
dat een katholiek zulke stellingen kan hul
digen."
Wij gaan nog verder. Ook een sociaalde
mocraat kan zulke stellingen niet huldigen.
Maar wat de schrijver van dat artikel wel
kan, dat is bar liegen. Al die stellingen zijn
gewoonweg uit 's mans duim gezogen. Hoe
bewijst hij, dat het socialisme geen leven na
dit leven erkent, dat het einddoel is aardsch-
genot?
Het is weer 't oude deuntje. De „christe
lijke" heeren zien de sociaaldemocratie aan
rennen op hun brandkast. Nu zetten ze die
brandkast achter het altaar om de göe-gemeente
te doen gelooven, dat het om het altaar te
doen is.
Want wij strijden niet tegen den godsdienst,
maar tegen de heerschzuchtige geestelijkheid,
tegen de farizeeërs. Ziet, hoe verachtelijk
spreken de heeren er over dat wij allen
arbeiders ook wat aardsch genot willen
geven. Maar zij zelf zijn niet vies van een
welvoorziene disch en een goed glas wijn.
Zjj wonen graag in een stevig huis, beschut
tegen koude en regen. Zij lezen graag een
goed boek, hooren graag goede muziek, zien
graag een mooi beeld of een mooie schilderij.
Waarom is dat alles zoo slecht voor de'
arbeiders
Laten de heeren daarop eerst eens ant
woord geven. Dan kunnen we verder zien.
0?er den klassenstrijd. V. Uit het
vorige artikel bleek, dat, van het oogenblik
af dat het doel van koopmans- en woeker-
kapitaal beide het behalen van zoo hoog
mogelijke winsten werd, het kapitaal belang
er bij kreeg, direkten invloed op de voort
brenging te krijgen. Voor bijna onbeperkte
verkoop was er aanvankelijk gelegenheid te
over, de markt was nog lang niet overvoerd,
dat kwam eerst lateren toen de over
voering van de markt begon, begon het
kapitaal ook onmiddellijk aan de regeling
van den toevoer naar de markt (daarover
in een volgend artikel). Het kwam er
dus in den beginne slechts op aan, zooveel
mogelijk de voortbrenging te bevorderen,
ten einde zoo groot mogelijke winsten te
kunnen maken, daar de aanvraag nog groot
genoeg was. Maar hoe nu die voortbrenging
groot genoeg te maken voor hun winstbe
geerte De landbouwer werkte zooveel hij
kon, ontwrong aan den grond zooveel als
hem slechts mogelijk wasde koopman-
kapitalist vroeg nog steeds meer. De hand
werksman arbeidde met koortsachtigen ijver
zoo lang en zoo vlug hij konniet genoeg
nog voor het koopmans-kapitaal. Hoe dan
aan meer te komen meer nog dan landbou
wer en handwerksman met al hun inspan
ning konden voortbrengen? Geld was erin
overvloed beschikbaar: daar kon men grond
stoffen, werktuigen, gereedschappen, werk
plaatsen voor koopen zooveel er noodig waren,
maar waar moest de arbeidskracht vandaan
komen om dat in grondstoffen enz. omgezette
kapitaal zijn rente te bezorgen, de rente
waar het juist om te doen was? Door ver
betering van gereedschappen en werktuigen,
door uitvinding van nieuwe, werd de voort
brenging reeds veel vergroot, steeg ook de
winst van het kapitaal. Maar dat was nog
op lange na niet voldoende, het kapitaal
begeerde meerdere winst. Kon het dan ten
minste maar aan arbeidskrachten komen,
die heelemaal in zijn dienst stonden en van
hem afhankelijk waren, zooals de slaven
vroeger: dan zou het kapitaal zelf de pro
ductie ter hand kunnen nemen, dan zou het
niet afhankelijk hoeven te blijven van den
landbouwer en den handwerksman, wier voort
brengsels nog hun eigendom waren, die over
den prijs der produkten nog konden meepra
ten! dan zou het den prijs der produkten
kunnen regelen: zóóveel voor grondstoffen,
zóóveel voor arbeidsloon, zóóveel voor winst
en kapitaalrente.
En terwijl het kapitaal, het koopmans- en
woeker-kapitaal, smachtend uitzag, naar de
hevig-verlangde arbeidskracht, die noodig was
voor hooge renten en groote winsten, ter
wijl koopman en handelaar zich suf dachten
over een middel om door het bezit van een
massa arbeidskracht zelf producent te wor
den, had er in een andere richting een
groote verandering in toestanden plaats, die
ten slotte alleen het kapitaal ten goede kwam.
De vorsten, edelen en geestelijken, de be-
heerschers der landen, hadden het natuurlijk
al heel gauw in de gaten, dat de boeren en
handwerkslieden meer verdienden dan noodig
was voor hun levensonderhoud, dat zij niet
alleen een grooter welvaren dan vroeger ken
den, maar ook geld bezaten. En evenals zij
vroeger den boer en den handwerksman afna
men zooveel als zij zelf noodig hadden, en
evenals zij den koopman en handelaar uit
plunderden om zelf meer te hebben zonder
arbeid, alles op grond van hun zoogenaamde
i