Arbeiders! als gij uw karig loon ontvangt, gedenkt de ge dwongen stakers! Onderkruipers. Bij en om de stakers. Politieke Schetsen. Arbeiders! als gij uw ont spanning zoekt, gedenkt de ge dwongen stakers! Arbeiders! als gij uw uitgaven wikt en weegt, gedenkt de ge dwongen stakers! gesteld; Ge moet werken of ge moet er uit. Graag werken," zeggen de arbeiders, maar tegelijk geeft de patroon materiaal, waar niet mee te werken is. Zoo iets beet: trij- teren of drijnen, als er verder niets mee gemoeid ismaar als moeder de vrouw naar wat centen snakt, voor 't huishouden, voor de kinderen, dan is zoo'n handelwijze on- wenschelijk. De patroon had dezen zomer werkvolk noodig. Dat kreeg hij niet gemakkelijk. Na herhaald adverteeren daagden slechts 'n paar werklieden op. Nu ging hij er zelf op los. In Schoonhoven wierf hij arbeiders aan dooi de belofte van goed loon, zomer en winter door. Zou hij toen al gedacht hebben: „Als ik jullie eerst maar heb?" 'n Paar maanden betaalt hij ook volgens belofte, de arbeiders zijn in dien tijd zoo'n beetje ingeburgerd, 't wordt winter en dan loopen ze zoo hard niet weg. Toen voert de patroon loonsverlaging in. De menschen sopten zeker te vet van die 8 tot 12 gulden, en ze mochten het thuis eens te warm krijgen! Op de werkplaats zouden ze zich warm stoken van hun eigen centen. De arbeiders dienen een loonlijst in voor stukwerk om ten minste nog 'n beetje van hun armoedje te redden. De patroon geeft geen antwoord. Och, weet je, hoe dat gaaf. Eerst mopperen die lui wat, dan gooien ze d'r 'n borrel tegen an, dat versuft wat, dan vreten ze nog wat minder, en dan leven ze maar weer raak. God, die lui ben zoo taai. Je weet niet, waar ze op kunnen blijven werken en leven! Maar de arbeiders roepen de hulp in van den nog jongen Schied. Bestuurdersbond. Die vraagt den patroon te spreken Neen, maar dat is wat mooisDie heele troep arbeiders steekt met de mandenmakers de koppen bij elkaar. „Wel, allemachtig", dacht de patroon zeker, „wat hebben die georgani seerde arbeiders in Schiedam met mijn zaak te maken Ik mot ze niet hebben, hoor Maar de arbeiders hebben met elkanders zaak te maken. Daarom werd de hulp in geroepen van het Nationaal Arbeiders Secretariaat. Dat is de vereeniging van Nederlandsche arbeiders. Het bestuur schreef den patroon. Geen antwoord. Toen kwam het hier en kreeg hem te spreken. Maar, mis, hoorIneens kon de patroon niet meer betalen. Maar hij dacht misschien„Wat benne ze lastig. Ik zal 't wel op mijn mannetjes verhalen, die zoo'n drukte maken voor 'n boterham en wat steenkolen." Ten minste, den volgendeu dag gaf hij ze onbewerkbaar hout. Nu was zelfs geen hongerloon meer te verdienen. Een trap en honger, dat is genoeg voor die lui. Komt het u voor, lezer, dat die menschen eenig recht hadden, zich te laten uitbetalen Komt het U voor, dat zij gedwongen werden tot staken Of zegt gij, dat de patroon het recht heeft van woordbreuk, omdat het maar werklieden geldt, of zegt gij, dat de patroon het recht heeft, te bevelen„Jullie mot werken'' en tegelijk maakt dat het loon niet meer dan 'n paar armzalige guldens kan bedragen. Heeft 'n woordbreukige patroon ook nog het recht, z'n werklieden te trappen? Welnu, voor ieder weldenkende is het duidelijk aan welke zijde hij zich moet scharen. Steunt de gedwongen werkstakers. Hun strijd is hard, al is hij gerechtvaardigd. Zoekt hun zooveel mogelijk bij het bittere van het onrecht het smartelijke van den honger te besparen Het zal nu misschien veel arbeiders duidelijk zijn, welk een smakelijken rol zij spelen, die willens en wetens de positie van hun kameraads gaan verzwakken. Dat zijn de onderkruipers, dat zijn zij, die zich aan de zijde van den patroon scharen, die den sterke nog versterken, die mee een trap geven aan hun mede arbeiders. Dat zijn de mannen, die een voor deeltje willen halen uit de ellende en honger van de uitgebuiten, dat zijn de mannen, die zeggen „Wat kan 't mij schelen, ieder mot weten wat-i doet Maar al zijn de arbeiders niet vlug met de pen, ze zijn gelukkig nog al vlug met het hoofd, waar het op 't begrijpen van zulke gevallen aankomt. En 't behoeft niet veel woorden te kosten, om hen duidelijk te maken, dat zij door 't werk op te nemen, hun kameraads in den rug aanvallen. Mandenmakers, verricht geen onderkrui persdiensten De stakende mandenmakers hebben 'n leeg staand huis gehuurd, om van uit ditjbureau hun zaken te regelen, 't Is één van die pa leizen, die genaamd worden: arbeiderswo ningen en die ook als zoodanig dienst doen. 't Heele gedoe bestaat uit één kamer, beter gezegd hok, 4 M. lang en bijna even zoo breed. lij een hoek gaapt een donkerte, die bij eventueele bewoning als bedstee dienst doet. Eén raam belicht dit menschelijk verblijf van 2.5 M. hoog. Verf en kalk, of wat eens kalk was, is alleen maar te zien. 'tls alles grauw, somber, naargeestig. Vochtig en muffig is de atmosfeer, 't Meu bilair is 'n tafel, 'n paar stoelen, 'n bank en 'n paar planken, 'n Werkman is gauw te-, vreden. 't Zou niet onaardig zijn, bij den steun ook eens te denken om dingen, die dit klamme, grauwe, naargeestige hok 'n beetje geriefelijk maken. De viezige, met een wervel gesloten deur gaat open. Een stakers-kindje met een pips gezicht komt binnen. Het houdt krampachtig een stuk papier vast en loopt naar vader.. Deze neemt het in ontvangst. Hij vouwt het open op de tafel. Er komen twee boterhammen voor den dag met een veeg margarine er over. 't Is vaders avondmaal. Aan den overkant klinkt het uit de keel van 'n thuisgekomen werkman: Weg met de sosejalen, Leve de Willemien. 's Avonds negen uur. 'n Staker is thuis gekomen thuis. In 'n dergelijk vertrek als hierboven beschreven, gevoelt hij zich thuis. Moeder de vrouw heeft met zorgzame hand de woning ingericht, zijn woning, zijn thuis. De donkerte is nu behangen met een gordijn, zindelijk, helder, Hollandsch; de grauwe nm- reu druipen 't is vochtig iu dat vertrek 't eenige. Een kleine lamp beschijnt de om geving met een treurig, sober licht, dat een suffige, nevelige aandoening in de hersens opwekt, 'n Werkman is gauw tevreden. Aan de tafel zitten 'n paar kinderen. Hun ge zichtjes als lichtende plekjes door 't opvallend lamplicht tegen 't naargeestig half-donker. Die werklui zijn ook altijd ontevreden. Rusland. IV7. De 19e eeuw begon met het bestuur van den door een Franschen Zwitser opgevoeden Tsaar Alexander I. Deze begon aan een reeks van uitmuntende her vormingen, zooals de vrijmaking der slaven, de organisatie van het onderwijs, de reor ganisatie der financies, enz.Maar hij miste de reuzenkracht, die noodig was om deze hervormingen in alle deelen van zijn groote rijk geheel door te voeren. Daardoor bleven ze halfweg steken en waren de ge volgen van zijn werk zeer twijfelachtig. De tegenwerking van de lioogere klassen maakte hem bovendien dezen arbeid onaangenaam. Hij kwam daardoor langzaam van zijne her vormingen terug en geraakte na den grooten oorlog van Frankrijk tegen Rusland volkomen onder den invloed van den Oostenrijkscken minister Metterzich, den leider van de reactie partij, die het oude onbeperkte koningschap van vóór de Fransche omwenteling wilde herstellen. Tsaar Alexander I kwam terug op zijn hervormingen. Het regeeringsstelsel van vroeger werd hersteld. Alleen in Finland en het pas opgerichte (1815) koninkrijk Polen lukte het Alexander I zijn menschelijke denkbeelden tot uitvoering te brengen. Aan de Finnen liet hij geheel hun eigen bestuur over met een volkomen onafhankelijkheid in de wetgeving en de administratie. Als grootvorst van Finland was hij hun landsheer, maar hij liet hun volkomen zelfbestuur. Met Polen handelde hij in gelijken geest. Als koning van Poleu had hij het recht, de wetgeving in testellen die hem goed dacht. Hij maakte er toen een grondwettelijken Staat van, die door Poolsche ambtenaren werd bestuurd, zijn eigen Poolsche taal behield en zijn katho lieken godsdienst. Wel bestond er ook onder Alexander I nog een streng toezicht op de kranten en had het volk zelf slechts een gering aandeel in de regeering. Maar ver geleken met de andere Europeescke Staten, leefde Polen in een toestand van ongekende vrijheid. Een gedeelte der Polen droomde evenwel van een volkomen onafhankelijk land en organiseerde zich in geheime ge nootschappen. Daartegen trad Alexander I geweldig streng op, zonder natuurlijk iets anders te bereiken dan een versterking van den vrijheidsgeest der Polen. In 1825 stierf Alexander I kinderloos. Zijn oudste broeder Constantijn weigerde hem op te volgen en zijn jongste broer Nicolaas had er niet veel lust in. Ten slotte liet Nicolaas zich kronen Maar tusschen den dood van Alexander en het optreden van Nicolaas was er genoeg tijd verloopen, om de ontevreden groepen in Rusland tot oproe righeid te brengen. Het waren vooral de officieren, die zich gingen roeren. Zij waren het evenwel onderling niet eenshet eene gedeelte wilde een grondwettelijke monarchie, het andere een republiek, het derde een statenbond. Onverwacht kwam het in Decem ber 1825 tot een militair oproer, dat evenwel zóó slecht was voorbereid, dat het reeds spoedig was onderdrukt. Er werden 321 personen gevangen gezet, bijna allen edelen. Vijf daarvan werden ter dood veroordeeld. Dit militaire oproer besliste over de ge dragslijn van Nicolaas I Hij werd meer despoot dan een zijner voorgangers. De instelling van een ministerie van politieke politie was zijn werk. In Rusland werd het laatste schijntje van vrijheid vernietigd. In Polen handelde Nicolaas al niet veel anders. Het vrijzinnige stelsel van Alexander werd vervangen door het zuiverste despo tisme. De Polen sloten zich overal tot ge heime vereenigingen aaneen, waarvan een deel (de Witten) tegen ieder gewelddadig verzet was en een ander deel (de Rooden) een vrijheidsoorlog wilde. In 1830 kwam

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 2