De arrebeier en de liefdadigheid. De staking. Niet te overhaastig. Soc Dem Arb. Partij. Algemeen Belang en de arbeider, Arbeiders! in fabriek en werk plaats, gedenkt de gedwongen stakers eenmaal vrij spel gegeven had aan zijn ambtenaren, was hij niet bij machte, in hun reactionaire maatregelen in te grijpen. Iedere studie der exacte wetenschappen werd ver boden behalve aan de hooge scholen, en deze werden nog onder het toezicht van speciale inspecteurs gesteld met de volle bevoegdheid van iedej onderwijs te verbieden, dat zij schadelijk achtten. Aan de studenten werd bovendien verboden, zich aaneen te sluiten tot vereenigingen onder straffe van als op standeling te worden behandeld. Na de in Rusland ongekende vrijheid, die Alexander II jaren achtereen had toegelaten, maakte dit vernieuwde despotenstelsel een allernaarsten indruk. Een gedeelte onder wierp zich natuurlijk en verdedigde zich op grond van zijn eerbied voor de hiërarchie. Maar het grootste en krachtigste deel der intellectueel-ontwikkelden en de heele klasse van vrijdenkende arbeiders werden door het ambtenaars-despotisme in een stemming van wrok en verzet gebrachtj die in de dagelijksche willekeur der regeerende klasse overvloedig voedsel vond. Maar iedere samenwerking en iedere- organisatie ontbrak. Verspreid en zonder plan trad men op. Toen hadden de ambtenaren nog gemakkelijk spel. Maar allengs kwam er organisatie onder de gelijk gezinde vrijheidsmannendie geheime organi satie is nog niet vernietigd. In de vrijheidsbeweging, die door het despotisch stel-el van de ambtenaren van Alexander II in het leven werd geroepen, ontwikkelden zich achtereenvolgens een peri ode van socialistische actie en een periode van revolutionnair schrikbewind. J. v. L. Maar d'r is nog liefdadigheid in de wereld, m'n goeie mensch. De altijd druk kende zorg maakt den arbeider onverschillig hoe het geld er komt, als het er maar komt. De groote beroerdigheid van z'n toestand brengt hem soms zóó ver, dat hij er 'n kunst van maakt, te speculeeren op de liefdadigheid. Waar is dan de trots van dat gelukkige, jonge paar, om uit eigen kracht door het leven te gaan? Die is weg, die is weg! Die is verkeerd in lamlendigheid, in een gevoel van afhankelijkheid, dat van den arbeider 'n slaaf maakt, een gedwee dier, dat langs den grond kruipt voor ieder, die wat weg te geven heeftdat van den arbeider 'n leelijk, laag, gemeen mensch maakt, die verraadt en verkoopt voor 'n handvol zil verlingen; dat van den arbeider maakt een wezen, waarvan men zegt: „uou, ja,'n arre beier", en dan gelijk den neus optrekt. En aan die neus-optrekking doen arbeiders zelf nog meê, als ze maar denken, dat ze zoo fatsoenlijk zijn en de liefdadigheid niet van noode hebben. En inplaats, dat ze elkander toeroepen: Jongens, jongens, laten we waken en zorgen, dat zoo iets onder ons niet kan bestaan, prevelen zij„Heer, ik dank U, dat ik niet ben gelijk deze En dan doen zij niets, nietsen zij laten op hun klasse trappen en spuwen, en zij staan er bij met den dommen lach der zelfgenoegzaamheid, want zij hooren d'r immers niet bjj. En liefdadigheid-do ners en patroons en machthebbers scheren heel die bende over één kam en zij hebben gelijk. Die fatsoenlijken zijn dikwijls de beroerdsten. D'r is 'n liefdadigheid, die gauw bekend is aan de arbeiders, die moe zijn van den langen lijdensweg, wier trots plaats heeft gemaakt voor onverschilligheid, die lam zijn gedrukt door ellende, die schaamte ver eerd hebben bij 't ontvangen van onverdiend geld. Als het er maar komt. En de man, die lief dadigheid doet, zoo in stilte, alleen maar met een streelend gevoel voor zich zelf, die man trapt de arbeiders naar omlaag, 'n Gewoonte filantroop (liefdadigheidsdoener) wordt dan het plechtanker, de rots dei- hoop. Met het oog op zoo'n veilige haven, altijd nabij, verleert de arbeider zijn ver trouwen op eigen kracht. Door zoo'n zeker heid bij de onzekerheid van zijn bestaan, kijkt de arbeider altijd in de verkeerde richting. Hij voelt zich niet gedrongen, gedrongen door de zucht tot zelf behoud, tot behoud van zijn klasse. Buiten zijn klasse, buiten het verband van zijn mede arbeiders, staat immers de liefdadigheid met uitgestrekten arm. Hij loopt uit het gelid, uit de rijen van hen, die strijd voeren, 'n taaien en moeielijken strijd, om te veroveren de zekerheid van bestaan, waarop elk mensch recht heeft. De liefdadigheid maakt van den arbeider een deserteur, een dank baar dier, die den zwaren strijd van zijn kameraads nog verzwaart. Want, ziet ge, de trouw en aanhankelijkheid van zoo'n beweldadigde roepen een dubbelen afkeer te voorschijn voor mannen, die eischen, mannen, die weten wat ze waard zijn. De burgelijke denkende kan zich niet los maken van deze inzichten. Of is het niet eigenaardig, dat de burgerlijke pers spreekt van het inroepen der milddadigheid voor werkstakers. Geen der burgerlijke ver slaggevers klinkt het woord strijdsteun bekend of ook maar begrijpelijk in de ooren. Heel hun niet-inzickt in de arbeidersbeweging, heel hun oud denk-gedoe, heel hun afwezig heid van begrip over het opwoeien van nieuwe verhoudingen, zit rust aan dat ééne woord, milddadigheid. (Wordt vervolgd.) Deze week en 'n groot gedeelte der vorige is, dank zij de volharding der onderkruipers, kalm voorbij gegaan. Zij hebben zich gëin- stalleerd in de fabriek en alle gemeenschap met de buitenwereld afgebroken. Andere arbeiders hebben zich niet aangemeld. De patroon geeft, als naar gewoonte geen ant woord op bemiddelende voorstellen. Naar wij vernemen, heeft in 't begin der staking de K. v. A. voor bouwbedrijven al hier om een onderhoud verzocht, maar de bestuursleden kregen ten antwoord, dat me neer er maar niet aan zou doen. Pogingen van de zijde der arbeiders genoeg dus. Maar meneer heeft waarschijnlijk gemeend, dat de kracht ontbrak, om aan het vriendelijk ver zoek der arbeiders klem en nadruk te geven. De betrekkelijk jonge organisatie te dezer stede put evenwel kracht uit de aanraking met de breedere arbeidersbeweging. De volharding van het kleine groepje kan hiel den arbeiders leeren, dat zij al vrij sterk kunnen staan in een rechtvaardige zaak. Vereeniging, dat is de weg. Regenten en regentessen van het Herv. Weeshuis hebben het beheer over enkele huisjes, erflatingen van den bekenden Fabri, welke, volgens diens beschikking, huurvrij bewoond moeten worden door de armsten uit zijn stam. Wie die gelukkigen zjjn, be slissen de Weeshuis-Regenten. Fabri's stam nu is wél zeer uitgebreid, maar 99 pCt. behoort tot de armoe-lijders en er zijn er ons van bekend die met den felsten nood kampen en toch, trots al diegenen, voor wie iedere uitgaaf en vooral de huishuur 'n bron van onuitsprekelijke zorg is, staat er nu al sedert 5 maanden zoo'n huisje onbewoond. Waarom?Kunnendeheeren soms geen arme vinden Dan hebben ze maar te spreken en wij belasten ons met de taak hun 'n dozjjntje of wat te presenteeren, wien de grootste ellende van 't gelaat is te lezen. Want ze zijn er bjj hoopen. Vluggers die ge zijt! Hoort ge dan dat zuchten en geklaag niet van die drommen Waar je het in handen hebt, onthef er dan tenminste één van z'n huishuur-zorg. Maar 't is waar doe 't maar langzaam vooral niet overhaastig, want anders mocht ge 't per abuis eens geven aan een, die toch wel eet, maar toevallig 'n „vrindje" is zoo iemand, die wij, socialen, '11 Jandalie, 'n hielenlikker, 'n strooppot noemen Dus opgepast hoor en naar der slakke wijze voortgestoven Zondag 17 November, 's avonds te zeven uur, vergadert de afdeeling in het Volkshuis aan de Lange Haven alhier. Met het oog op de a.s. verkiezing voor den gemeenteraad in district II, en ook in verband met de rekening en verantwoording van den penning meester over het afgeloopen jaar, is alge- meene opkomst niet alleen gewenscht, maar ook noodzakelijk. Alle leden dus op post, en geestverwanten naar deze vergadering meegebracht. Het Bestuur. „Algemeen Belang" is de Schiedamsche heeren-kiesvereeniging, echte heeren, hoor, heeren met klinkende namen ten minste binnen Schiedam klinken ze. De heeren hebben vergaderd, de heeren hebben gepraat, de heeren hebben besloten. Wat? Jaaakijk, bij het uiteengaan moeten ze geroepen hebbenhiep, hiep, hiep, hoera voor den werkman! hoera! Nu begrijpen we dat al, hè, de heeren hebben van die soci alistische neigingen gekregen, niet waar? Nou willen ze dan toch wel es een werrekman in den Raad zien, een echte, heusche werrek man. En nou hebben ze zoo'n echte, onver- valschte, kandidaat gesteld. En as nou de socialisten weer durven zeggen, dat de heeren 'n arbeider maar voor niks tellen, nou, hè, as-je-blieft, nou kan iedereen 't dan toch maar es zien. Zeg-ie nog wat? Mensch, je moest uit pure dankbaarheid al op je knieën liggen! Wat bennen de heeren toch groot en goed! Maar dat is de bedoeling niet, van de arbeiders niet. De heeren doen een schep in hun politieke brijpot, en nu ligt er waarachtig een complete werkman op hun potlepel. Maar er is geen vraag naar een werkman, maar naar een vertegenwoordiger der arbeiders, en die wordt nooit door heeren opgeschept. Hoe zou die werkman zelf zich wel gevoelen, zoo op die politieke potlepel, als 'n lekkere kluif uit den heerenpot voorgehouden aan z'n mede arbeiders? Zouden die toehappen Foe, kluift dat kluifje nou, de maag van de heeren zal er dan geen last van hebben. Iedere arbeider begrijpt, dat het juist anders om moet gaan. De arbeiders moeten de heeren een kluif in de maag stoppen, dat is duidelijk. En dan kunnen ze vragenHoe is het je bekomen Maar wat de heeren goed vinden, af te schuiven, daar hoeft de werk man maar niet op aan te vallen. Dat is de zaak laten, zooals ze was. Arbeiders, geen ander moet de man zijn, dan dien ge' uit uw midden, door uw eigen kracht, in de vergaderzaal der vroede mannen brengt. Kiest den kandidaat der arbeiderspartij StemtA. GODSCHALK.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1901 | | pagina 3