Socialistische Catechismus.
Yijf namen.
Meer waarheid, alsjeblieft!
Mr, W. H. Jansen,
eenigingen, vooral de vrijmetselaars, vervolgd.
Maar de Europeesche vorsten en de door
hen aan het bestuur gebrachte potentaatjes
waren zoo verblind door hun begeerte, om
in hun eigen belang van Italië te halen wat
er van te halen viel, dat zij vergaten, reke
ning te houden met het Italiaansche patrio
tisme. Vier van de 8 staten hadden Oosten-
rijksche vorsten, de 4 anderen uitgezonderd
het koninkrijk Napels stonden volkomen
onder Oostenrijkschen invloed. Een groot
aantal der voornaamste ambten werd door
vreemdelingen bezet. De Italiaansche patri
otten wilden evenmin door Oostenrijkers als
tevoren door Franschen worden geregeerd
en begonnen zich onmiddellijk te organiseeren.
Maar bij de organisatie bepaalden de
liberalen (zoo werden de patriotten doorgaans
genoemd) zich tot ieder staatje afzonderlijk,
dikwijls zelfs tot afzonderlijke steden. Eerst
na 30 jaren vruchteloozen arbeid kwamen
zij tot aaneensluiting en bleken zij machtig
genoeg te wezen, om in betrekkelijk korten
tijd hun einddoel, een enkel zuiver Italiaansch
koninkrijk Italië, te bereiken. In die eerste
30 jaren was Italië onafgebroken het tooneel
van plaatselijke revolutietjes, die een toe
stand van onrust en wanorde over het heele
schiereiland deden voortduren. De belang
rijkste waren die van 1820,1821,1831 en 1848.
Uit het Engelsch
van E. Belfort Bax en H. Quelch.
Vraag 24. Gij beweert, dat de basis van
alle waarde de som van arbeid is, opge
nomen in een voorwerp, maar hoe kunt ge
bewijzen dat dit zoo is?
Antivoord. Het is volkomen duidelijk, dat
de voortbrenging, dat wil zeggen het maken
of zelfs het vinden, van ieder nuttig voor
werp een zekere som van gemiddelden arbeid
in zich sluit, en het is evenzoo duidelijk,
dat twee personen, die twee voorwerpen
ruilen, ?ullen trachten waarde te krijgen voor
waarde. Bijvoorbeeldiemand heeft een paar
schoenen, die hij wil ruilen tegen een "4 mud
tarwe; het is volkomen duidelijk dat er in
deze gebruiksvoorwerpen schoenen en tarwe
geen overeenstemming is van hoedanigheid,
en dat de eenige wijze, waarop de betrokken
partijen kunnen uitmaken of zij waarde voor
waarde krjjgen bij den ruil, deze is, dat zij
de som van arbeid nagaan, die ieder voor
werp kostte ter voortbrenging. Tarwe en
schoenen zijn beide een voortbrengsel van
arbeid, dat is de eenige hoedanigheid die
zij gemeen hebben, dat is de eenige hoe
danigheid waarnaar zij onderling kunnen
worden vergeleken. Het is derhalve duidelijk,
dat het de som van arbeid, opgenomen in
een voorwerp, is die zijn waarde bepaalt.
Vraag 25. Dat klinkt heel goed in theorie,
maar het is een feit dat men de waarde der
dingen, die men koopt, niet op die wijze
beoordeelt, en bovendien men heeft geen
maatstaf ter beoordeeling. Hoe kan de
eigenaar van de tarwe uitmaken, hoeveel de
schoenen aan arbeid ter voortbrenging kosten,
en hoe kan de eigenaar der schoenen iets
weten over den arbeidsprijs der tarwe?
Beiden tasten in den donker. Is het nu niet
meer dan waarschijnlijk, dat de een of de
ander grootere waardere geeft dan hij ont
vangt
Antwoord. Dat is mogelijk, en een feit
is het, dat zeer zelden bij een zuiveren ruil
van waren ieder precies de waarde terug
krijgt van zijn waar, maar wat aan den eenen
kant wordt verloren, wordt gewonnen aan
den anderen kant; en aldus heffen over het
geheel terrein der ruilen de winsten en ver
liezen elkander op, en komt men tot de
slotsom, dat de basis van den totaalsom der
waarde van alle geruilde waren de som van
arbeid is die zjj bij de voortbrenging hebben
gekost.
Vraag 26. Maar, toegegeven dat dit zoo
is en dat het de som van arbeid, opgenomen
in een voorwerp, is die daarvan de waarde
bepaalt, is het dan niet meer dan waar
schijnlijk, dat twee personen, die precies
hetzelfde soort van voorwerpen maken, daar
voor niet denzelfden tijd voor de vervaardi
ging noodig hebben, de een een langeren tijd
dan de ander, zoodat dientengevolge het eene
voorwerp van dezelfde soort veel meer arbeid
bevat dan het andere
Antwoord. Dat is volkomen juist, maar
het is duideljjk, dat het alleen de noodzake
lijke som van arbeid is die de waarde kan
bepalen; daarom is het altijd een hoofdzaak
bij het spreken over arbeid als de basis van
waarde wel te bedenken, dat er gemiddelde
arbeid wordt bedoeld of maatschappelijk
noodzakelijke arbeid.
Vraag 27. Ge hebt een paar maal de
term Waren gebruikt. Wat verstaat ge
onder waren? Is een w^ar hetzelfde als
een gebruiksvoorwerp dat wil zeggen, zijn
alle nuttige voorwerpen waren?
Antwoord. Waren zijn gebruiksvoorwer
pen, voortgebracht om te ruilen. Het hoofd
doel van iederen praktische arbeid heden ten
dage is de voortbrenging van voorwerpen
niet voor het gebruik maar voor de markt:
om ter markt gebracht te worden ten einde
te worden geruild. De eigenaars van de
middelen ter voortbrenging laten zich niet
druk in met de nuttigheid der voorwerpen,
met wier voortbrenging zij zich bemoeien;
'e6n schoenenfabrikant bv. heeft geen bpzonder
belang bij de voortbrenging van schoenen
als schoenen; waarmee hij wel te maken
heeft, dat is de voortbrenging van schoenen
als waren, als iets om te verkoopen ten
einde er winst mee te maken.
De candidatuur van den heer J. M. van
der Schalk Jr. wordt bij aanplakbiljet aan
bevolen door de heeren G. Visser Bz., J. C.
Sander, P. C. van der Pant Jr., P. Loopuyt
en R. Gouka.
Als men die 5 namen zoo achter mekaar
leest, dan begrijpt men daar niets van. De
heeren Visser en Sander, ja, dat is duidelijk,
de prins en zijn griffier hooren bij mekaar.
De heeren Visser en van dei Pant, dat is
ook duidelijkfamilie. Maar wat doen die
2 anderen daarbij Van den heer Loopuyt
kan men het desnoods nog verklareneen
onafhankelijk, invloedrijk man zonder eenige
schadelijke neigingen, dat is voor den majoor
een welkome bondgenoot. Maar de heer
A. Gouka een man, die van alle gemeente
raadsleden de meest demokratische neigingen
vertoont? Of zou hier het militairisme in
het spel zijn. Is G. Visser Bz. XXV, majoor
commandant, A. Gouka, kapitein 2e com
pagnie, J. M. van der Schalie Jr., kapitein
3e compagnie Dan komt het militairisme
nog net op tjjd, want over een paar jaar
is het gedaan met de Schiedamsche mili
tairen, omdat datschutters zijn.
De Nieuwe Schiedamsche Courant, in zijn
laatste schooljongens-artikel „In onze Vroed
schap" (No. 7183), geeft weer een heerlijk
staaltje van broederliefde.
Nu is broederliefde een zeer schoone
deugd, maar deze broederliefde is er toch
een met een luchtje er aan.
In de raadszitting van 20 December liet
Mr. W. H. Jansen zich op een allergemeen
ste en onbeschaamdste manier uit over de
leeraren aan de H. B. S. Protest van de
heeren van Westendorp en Gouka. De heer
Jansen antwoorde daarop, dat hij volstrekt
niets tegen de leeraren heeft, maar herhaalde
in eenen adem zijn gemeenheden.
De N. S. Ct. liet in zijn verslag der raads
zitting de gemeene uitlatingen van;Mr. Jansen
weg.
In het bovengenoemde schooljongens-artikel
(zou de Nieuwe Schiedamsche nou heusch
niet een iets meer-gevorderden schooljongen
voor die artikels kunnen vinden?) zijn de
woorden van Mr. Jansen omgedraaid tot
het volgende„Terecht deed Mr. Jansen
een beroep op de toewijding, ijver en liefde
der leeraren, waardoor althans voor dit reeds
vergevorderd cursusjaar de toestand nog
wel bestendigd kon worden." Ieder begrijpt,
dat de heeren Westendorp en Gouka daar
tegen niet met verontwaardiging zouden
hebben geprotesteerd.
Neen, Nieuw Schiedammertje, dat is geen
waarheid en dat is evenmin goedbegrepen
broederliefdedien men lief heeft, kastijdt
men
Een der onaangenaamste typen uit den
Schiedamschen gemeenteraad is" de Heer Mr.
W. H. Jansen. Zijn uiterlijk geeft het reeds
aaneen echte slangengedaanteeen kop
die, vooral met den hoogen hoed er op, goed
tot zijn recht komt, met een paar donkere
valsche oogen, die tusschen den hoogen hoed
en den langen groezelig-witten baard scherp
uitkomenals hij loopt, een schuifgangaan
zijn lange armen lange magere grijpvingers,
aan zijn lange beenen een paar onmetelijke
platte schoenen. Als hij spreekt, komt zijn
on-heldere rauwe stem een onaamgenaam ge
luid brengen in het vertrek, iets onbehage
lijks, iets als het rauwe valsche geluid van
een nijdige papegaai. En als h(j niets zegt,
in den raad of elders in vergaderingen, dan
zit hij rondtewaren met zjjn oogen als een
prooizoeker of hij houdt het hoofd ver voor
overgebogen over de tafel, als wilde hij de
beweging van zijn oogen verbergen.
Die man voert in den gemeenteraad dik
wijls het hoogste woord, en hij schijnt bij
voorliefde onderwerpen te kiezen, waarover
hij iets gemeens, iets giftigs, iets hoonends,
iets hatelijks, iets krijschend-valsch kan zeg
gen. Dan wordt zijn rauwe papegaaienstem
nog rauwer, dan kijken zijn donkere oogen
nog onaangenamer. En ieder die dat hoort,
voelt in zich de begeerte, dat onbehagelijke
zoo gauw mogelijk te vergetende man die
na hem spreekt maakt altoos den indruk
van een weldoener. Zelfs de partijgenooten
van Mr. Jansen vinden hem „te heftig";
een krassere uitdrukking kunnen zij natuur
lijk niet gebruiken.
Die man is sinds eenigen tijd ook wethouder
van financiën. Hij moet in het college van
B. en W. dienst doen als tegenwicht (moreel
tegenwicht, wel te verstaan) tegenover den
heerszuchtigen imitatie-tiran, den wethouder
Yisser. De beide andere leden van B. en W.
telt men in de wandeling niet mee. Als
wethouder van financiën is hij natuurlijk
volkomen op de hoogte van den treurigen
toestand der gemeente-linanciën. Maar wat
hij daaraan doet, wekt ook al onbehagelijk
heid. Hoewel zelf volkomen de waarde ken
nende van bezit, helpt hij vooraan in de
gelederen mee, om Schiedam zoo spoedig
mogelijk van alle bezit te ontdoen. Hoewel
zelf wetende, hoe druk men ook in Schiedam
de belastingen tracht te ontduikenis
hij een van de ergste belasting-ontduikers.
In het kohier der plaatselijke inkomsten
belasting staat Mr. W. H. Jansen ingeschreven
met een belastbaar bedrag van f 300.en
een belasting van f 13.05.
Zijn collega-raadslid-kassier staat inge
schreven voor het 10-voudige, voor f 3000.—
belastbaar bedrag en een belasting van
f 130.50. Toch woont deze veel bescheidener,
leeft op eenvoudiger voet m doet toch stellig