Om te onthouden. „De kunst om Arbeidersneemt u in acht Keesje is óók in 'n gastknis. Keesje praat graag. Hij is nog vief. En hij is nog helder. Hij ziet alles nog goed en hij onthoudt het. En als hij vertelt, doet hij dat heel kalm, zonder hartstocht, zonder zich op te winden. Dat zit er niet meer in. 't Bloed loopt zoo snel niet meer. Met 'n gezellige eentonigheid-van-den ouden-dag in zijn stem schildert hij van die gasthuiselijke tafereeltjes. Verleden week zitten we zoo aan tafel, zoo onder ons, we gingen eten, zie je en dan zijn vader en moeder d'r niet bij, die eten apart, en we hebben alweer erwten. M'n buurman kijkt me al ereis aan en schudt z'n hoofd. „Ik durf ze niet goed an, hoorzegt-i. „Al kookt-i d'r 'n scheeps lading soda in, ze blijven toch hard." M'n overbuur zit 'n beetje te morrelen met z'n lepel. „Ik eet niet, besluit hij eindelijk, „'k heb geen zin, om weer in de mat te raken Maar m'n andere buurman en nog 'n heele rist meer probeeren de overjarige erwten tusschen de randjes van hun kaken fijn te mummelen, want d'r benne niet veel tanden in het gasthuis. M'n overbuur kijkt dat zoo es an en schreeuwt half-zachtjes want hij is 'n beetje doof „'t Zei van nacht weer wat geven. Gisteren zure rjjst en nou die erretjes ze doenen geen oog toe." En werachtig, 't was dien nacht 'n herrie, 'n gestommel en 'n gebons, en 's ochens waren d'r 'n stuk of twintig de kluts kwijt. Ik maar 'n beetje, want ik ken nog al tegen kwaad voêr. Om op te knappen, mosten we toen kolen gaan dragen. Zoo'n bak tusschen twee in, vol, dan d'r mee vort, zoo'n keer of acht maal drie hoog. D'r zit toch nog wel iets in zure rijst en harde erwten. Onder de arbeiders loopen nog verschei dene toekomstige Keesjes voor het gasthuis 't Is de vraag, of ze allemaal óók zoo ge moedelijk zullen wezen en zoo goed tegen „kwaad voer" kennen, als ze daar eenmaal zijn. Ten tijde van de verkiezingen schreven we, dat een democratische geest moet door dringen in verschillende bestuurslichamen, dat de inzichten en de invloed der arbeiders zich altijd en overal moeten doen gelden Tot zoolang is de leus voor den ouden werk man „Vreet zure rijst en harde erwten en draag kolen 't eindje moet immers de lasten dragen!" Arbeidersals er weer te kiezen valt, kiest vooral mannen van naam, mannen van geld, mannen van invloed. Zet dan vooral mannen op het groene kussen, die heelemaal geen behoefte hebben, omsociaal- demokaaat te zijn, want wat zijn dat voor kerelsNeen, hoor, 'n afgevaardigde, uw afgevaardigde, waarvoor ge dan heel onder danig de pet van den kop trekt, zoo hoort het. Laat dan de boel maar waaien Nou ja, maar hier in Schiedam, wat man keert t'er nou aan de zaken in Schiedam 't Gaat goed, hoor, 't gaat goed hier Naar aanleiding der volkstelling van 1 Februari 1901 heeft de chef van het sta tistisch bureau der stad Kopenhagen een sta tistiek uitgegeven over de huur- en woning toestanden in de Deensche hoofdstad. Dit omvangrijke werk geeft een groot aantak zeer belangrijke uitkomsten. In 't geheel telde men in Kopenhagen 95.777 huurwoningen. Daarvan waren er 43.393 die uit slechts éen of 2 kamers be staan. In 1895 bedroeg het aantal derzulken 43.863, zoodat dit in 6 jaar tijd met 470 verminderd is. Deze afname van 't aantal deine woningen komt ook zeer duidelijk uit in de stijging der huurprijs. Van 1895—1901 zijn de woninghnren ge middeld gestegen voor 5-kamerige woningen met 5.5 procent 4' AQ De stijging voor woningen met 2 kamers is alzoo ongeveer 4 maal zoo groot als voor die met 5 kamers en meer dan het dubbele van die met 3 kamers. Voor de kleine woningen was de stijging der huur in de voorsteden en buitenwijken grooter dan in het centrum der stad. In een straat bedroeg die zelfs 50 pCt. Hieruit blijkt alzoo, dat als de arbeider, om de hooge huren te ontvluchten uit het centrum naar de buitenwijken verhuist, de hooge huren hem volgen. Verder blijkt uit deze statistiek, dat in Kopenhagen, de voorsteden medegerekend, jaarlijks ongeveer 75 millioen kronen (d. i. 50 millioen gulden) aan huur betaald wordt, een som, die (berekend tegen 4 pCt.) een kapitaal van 1.250.000 000 gulden vertegen woordigd. Het Deensche partijblad schrijft hierover„Dat is alzoo de belasting die de „inwoners van Kopenhagen jaar op jaar aan „particuliere eigenaars betalen moeten, om „een dak boven 't hoofd te hebben. Dit is „belangrijk meer dan de bevolking van het „heele land sinds jaar en dag als belasting „aan de staatskas betalen moet. En indien „deze sommen aan de gemeenschap ten goede „kwamen, welke schoone, en geriefeljke „woningen zouden dan voor allen gebouwd „kunnen worden. En hoeveel zou daarbij „nog overblijven voor sociale doeleinden, „tot bestrijding der werkeloosheid, tot voeding „van schoolkinderen, tot verpleging van ouden „en zieken, enz., hoe zouden in 't alge- „meen deze sommen aan de volkswelvaart „ten goede kunnen komen. En hoeveel zorg „en ellende ligt nu niet onder die goud- „stapels bedolven Voor zoover ons bekend ontbreken der gelijke leerrijke statistieken bij ons. Men schijnt hier erg beducht voor de uitkomsten, die wellicht wat al te ruw en al te scherp de treurige resultaten van het kapitalistische stelsel zouden schilderen. Maar eenige be kendheid met de praktijk geeft al spoedig de overtuiging dat 't hier niet veel beter is, en dat 't ook hier tijd wordt, en hoog tijd, om met woningbouw van gemeentewege een aanvang te maken Evenwel is het te hopen, dat voor men daartoe overgaat, het arbeiders-element wat sterker in onze raden vertegenwoordigd zij, om toe te zien, dat geen halve maatregelen genomen worden. Eigenaardig is het nog op te merken, dat de huren der kleine woningen zoo oneven redig sterker gestegen zijn, dan die der grootere. De bewering, dat de stijging dei- huren veroorzaakt zou worden door stijging der arbeidsloonen, verliest dus veel van haar kracht, daar in dat geval toch in de eerste plaats de grootere woningen, die met meer, en kostbaarder arbeid gebouwd zijn, in huur moesten stijgen. M. (Een Markt-novelle.) Omstuwd door 'n joelende en schreeuwende massa trekt op zekere markt 'n koopman, wien 't is aan te zien dat het 'n bijzonder, 'n exentriek persoonaadje is, loom slenterend, zoo nu en dan eens vloekend tegen de al te zeer opdringende hoop, maar overigens zeer gemoedelijk z'n „keesie" bekauwend, naar z'n kraampje bestaande uit de traditioneele zittinglooze stoel met zwarte kist er op. 't Is 'n bekende typemen weet 't dat hij iets nieuws, iets aantrekkelijks heeft dat-i weer op zijn eigenaardige manier van de hand zal doen. Wat 't zijn zal? Minachtend waart zijn blik in 't rondhij is zich zijn populariteit bewustzijn minste beweging wordt nauwkeurig gadegeslagen; er wordt gehaakt naar het oogenblik dat-i z'n „stelling" zal bestijgen. En dan zal alles stil zijn, dan zal alle lawaai ophouden en aller oog gevestigd zijn op dien bepruimsopten mond. Waarom zou i-zieh haasten Geen enkele reden er voor. De pet eens verschoven, met de handen eens getast op de plaats aan zijn jas waar in vervlogen tijden wel eens knoopen hadden gezeten om het nu altijd open staande kleurlooze kleedingstuk te sluiten, 'ns gekucht, 'ns gespogen, en hoerak daar staat-i r boven op 'n Doodsche stilte heeft plots het gewoel van daareven vervangen. „Nou gaat 't kommen „Boeren, burgers en buitenlui!..." Oorengespits, halze gereksssstttwat zait-i De kist gaat open, 'r komt 'n boekje uit. „Gut, gut, wat 'n man" zucht 'n oud moedertje, wie de nieuwsgierigheid zeker wat te sterk wordt. „Zeker zoo'n teuverboekske". Buurvrouw antwoordt met 'n geheimzinnig sssst, want „de" man doet z'n mond weer open. „Boeren, burgers en buitenluiDe koop man heeft jullie nou 'ns geen snuifdoozen, zakmesjes, haarkammen, duivelsdrek of pink- pillen te verkoopen, maar, en 'k heb 'r maar één eenig exemplaar van, 'n boekje over „De kunst om rijk te worden zonder Sunlight Soap." 'n Lesje in de zuinigheid, burgerlui, waar geen zuinigheid 't bij halen kan, je bent in eens schatrijk, als-i dat boekje maar volgt, 'k Heb maar een exemplaar 'r van, dus veel praten doet de koopman niet. Maar om te laten zien, wat 't eigenlijk is, zal ik je 'n sommetje er uit voorlezen, zooals er velen instaan en die begrepen kunnen worden, zelfs door den grootsten ezel. Daar gaat-i: 'n Brug mot gemaakt worden, ze is door en door slecht, heit eigenlijk nooit gedeugd, en nou doe je dat 't beste en goedkoopste op de volgende manierje begint met 'n f 250 weg te smijten aan dubbel arbeidsloon, 'n flink sommetje aan dagelijksche reparatie en ziet haar dan voortdurend prachtig kaars recht in de hoogte staan, zonder er verwikken of verwegen in te krijgen, tot ze op 't laatst heelemaal blijft staan en je 't onbetaalbaar genot smaakt het schijntje verkeer in je gemeente afgesneden te hebben en door de gansche burgerij te worden uitgevloekt. Dan nog 'n sommetje besteed aan allerlei knoeierij en ten slotte laat je haar 'ns op je dooie gemak vernieuwen". 'n Raam van 'n groot huis is driftig om hoog geschoven, een en twintig achtbare hoofdjes hangen op een en twintig achtbare rompjes op en boven elkander er zoover mogelijk uit, twee en veertig achtbare handjes zijn uitgestrekt en een en twintig mondjes piepen „hier, koopman, hier De koopman is uitverkocht en tevree zijn artikel in goede handen te weten. Colibri. We beloofden in het vorige nummer, onder het opschriftHet lot van den onden ar beider, nog het een en ander mee te deelen over verschillende toestanden op den molen „Nederland." Toen vertelden we in het kort de geschiedenis van den 68-jarigen J. van 3- 10.6 I) 2- 21. l 1- 16.4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 2