Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad
Gedenkt de uitgestotenen te Enschedé en
Amsterdam. Giften worden o.a. ingewacht
aan ons bureau.
No. 51.
Zaterdag 15 Februari 1902.
Ie Jaargang.
Het Erfpachtvraagstuk in
„Schiedam Vooruit".
Werkstaking te Enschedé.
ABONNEMENTSPRIJS:
13 cent per kwartaal .J7
bv) vooruitbetaling.
franco per post 20 cent j J
Losse nummers 1 cent.
BUREAU van
ADMINISTRATIE en REDAKTIE:
NOORDVEST 12.
ADVERTENTIËN:
5 cent per regel. Bij abonnement be
langrijke korting.
Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk W oensdag a s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn.
i.
Ik heb me afgevraagd, na drie weken
verliepen eer ik in de gelegenheid was een
overzicht te geven van het verhandelde in
de laatste vergadering van „Schiedam Voor
uit", of het nog de moeite waard was, daarop
terug te komen Ik meen echter van wel. De
besprekingen waren van algemeenen aard.
Ze hebben nog niets van hun actualiteit
verloren. Bovendien heeft men, na verloop
van eenigen tijd, meer kans voor een juist
overzicht, dan onmiddelijk na afloop der
vergadering, wanneer onwillekeurig het laatst
gehoorde het meest op den voorgrond treedt.
Daarbij komt, dat, na aanneming in de
laatste raadszitting van de motie de Groot,
het erfpacht vraigrtuk voorloopig aan de
orde blijft Dit alleen zon reeds voldoende
grond zijn voor een nadere beschouwing.
Gaan we eerst na de conclusie's waartoe
de beide inleiders, de heeren de Groot en
J. M. A. Zoetmulder k vamen.
De heer de Groot wil als regel erfpacht
op langen termijn (des noods eeuwigdurend),
met veranderlijken canon volgens geregelde
herschatting. Als hooge uitzondering even
wel wil hij verkoop van gemeente-grond,
doch slechts op geduchte gronden, toestaan.
De heer Zoetmulder wil geen vaste regel.
Hij wil van tal van omstandigheden laten
afhangen of de grond in erfpacht zal worden
uitgegeven dan wel verkocht zal worden.
Wat nu het standpunt van den heer de
Groot betreft, komt me dit voor niet zuiver
principieel te zijn ten opzichte van den
grondeigendom. De heer de Groot zweeft
tusschen hemel en aarde. Hij erkent de groote
bezwaren, die verbonden zijn aan verkoop.
Hij begrijpt, dat grond niet beschouwd kan
worden als eeuig ander roerend of onroerend
goed. De grond, zegt hij zeer terecht, is een
oeconomisch goed, met zeer bijzondere eigen
schappen. Van deze bijzondere eigenschappen
noemt hij1®. dat de grond niet vermeerderd
kan worden (droogmaken van wateren blijft
buiten beschouwing als van betrekkelijk gering
belang), en 2°. dat ieder grond noodig heeft
Één eigenschap, die m. i. de grond nog meer
onderscheidt van andere goederen, een, die
hij alleen gemeen heeft met enkele, als lucht,
water enz. noemt hij niet, n.l. dat aan haar
vorming geen mensch heeft deelgenomen.
De vorming van den grond is niet het
resultaat van den arbeid van eenig mensch.
Hieruit volgt onmiddelijk, dat geen enkel
mensch eenig bijzonder recht heeft op den
grond. Dit principiëele m<>ti f laat de heer
de Groot echter buiten beschouwing Hij
knoopt alleen aan de twee door hem genoemde
eigenschappen beschouwingen vast van prac-
tischen aard, die trouwens op zich zelf ook
weer meer dan voldoende zijn om het
nadeelige en gevaarlijke van grondverkoop
aan te toonen.
Met die beschouwingen ben ik het dan
ook volkomen eens, en zelfs zijn tegenstander,
de heer Zoetmulderheeft de juistheid van
geen der argumenten van den heer de Groot
weerlegd. Dat is iets eigenaardigs bij debatten
over het erfpacht vraagstukin beginsel
schijnt men 't er allemaal over eens, dat erf
pacht wel goed is, dat gemeente-grondbezit
den voorkeur verdient boven particulier
grondbezit maardan komen de maren.
Ik moet echter een paar aanmerkingen
maken op de beweringen van den heer de
Groot. De eerste, feitelijk van niet veel
belang, betreft zijn definitie van erfpacht.
H(j noemde erfpacht een soort van huur
overeenkomst van grond. Dit is onvolledig.
De wet spreekt niet van grond, doch van
een onroerend goed, en zeer duidelijk is de
bedoeling, dat dit zoo breed mogelijk zal
worden opgevat. Het is niet geheel van
belang ontbloot hierop te wijzen, omdat
dientengevolge ook opstallen, aanplantingen,
havens enz. in erfpacht gegeven kunnen
worden Of de benaming „huurovereen
komst" juist is betwijfel ik, maar deze
kwestie voert te ver op rechtsgeleerd terrein,
waar ik me niet al te zeer thuis gevoel.
Meer ernstige bedenking heb ik tegen het
standpunt van den heer de Groot, aangaande
de eeuwigdurende erfpacht. Hij meent, dat
deze zoo bezwaarlijk niet is, mits de canon
veranderlijk zij. Zeer zeker neemt dit een
groot bezwaar weg, maar een ander laat
het bestaan. Indien n.l. de gemeente den
grond voor een of ander doel behoeft, moet
zij het daarop rustende erfpachtsrecht toch
weer afkoopen, en ik vrees, dat dan de
taxatie nog moeielijker zal worden, dan bij
eenvoudige onteigening, omdat m. i. de waarde
van een eeuwigdurend recht niet juist te
taxeeren is.
Waar de heer de Groot de eeuwigdurende
erfpacht wil toestaan om industrie te lokken,
en „omdat de onzekerheid bij tijdelijke
erfpacht misschien te groot is", toont hij
een door mij niet te verklaren wantrouwen
in zijn eigen beweringen, die juist dienden
(en m. i. zeer voldeden), om het denkbeeldige
van die onzekerheid aan te toonen, en om
te waarschuwen tegen al te groote toegevend
heid tegenover aanvragers, waar eer te
wachten is, dat men binnenkort om gronden
in onze gemeente zal vechten, dan dat 't
aan liefhebbers zal ontbreken.
Even onverklaarbaar is mij het voorbehoud,
door den heer de Groot gemaakt, om om
geduchte redenen af te wijken van den regel.
Of dit voorbehoud is alleen pro forma, dient
om een zeker cachet van bezadigdheid en
voorzichtigheid te geven, öf de heer de Groot
durft de consequentie van zijn eigen betoog
niet aan. We zien hem hier zweven tusschen
zijn gezond verstand en zijn billijkheidsgevoel
eenerzijds en een zekere verkleefdheid aan
't oude en angst voor 't nieuwe anderzijds.
M.
(Wordt vervolgd).
Zooals bekend is, is er staking en uit
sluiting bij de firma Van Heek Co. te
Enschedé. Het begon met 'n loonsverlaging
der dekenwevers, die 10°/o van het loon
bedroeg. De arbeiders protesteerden. Een
verzoeningsraad uit de K. v. A. deed aan
den patroon 'n bemiddelingsvoorstel tot wij
ziging der verlaging. Op 'n vergadering der
textiel-arb vereen, werd besloten, met de
firma Van Heek Co. in onderhandeling te
treden. De arbeiders zelf besloten met 75
tegen 14 stemmen tot staking over te gaan,
wanneer aan hun verlangen niet werd tege
moet gekomen. Een vergadering van alle
fabriekswerkers van Van Heek noemde den
loonaftrek ongerechtvaardigd en besloot de
zaak der betrokken arbeiders met alle kracht
te steunen. Tot zoover bleef de firma vrij
wel lijdelijk. Nu evenwel begon de patroon
handelend op te treden. Van Heek verweet
aan een commissie uit de arbeiders, dat twee
met namen genoemde opruiers waren na
tuurlijk, die hooren er bij en als de ar
beiders goed ingelicht werden, zouden zij wel
zoo wijs zijn, de staking nooit te beginnen.
Van Heek werd verzocht, zelf in de fabriek
te komen. Dat deed hij, maar de arbeiders
hielden voet bij stuk. Toen werd meneer
boos en greep 'n werkman aan en schopte
hem en joeg allen de fabriek uit.
Bij 'n beroep op het hart van den patroon,
zei hijja, ja, dat kennen we al en toen er
gezegd werd, dat de ar e'iders wel aan den
gang zouden gaan, als er maar een deel van
de verlaging weer bij het loon werd gevoegd,
antwoordde hijHadden we dat geweten,
dan hadden we er wat meer afgedaan, dan
was het loon van nu wel goed gevonden.
Alle arbeiders, kerkdijken en niet kerke
lijk *n, staan schouder aan schouder met de
uitgeslotenen.
Aan de fabrieken zelf werd al spoedig
ruim f387.— bijgedragen, maar de patroon
DE MOKER