Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad Barkht aan de Fesfabennees. No. 17. Zaterdag 21 Juni 1902. 2e Jaargang. Steunt nog enkele weken Enschedé. Enschedé. ABONNEMENTSPRIJS: 13 cent per kwartaal j Mj vooruitbetaUng. franco per post 20 cent j Losse nummers 1 cent. BUREAU van ADMINISTRATIE en KEDAKTIE NOORDVEST 12. ADVERT NTIEN: 3 cent per regel. Bij abonnement be langrijke korting. Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. Hun, die het abonnementsgeld nog niet hebben toegezonden, wordt verzocht, ten spoedigste dit te doen. De volgende week zullen wij de postkwitanties a f 0,27s ver zenden. DE ADMINISTRATIE. De middeleeuwsche gilden. IV. De eerste gilden waren nog eindeloos ver af van eenige arbeidsregeling, van iedere organisatie van den technischen arbeid. Iedere gildegenoot verrichtte den volle- digen vakarbeidDe fabriekmatige arbeids- verdeeling was toen nog volkomen onbekend. Het gild was niets meer dan een bond van mannen van hetzelfde vak, maar een bond voor leven en dood. De leden van het gild waren niets slechts voor hun vakbelangen vereenigd maar ook voor alle mogelijke levensomstandigheden daarbuiten. Hieruit volgt dus, dat de eerste samen trekking van kapitaal bij de vorming van groot-grondbezit en bij de uitbreiding van industrie en handel onmiddellijk daden van zelfverdediging bij de arbeiders ten gevolge had, dat de handwerkers uit onbewuste begeerte naar verdediging hunner belangen, uit den nooddwang der economische ont wikkeling, kwamen tot een aaneensluiting. De ambachtsregeling en ambachtsuitbrei ding door den grootgrondbezitter (zie het vorige art.) ging dus samen met de aaneen sluiting tot zelfverdediging van de betrokken ambachtslieden. Die aaneensluiting nam uit den aard der zaak het uiterlijk aan van de in het le artikel genoemde offerbroeder schappen hier en daar vormden zulke offer- broederschappen zich eenvoudig om tot gilden. De hoofdzaak is hier ditdat de gilden ont stonden als een klasse-uiting en niet als een arbeidsregeling. Zoowel voor de geschiedenis van die tijden zelf als voor de beoordeeling daarvan in onzen tijd is dat van belang. Krachtig waren de gilden evenwel nog in het geheel niet. En inzicht in hun betee- kenis had bijna niet een hunner leden. Dat blijkt duidelijk uit het feit, dat de gilden in den regel de bescherming zochten van den vorst of van de stedelijke overheid. Zij be gonnen doorgaans met het zoeken naar en strijden voor de erkenning door de regeerings- machten. Het had er veel van, of men bang was, de overheid te mishagen indien men opkwam voor eigen recht van leven en werken. Maar de overheid legde den gilden geen moeielijkheden in den weg. In de eerste plaats deed de erkenning harer macht haar zeer aangenaam aan, zij werd daardoor gun stig gestemd. En in de tweede plaats begreep zij, door bescherming van den handwerks- stand haar eigen belangen te kunnen dienen. Welk een ongezochte versterking der stede lijke macht werd door de gilden aan de stadsbesturen gegeven In den regel liet de stedelijke overheid de gilden zich als officiëel-erkende lichamen organiseeren. Op de acte van erkenning volgden reeksen van bepalingen met voor rechten. De gilden kregen hun eigen recht banken en daarmee werd de verplichting ingesteld, lid van het gild te zjjn. Zoo kwam naast gilderecht gildedwang. Dat de gilden fiïefcloor'van karakter ver anderden, ligt voor de hand na verloop van korten tijd waren het stueng georganiseerde officiëele zeer zelfstandige lichamen geworden, die in de steden en het stedelijk bestuur en de stedelijke wetgeving machtige en belang rijke faktoren waren. Een enkel getal kan hun beteekenis aanwijzen. In Frankfort waren in de 14e eeuw op iedere 1000 man nelijke personen 514 gildegenooten geboekt. Gent, Brugge, Brussel en Keulen telden in diezelfde eeuw ieder tusschen de 50 en 60 gilden. Toen nu de „oude geslachten" door ont aarding en verbastering en door de vermeer dering van de macht der gilden, onbekwaam werden tot de handhaving hunner macht, drongen vanzelf de gilden in hun plaats op den voorgrond. Oproep om steun. Het Ned. Comité voor Algemeen Kiesrecht, bestaande uit den Alg. Ned. Timmerlieden- bond, den Bond van Ned. Marine-matrozen, den Alg. Ned. Typ. Bond, de Ned. Ver. van Spoor en Tramwegpersoneel, de Yereeniging voor Vrouwenkiesrecht, de Soc. Dem. Arbei derspartij en de Soc. Dem. Onderwijzers- vereeniging heeft besloten de actie voor de invoering van het Algemeen Kiesrecht krach tig ter hand te nemen. Achtereenvolgens zullen in de verschillende provincies, op zooveel plaatsen als mogelijk is, op eenzelfden dag vergaderingen belegd worden ten gunste van het Algemeen Kies recht. Deze vergaderingen dienen ter voor bereiding van een landelijke betooging, die het Comité zich voorstelt den 14den September a.s. te Utrecht te houden. Zooals ieder zal inzien, zijn aan de voor bereiding en de uitvoering van dit plan groote kosten verbonden. Zullen deze voor een gedeelte ook gedragen kunnen worden dooi de bovengenoemde organisaties, die niet na latig zullen blijven haar verplichte bijdragen te storten, toch zullen deze niet voldoende zijn om alle uitgaven te dekken. Het Ned. Com. voor Alg. Kiesrecht doet daarom een dringend beroep op allen, die de beweging voor het Algemeen Kiesrecht welgezind zijn, om door het zenden van hun bijdragen het Comité de uitvoering van het plan mogelijk te maken. Hoeveel geld het Comité noodig zal hebben is niet vooruit te bepalen, doch eenige duizenden guldens zijn zeker niet te veel. Laat daarom ieder die kan zijn bijdragen zenden, veel of weinig, alles is welkom. Veel is dit jaar reeds gevraagd aan de arbeiders in Nederland en aan hen, die dezen in hun strijd willen steunen, en de gelden, die voor de stakers en uitgeslotenen te En schedé zijn opgebracht, hebben het bewijs geleverd dat dit niet te vergeefs is geweest. Welnu, het comité vertrouwt er op dat allen, die voor dit doel hun bijdragen hebben afge staan, ook nu niet zullen achterblijven. Het Uitvoerend Comité J. G. van Kuijkhof, Voorzitter. H. J. Scheulderman, Secretaris. S. Reinalda. Mevr. Versluys-Poelman. G. H. C. Dallmeijer. C. Bijkerk, Penningmeester, Hemonystraat 341, Amsterdam. Alle bijdragen, te zenden aan den pen ningmeester, zullen verantwoord worden in de dagbladen Het Volk en Hel Volksdagblad. De staking is geëindigd. Veel zeggen is overbodig, 't Is gegaanhard tegen hard, en de arbeiders hebben moeten toegeven. Wie hebben hier den strijd uitgelokt En die is niet ten einde, neen, hij begint pas. Of zou iemand denken, dat die mannen, die weer aan 't werk moeten, tegen alweer 'n magerder loon, berusten in dat systeem, in het systeem, dat hen uitmergelt tot op het gebeente Zou iemand denken, dat de vlam van den opstand, den opstand tegen de pes tende kwelling van de kapitalistische grijp klauwen, dat die laaiende vlam is gedoofd? Zou iemand denken, dat niet iets is gekomen in het gemoed van die kalme arbeiders, dat daar staat, onvergankelijk, als onverzwakte tegenweer tegen hun beestachtige positie Daar stemden 422 mannen tegen hervat ting, vier-honderd-twee en twintig mannen met de tanden op elkaar, vier honderd twee en twintig mannen met iets hards, iets onver zettelijks in het hoofd, vier honderd twee en twintig mannen, die geraakt zijn door het anti-kapitalistische sentiment voor hun leven. Die mannen zullen zijn onverzettelijk in den strijd, koel en taai, met den wil te DE MOKER J. PORTEGHJS.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1902 | | pagina 1