Schiedamsch Sociaaldemocratisch Weekblad
No. 18.
Zaterdag 28 Juni 1902.
2e Jaargang.
Stukken voor 't eerstyolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's mitidags 12 unr in het bezit der Redactie zijp.
De middeleeuwsche gilden,
v.
Raadsbloempj es.
ABONNEMENTSPRIJS:
IB cent per kwartaal I Mj v00ruitMaling.
franco per post 20 cent
Losse nummers 1 cent.
BUREAU van
ADMINISTRATIE eu REDAKTIE
NOORDVEST 12.
ADVERT ENTIEN:
8 cent per regel. Bij abonnement be
langrijke korting.
De gildenorganisatie onder de bescherming
der stedelijke overheid had natuurlijk ook
grooten invloed op den arbeid en de leefwijze
van de handwerkslieden. De goedkoopte
der levensmiddelen in de 13e en 14e eeuw
ten gevolge van de groote uitbreiding der
in bebouwing genomen akkers werkten hier
bij mede. De handwerksman werd nl. lang
zamerhand, bij verbetering van zijn levens
standaard, eigenaar van zijn huis en zijn
werkplaats. Zijn gereedschappen werden
beter en talrijker. Ten slotte hoefde hij niet
meer uitsluitend voor zijn klanten te werken,
omdat zijn leven niet meer uitsluitend van
hun bestellingen afhing. Hij kon zijn werk
gaan kiezen, vervaardigen wat hij wilde en
zóó als hij wilde. Zjjn eerste bedrijfskapitaal
maakte hem gedeeltelijk onafhankelijk van
zijn klanten en gaf hem een begin van be-
heersching der markt.
De maatschappelijke gevolgen van dit ont
staan van een door arbeid verkregen bedrijfs
kapitaal waren buitengewoon. Want dit
door arbeid verkregen kapitaal vormde een
groote tegenstelling met het door verovering
en slavernij waardevol gemaakte grondbezit.
De zedelijke waarde van het bezit van zulk
een bedrijfskapitaal verhief den gildegenoot
boven den grondbezitter en boven de groote
geslachten, van wie hij afhankelijk was. Dat
besef van zijn moreele meerwaarde bracht
hem tot den eisch van zelfstandigheid en
onafhankelijkheid. Zoo werden de gilden
demokratisch.
Demokratisch was diensvolgens ook hun
innerlijke organisatie. Hun hoofden werden
gekozen door alle leden, die onderling vol
komen gelijk warenzij hadden een gemeen
schappelijke kas en een gemeenschappelijke
gildehuishouding onder volledig toezicht der
gezamenlijke leden. En in alles heerschte
een algemeene streng doorgevoerde gelijk
heid. Ondanks het reeds spoedig opkomende
verschil in bezit van bedrijfskapitaal, die
toch onwillekeurig tegenstellingen vormde,
werd de strengste gelijkheid voor allen ge
handhaafd. Er werd een normale arbeids
dag vastgesteld, waarvan het begin en het
eind door de stadsklok werd aangekondigd.
Nachtarbeid was verboden. Het loon der
niet zelfstandige genooten werd vastgesteld.
De productieomvang werd geregeld en op de
hoedanigheid der waren werd een streng toe
zicht uitgeoefend. Voor de verzekering
van vakkennis had men dezen regelals
leerling kwam men inwonen bij een meester,
door wien men volledig als kind werd be
handeld en die volkomen aansprakelijk was
voor den leerling en verplicht was hem zoo
spoedig mogelijk op de hoogte van het vak
politieke ge
Enii arbeil.'
te brengen; daarna werd men knaap of gezel
en als zoodanig lid van het gild, maar dan
was men nog verplicht onder toezicht van
den meester te werken; de knaap leefde óf
bij zijn ouders óf zelfstandig in de kost bij
vreemden, maar stond buiten de werkplaats
onder het strenge toezicht van degildehoof-
den; was de knaap of gezel volleerd,
had hij zijn eigen gereedschappen weten bij
een te verdienen en genoeg geld overgespaard
om een eigen woning en werkplaats te kun
nen koopen, dan kon hij het „meesterschap"
verkrijgen door de vervaardiging van een
„meesterstuk" ten overstaan van de_hoofden
van het gild.
Deze geheele regeling was evenwel niet
een uitvloeisel van de behoeften van den
arbeid, evenmin als de gilden zelf ontston
den uit de behoeften aan een arbeidsregeling.
De noodzakelijkheid om als organisatie sterk
te zijn tegenover de „oude geslachten", de
„groot-burgers" en de stedelijke overheid
Sraclit er de gilden rvt De vloek van hun
olitieke geboorte rustte ook op dit deel van
Wat ziet men dan ook naast hun inner
lijke inrichting ontstaan Hun direkte aan-
deel aan het stedelijk bestuur. En daarmee
werden verplichtingen geschapen tegenover
de stad, verplichtingen van financieelen en
militairen aard, politieke verplichtingen ook
vooral, omdat zij de erfgenamen werden van
de vervallende ridderschap. Als erfgenamen
traden zij op, begeerig naar de erfenis, be-
geerig alleen om het bezit er van. Die
machtbegeerte demoraliseerde hen, zooals
steeds iedere machtbegeerige gedemoraliseerd
wordt door dat vieze verlangen. De besten
onder de menschen gevoelden reeds in de
13e eeuw de ellende der naaste toekomst,
zooals de machtbegeerige gilden die verlang
den. Een eerste socialistische geest waait
over Europa en wijst op den oorsprong van
alle maatschappelijke ellende, nl. bezit. Een
dichter als Maerlant schreef
Twe worde in die werelt sijn,
Dats allene mijn en de dijn
Mocht men die verdrieven,
Pais en de vrede bleven fijn,
Het ware al vri, niemen eighijn,
Manne wetten wiven.
Maar de gilden zaten door eigen schuld
vastgeketend aan het verval van hun tijd.
Zij moesten de gevolgen dragen van hun
gemis aan inzicht.
Onze speciale verslaggever ligt op 't oogen-
blik vastgeklonken aan het dierbaar vader
land, vanwege z'n verdedigingsplichten.
Nu is het om begrijpelijke redenen zeer
moeielijk, een plaatsvervanger op te halen.
Vandaar dat we een korte ïalezing houden
op het veld der officieele verslagen.
Afwezig waren de heeren Loopuijt, Brit
tenburg en Kramer. Die afwezigheid is be
paaldelijk van invloed geweest op de stem
ming over de voorstellen betreffende het graan-
meters-wegersfonds. Elf leden van de zes
tien hadden verzocht, de gelden van het
fonds onder de leden te verdeelen. Het raads
lid Smit komt met 'n voorstel om die ver
deeling tot 'n gewenscht einde te brengen
zonder toepassing van de leus voor God,
Vaderland en Koningin B. en W. met
een voorstel, om het voorstel Smit te ver
werpen en wjjziging te brengen in het be
staande reglement. De discussies zijn als ge
woonlijk zoo helder als koffiedik. De heer
Smit zegt, dat de Raad zich bij besluit van
21 Mei 1869 heeft verbonden om „indien het
fonds voor de toelage ontoereikend is, het
ontbrekende uit de kas der gemeente voor
te schieten." De wethouder Westendorp be
weert, dat de raad slechts beheert. Wil de
corporatie haar geld terug, dan heeft de Raad
zich daarbij slechts neer te leggen. Desnoods
zou de corporatie langs gerechtelijken weg
tot teruggaaf kunnen dwingen. Er blijkt al
weer, dat de heeren noch op de hoogte zijn
met de geschiedenis van genoemd fonds, van
zelve dus niet van de rechten en verplich
tingen, noch dus ook met de strekking der
verschillende artikelen van het reglement.
De Raad neemt het voorstel van B. en W.
aan en daarmee de wijziging van het regle
ment der corporatie, waarmee het gemeente
bestuur niets te maken heeft. Hadden de
heeren toch den knoop maar doorgehakt, dan
was er een wespennest minder geweest.
Maarde drie afwezige leden Bij deze
stemming is niets gebleken van onze chris
telijke beginselen. De heeren Smit, Honner-
lage, Grete en P. Jansen stemden roerend
eensgezind met de heeren Westendorp, Ris,
de Groot e. a.
Het teerzaakje gaf aanleiding tot een ge
wichtig incident. De heer Ris, die van den
aanvang af op onderzoek en klaarheid in de
zaak heeft aangedrongen, kreeg in deze zit
ting het loon voor zijn moeite. Wat drommel
behoeft 'n raadslid zich ook te spannen voor
de behartiging van de belangen van 'n paar
proletariërs. Daar zit je nou toch niet voor
in den RaadMensch, mensch, de heeren
hebben tot driemaal toe 't moeten aanhooren,
d'r kwam al zoo'n geur van dat mindere
volk in de Raadszaal. „Bah, shocking," zeg
gen ze dan. Als dat mindere volk stemmen
moet, dan doet het dit ook altijd op een
heer, dan blijft de raadszaal rein en zuiver.
Dan weet'et immers zeker, dat de geur van
des volks armoedigheid en zijns zelfs armoe-
DE MOKER