Schiedannsch Sociaaldemocratisch Weekblad
No. 39
Zaterdag 22 November 1902.
2e Jaargang.
Stukken yoor 't eerstvolgend nnmmer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn.
De Gorzen.
Ouze Gemeente-werklieden.
ABONNEMENTSPRIJS:
13 cent per kwartaal f Uj v00ruitletaU
franco per post 20 cent j J
Losse nummers 1 cent.
BUREAU van
ADMINISTRATIE en REDAKTIE
NOORDVEST 12.
ADVERTENTIËN:
3 cent per regel Bij abonnement be
langrijke kortimg.
ii.
De groote voedster van de Gorzen is de
Stearine-kaarsenfabriek Apollo," „'t febriek,"
zooals 't daar in de wandeling heet.
Enkele minuten gaans buiten de arbeiders
wijk ligt ze in, de onmiddellijke nabijheid van
de Maas. Steil opgaande schoorsteenen, de
bakens van den arbeid, staan als opgeheven
vingers uit de vuisten van gebouwen, wen
kend de fabrieksslaven, met suggestieve kracht
ze dwingend, om in te gaan.
Dag in, dag uit trekken honderden mannen,
meisjes, kinderen, in onbewuste gehoorgeving
aan dien drang van buiten, langs het lage,
dun-spijlige ijzeren hek, dat de terreinen voor
de fabriek van de straat scheidt.
Dag in, dag uit trekken ze voorbij de rijen
talk- en palmolievaten, hei-wit stralend in
heete zomerzon, doodsch-verdoffend onder
de neerplassende stralen van de herfstregens
of in vochtige winterluchten.
Zij trekkenzonder gevoel van de onge
weten tyrannie van de wachtende fabriek,
onder hypnose van de altijd wenkend opge
heven vingers, willoos gedreven tot de bakens
van den arbeid.
„'t Febriek" legt beslag op heel hun geeste
lijk zijn, „'t febriek" geeft richting aan al hun
handelingen In hun gedachtenwriemel is de
voorstelling van „'t febriek" de voornaamste,
de alles overweldigende. Alle andere staan
er mee in ondergeschikte verbinding, heel hun
innerlijk levensbeweeg golft naar de hoofd
voorstelling ,,'t febriek."
Die voorstelling is in hun hersens verstard
tot iets reëels, tot iets, dat gewicht heeft, dat
voelbaar is. Waar zij gaan of staan, zij dragen
„'t febriek" met zich mee.
Wordt de schraalte van 't weekloon wat
al te drukkend gevoeld in verband met de
behoeften van 't aangroeiend gezin, „'t febriek"
geeft uitkomst Die „jongen" of „meid" kan
d'r 't volgend jaar naar toe, meehelpen, wer
ken, verdienen.
De toekomst van 't gezin zit vast aan
„'t febriek," „'t febriek" geeft betrekkelijke
weelde in 't vooruitzicht, „'t febriek" belooft
de voedster te zijn van 't volgend geslacht,
„'t febriek" is voor den gorzenschen prole
tariër de uitgebeelde realiteit van z'n zijn
en voortbestaan.
Wie ook moeite moge doen, zich iets te
verbeelden aangaande de toekomst, niet alzoo
de fabrieksslaaf. Hij heeft de toekomst vlak
voor zich, bij ziet z'n toekomst liggen aan
den Maasoever, rustig uitgespreid, tusschen
hooge schoorsteenen.
Dat rustig-massale, dat stevige, dat soliede
wekt vertrouwen in z'n gemoedde arbeider
bouwt op z'n fabriek als op een rots.
Hij, „'t febriek" en de zekerheid van z'n
toekomst zijn één. En wanneer hij had ge
leerd, z'n levensbeschouwing in 'n kort bestek
uit te spreken, het zou zijn in deze spreuk
boven „'t febriek" te plaatsen Ik ben er,
vreest niet!
Zoo begint zich 'n legende vast te leggen in 't
niet overvnlde brein van den arbeider aan
gaande de onaantastbaarheid, de onfeilbaarheid
de heiligheid van „'t febriek" „'t Febriek!"
Zeg er niets van. „'t Febriek" is Yn alles't Is
z'n waken en droomen, 't is z'n opstaan en naar
bed gaan, 't is z'n leven en sterven, 'n Ontslag
aan „'t febriek"? Niets aan te doen. Als 't zoo
is, dan moet het zoo zijn'n Achteruitzetting,
loonsverlaging, werkinkrimping, de instelling
van los-vaste en vast-losse arbeiders 't Moet
alles zoo zijn. 't Immers van „'t febriek,"
dat is de hoogste wijsheid, daarbij legt ieder
zich neer, want wat „'t febriek" doet, is wél
gedaan.
't Hoogste peil van argumentatie tegen uit
gebrachte kritiek ligt in de uitdrukking van
den arbeiderWelnou, we vreten d'r toch van
Met deze uitdrukking teekent hij tevens
z'n volkomen afhankelijkheid van, z'n innig
éénzijn mét „'t febriek," in deze uitdrukking
ligt omcirkeld gansch de kleine horizon van
z'n levensbeweeg.
Zoo gaat de arbeider gebukt onder de
heerschappij van „'t febriek." Dag in, dag uit
staat onbeweeglijk de donkere gaapopening
van de groote poort, om in strakke onverschil
ligheid de levend-vleesch-massa te laten door
gaan tusschen stijve kaken, die toebijten achter
den laatsten man.
En dan gevoelen de arbeiders zich thuis,
onder den direct werkenden invloed van
„'t febriek."
Dan komt over hen de rust van het zich
geborgen weten in veiligheid, de rust van de
algeheele overgave aan de heiligheid van
„'t febriek."
En in volle zekerheid van te kunnen, wat
zijn heiligheid van hen vergt, vatten zij aan
den sleurarbeid, zetten zij de inrichting
in beweging. Zij zijn de heerschers, zij, de
nijveren, de arbeidzamen, zij, die elk afzon
derlijk een gedeelte van de inrichting in gang
zetten en allen te samen het groote lichaam
beheerschen.
Maar dat dringt niet door tot hun hersens,
zoo wijd spant de horizon van de proletariërs
niet. „'t, Febriek" in z'n rustige massaalheid
drukt, drukt.En de arbeiders werken
en gelooven, gelooven in de heiligheid van
„'t febriek."
De arbeiders zijn niet opgewassen tegen
den invloed van ,,'t febriek." De aandeel
houders zijn dit beter. Zij, de heerschers van
verre, zij, die een rij betaalde dienaren stel
len tusschen zich en den proletariër, te rijker
beloond naarmate zij zich dichter bij hen
bevinden, zij bekommeren zich noch om
„'t febriek", noch om den fabrieksslaaf. Zij
gevoelen nóch iets voor den weerzinwek-
kenden invloed van „'t febriek," nóch om
het levenslot der arbeiders. Die hooren immers
thuis in de Gorzen, in de modderstraten, in
nauwe behuizingen der arbeiderswijk, die zich
uitstrekt, laag en vlak, met een gevelhoogte
van 3.5 meter, onder de rechte belijning
van één lange dakgoot.
Daar huizen de voortbrengers van den rijk
dom, daar huizen de mannen, die dividenden
maken, daar behoort het komend geslacht
op te groeien, dat bestemd is tot volbrenging
der schoone levenstaak: het vullen der brand
kasten van aandeelhouders.
De invloed van „'t febriek" houdt de Gor
zen louw.
Verleden week deelde Een Slentereen
en ander mee over het optreden van den
heer Lagerwey, lid van den gemeenteraad,
in zijn kwaliteit van lid der commissie voor
de Gemeentewerken. De heer Lagerwey
schijnt in die functie veel kracht te ontwik
kelen, een kracht evenwel, die zich op zijn
zachtst uitgedrukt, zeer zonderling uit, en
dan nog recht tegen het belang der gemeente
werklieden in.
We leven op dit oogenblik in Schiedam
in het teeken van den bruggenbouw De
Hoofdbrug is pas gereed, [de Beursbrug is
onder handen, en de oude Hoofdbrug komt
bij de Hoofdsluizen. Allemaal gemeentewerk,
dat door gemeente-werklieden onder toezicht
van een Rotterdamsch onder-directeur van
gemeentewerken wordt verricht, en waarbij
van tijd tot tijd controle wordt geoefend
door de commissie van gemeentewerken.
De gemeente-werklieden hebben 's mor
gens van half negen tot negen uur schaft
tijd. In sommige gevallen is de verplichting
opgelegd, op het werk te blijven. Bij onze
gemeente geldt die bepaling niet. Wie dus
dichtbij woont, gaat even naar zijn huis. Het
meerendeel blijft evenwel op het karwei, en
gebruikt daar zijn brood met koffie.
Zeer begrijpelijk, want de sluizen aan het
Hoofd zijn zeer ver van het centrum der
gemeente. Niet pleizierig, maar toch hebben
de gemeente-werklieden een voordeeltje, dat
zij in een gebouwtje van de gemeente, dat
anders voor bergplaats dient, hun maal kun
nen gebruiken. Hoe dikwijls gebeurt dit in
de open lucht
Onze gemeente-werklieden wilden het zich
in dat halve uur eenigszins aangenaam maken.
Zij legden 's morgens een ▼uurtje aan, waar-
DE MOKER