De positie der brandersknechts.
Biimenlandsch Overzicht.
verzekerplichtige bedrijven. Niet-verzekerplictatifc zijn
volgens de ongevallenwet: de bedrijven van landbouw,
veehouderij, tuinbouw, boschbouw, zeevisscherij, en per
sonen- en goederenvervoer met zeeschepen.
Uitgezonderd moeten ook worden de winkel-, kan
toor- en magazijnbedienden, voor zoover winkel, kantoor
of magazijn niet deel uitmaakt van een verzekerplich
tige onderneming. Komen de winkel-, kantoor- en maga
zijnbedienden door de ligging van de plaats hunner
werkzaamheden vanzelf in aanraking met de werkplaats,
waarin het verzekeringsplichtige bedrijf wordt uitge
oefend, dan zijn zij wel verzekerd.
Voor de verzekering heeft de arbeider zelf niets te
doen. Daarvoor zorgt de werkgever. Men onthoude
evenwel, dat de verzekering ingaat op het oogenblik van
indiensttreding.
En ook dit vergete geen enkele arbeiderde wet
verbiedt (art. 44) nadrukkelijk den werkgever „de voor
hem uit deze wet voortvloeiende koeten, geheel
►4*f gedeeltelijk af te houden van het loon der
verzekerden." Niemand late zich dus ook maar een
halve cent op zijn loon korten om deze verzekering.
Wordt dat toch gedaan, dan kan de werkgever (volgens
art. 100) een geldboete van ten hoogste f 100.— oploo-
pen; de arbeider heeft hem dus eenvoudig aan te klagen
wegens „overtreding."
Op een paar kwesties moet nog even de aandacht
worden gevestigd.
Een ongeluk, dat door eigen schuld wordt veroorzaakt,
is in ieder geval een reden voor uitkeering.
Tets anders is het, indien het ongeluk met opzet,
willens en wetens, door den arbeider wordt veroorzaakt.
Dan ontvangt hij, noch zijn familie eenige uitkeering.
Maar ook hierbij zijn eenige uitzonderingen. Indien
nl. de veigen schulddronkenschap is, indien dus
de dronkenschap de oorzaak van het ongeval is, dan
ontvangt de arbeider slechts de helft van hetgeen hij
anders zou hebben ontvangen. Veroorzaakt het ongeval
door dronkenschap den dood, dan wordt aan de nage
laten betrekkingen de volle uitkeering gedaan.
Wij geven alle arbeiders in overweging, bovenstaande
uiteenzetting trouw te bewaren en de daarin genoemde
regelen goed in het geheugen te prenten. Daarmede
hebben zij zelf te maken. Het ligt hierbij grootendeels,
zoo niet geheel, aan hen zelf, of zij de wettelijke
uitkeering kunnen krijgen, ja dan neen.
In het 2de geval moet de getroffen arbeider er voor
zorgen, dat zijn werkgever (of diens vertegenwoordiger)
er zoo spoedig mogelijk kennis van krijgt.
Voor het overige moet de werkgever zorgen. De
wet verplicht den werkgever namelijk:
1. onmiddellijk na het ongeval een geneeskundige_ te
roepen, om den getroffene te onderzoeken en de noodige
hulp te verleenen
2. binnen 24 uur na dat geneeskundig onderzoek en
uiterlijk binnen 48 uur na het ongeval schriftelijk aan
gifte te doen aan het Bestuur der Rijksverzekeringsbank,
dat dan verder de zaak in handen heeft.
Nu is het natuurlijk mogelijk, dat de werkgever geen
aangifte verkiest te doen van een ongeval, wat
vooral mogelijk kan worden, indien de werkgever zelf
de risico draagt of bij een particuliere veizekeiings-
maatschappij is aangesloten in plaats van bij de Rijks
verzekeringsbank, omdat hij dan bij stijging der onge
vallen ook stijging van uitgaven verkrijgt, wat bij een
verzekering bij de Rijksverzekeringsbank niet het geval is.
Verkiest een werkgever geen aangifte te doen, dan
kan de arbeider zelf mededeeliug doen van het
hem overkomen ongeval aan het Bestuur der Rijks
verzekeringsbank te Amsterdam. Hij moet daarbij
dan mededeelen, onder welke omstandigheden het ongeval
plaats had, zoo mogelijk eenige getuigen van het ongeval
noemen en verdere mededeelingen van belang er aan
toe te voegen. Dan zorgt de Rijksverzekeringsbank wel
voor het overige. De arbeider moet in dit geval binnen
één jaar na het ongeval daarvan mededeeling hebben
gedaan.
In het nummer van de volgende week zullen wij de
verdere bepalingen der ongevallenwet behandelen, die
voor den arbeider van belang zijn.
Wij stellen ons tevens ter beschikking van lederen
arbeider, die inlichtingen verlangt, mits deze schriftelijk
worden gedaan. Onze werkzaamheden verplichten ons
op dit oogenblik tot dit voorbehoud. Mocht er te
Schiedam geen bureau van informatie voor de onge
vallenwet worden ingericht, (wat wij intusschen zeer
hopen), dan zal de Redactie van „De Moker"^ een vasten
tijd aangeven, waarop zij voor inlichtingen in zake de
ongevallenwet zich ter beschikking stelt van iederen
arbeider, die daarvan gebruik wil maken.
Reeds meermalen werden wij getroffen door het feit,
dat werklieden om redenen ontslagen worden, die
moeilijk den toets der critiek konden doorstaan. Bij
grondig onderzoek toch verminderden de grieven tegen
ontslagenen dikwijls tot zoo geringe afmetingen, dat
alleen andere overwegingen oorzaak waren van het
berusten in ontslag.
Men gaf dan redenen op, ja, er was tot op zekere
hoogte beroep mogelijk. We stellen het veel voor
komend geval, dat er wrijving ontstaat tusschen den
chef of meesterknecht en werklieden. In de meeste
gevallen is er dan beroep op den patroon, die gewoonlijk
de zijde van den meesterknecht kiest, maar toch andere
keeren den werkman in het gelijk kan stellen. We
noemen het militairisme, waar ook, hoewel het zeer
onvolkomen werkt, het hooger beroep tot de rechten
der minderen behoort.
Welk soort van werklieden echter is van al die
gunstige voorbeelden, die we zoo even opsomden, uit
gesloten? Yer te zoeken behoeven we daarvoor niet.
De brandersknechts toch' kunnen gerangschikt worden
onder hen, wier rechtspositie het alleronzekerste is,
wier lot geheel van den gril van een hunner mede
werklieden afhangt.
Het klinkt ongelooflijk. Menigeen zal die voorstelling
kolossaal overdreven vinden, doch welken naam wij
ook uitdenken, de naam is nog altijd te zacht, voor
wat wij op het oog hebben.
We zullen beginnen met een geval van zeer jongen
datum, een geval uit vele.
Een brander heeft twee branderijen. Iedere branderij
heeft een meesterknecht. De eene meesterknecht kan
beter met zijn „volk" term voor brandersknechts
omgaan dan de andere. Gevolg De patroon, inziende,
dat dit niet kan bijdragen tot den bloei van zijn
fabrieken, bedenkt een middel, om tot oplossing te
komen, zonder genoodzaakt te zijn, een der beide mees
terknechts te ontslaan. Het middel vindt hij. Een der
branderijen is dicht bij zijn woning, zoodat hij daar
dikwijls komt. De meesterknechts iuilen om.
De eerste vraag, die nu rijst, isEn de andere
werklieden, het „volk"
Die vraag is voor gewone mensehen gemakkelijk te
beantwoorden. Nietwaar men laat die arbeiders, waar
ze zijn, zoodat er geen slachtoffers gemaakt worden.
Wij zeidenvoor gewone menschen is de gestelde
vraag gemakkelijk te beantwoorden. Voor branders of
meesterknechts evenwel niet.
We blijven bij het voorbeeld.
Op Zaterdag 17 Januari 1903 worden bij besluit van
de patroons de twee meesterknechts overgeplaatst.
Zondag 18 Januari gaat dit in.
Wat doet nu de eene meesterknecht? Hij komt dien
Zaterdag in de fabriek, en zegt op het uur van uit
scheiden
„Mannen, ik ben in het vervolg hier meesterknecht,
maar ik heb wel lust eenige wijziging in het „volk"
te brengen. Twee man heb ik aangenorhen en nu moe
ten daarvoor twee anderen het veld ruimen. Jij en jij
hier noemt hij er twee, die al eenigen tijd daar
werkzaam waren hoeven niet meer terug te komen.
Begrijpelijkerwijs vragen de op staanden voet ontsla
genen naar de reden Die werden niet opgegeven, doch...
En nu komt het zonderlinge, het raadselachtige van het
geval, voor Schiedamsche brandersknechts evenwel zeer
gewone van de geschiedenis: „De meesterknecht krijgt
een nieuwe betrekking, en wil dan ook wel wat nieuwe
krachten om zich heen zien."
Omdat dus een meesterknecht want dit geval,
ofschoon zeer sprekend, staat lang niet op zich zelf
wel eens van „volk" veranderen wil, daarom moeten
twee flinke mannen, waarvan een gehuwd met drie kin
deren, midden in den winter op straat gezet worden.
Wat te doen?
De Bestuurdersbond neemf de zaak in handen, hoort
de ontslagenen, en benoemt een commissie van drie
personen, om patroon en meesterknecht te bezoeken.
De patroon staat hen direct te woord. En wat blijkt
hier? De patroon heeft niet den minsten invloed op het
benoemen of ontslaan van het „volk"; hij weet dus van
bovenstaand geval alleen, dat de arbeiders ontslagen zijn.
Hij wil zich niet in de zaak mengen, want en nu volgt,
wat een Schiedamsche branderspati oon heel gewoon
vindt, en een ander iets middeleeuwsch of uit het voor
historisch tijdperk zou noemen de meesterknecht
moet met het „volk" omgaan, en niet de patroon. Re
den genoeg, om den meesterknecht het personeel te
doen benoemen, en dientengevolge ook te doen ontslaan.
Toen nu gevraagd werd, of op de ontslagenen iets
aan te merken was, kwam het alweer voor deze kwestie
raadselachtige antwoord„Ik kan van die menschen
niets dan goeds zeggen, ja, ik zal mijn best doen, ze
big een ander geplaatst te krijgen."
Lezers! wat zegt ge hiervan? Er valt niets aan te
merken, en toch keurt de patroon goed, dat daar mid
den in den winter twee arbeiders aan den honger
worden prijsgegeven.
Na eenig gepraat, trokken de commissieleden naar
het huis van den betrokken meesterknecht. Ook hier
was weer het antwoord„Ja, kijk eens, ik weet niets
op de ontslagenen te zeggen, heelemaal niets. Ik zal
eens uitkijken, of ik niet het een of ander voor hen weet.
Bij dit bezoek bleek, wat reeds in het begin van dit
artikel werd gezegd, dat een meesterknecht bij het
veranderen van betrekking ook weer nieuw „volk"
meebrengt, en evenveel anderen daarvoor ontslaat.
Ziehier, lezers, wat in de vorige week is afgespeeld
aan de branderij van den heer L. Vrijland, wat vorige
jaren is voorgekomen aan andere branderijen, en wat
zich zal herhalen aan andere fabrieken, als de bran
dersknechts niet op hun qui-vive zijn.
Brandersknechts! er bestaat een organisatie, waarbij
gij u kunt aansluiten. Doet dit allen, en begint dan
eens te zorgen dat gevallen, als hierboven meegedeeld,
niet meer kunnen gebeuren. Allen in de organisatie,
laat dit uw wachtwoord zijn. Denkt aan de twee
onschuldig ontslagenen.
Er wordt in de laatste weken door de georganiseerde
arbeiders op economisch gebied een st'ijd gevoerd,
geheel naar de nieuwere taktiek, n.l. in verspreide
gevechtslinie. De gevechtslijn loopt van Groningen over
Steenwijk naar 's Hertogenbosch en vandaar terug over
Rotterdam en Amsterdam. Ons bestek laat niet toe,
een uitvoerig relaas te geven van de verschillende werk
stakingen, van de grieven der kleermakers, sigaren
makers, metaalbewerkers, voerlieden, havenarbeiders,
loodgieters. De algemeene leuze der a beiders wordt
meer en meer„De arbeid door ons, maar ook voor
ons." En 't is een gelukkig verschijnsel, dat de solida
riteit, de discipline onder 't georganiseerd proletariaat
meer en meer toeneemt Wel zijn er hier en daar nog
klappen uitgedeeld, wel moet een enkele werkstaker,
die in een oogenblik van drift een onderkruiper afdroogde,
daar enkele weken voor brommen, doch 't wo-den
gelukkig uitzonderingen. Waar men tot handtastelijk
heden overgaat, speelt men de bezittende klasse, die
meester op alle wapenen is, geheel in de kaart.
Te Amste'dam hebben de voerlieden door hun soli
dariteit een groote overwinning behaald. Het loon
varieerde daar van f 7.— tot f 10.—. Overwerk deed
de voerman voor eigen plezier. „Dat bracht een fatsoenlijk
man niet in rekening." Thans is het vaste loon, uren
van 6—8 met bepaalde rusttijden, f 12.—, f 13.— en
f 14.het overwerk wordt betaald en de premie
van de Ongevallenwet wordt door de patroons en niet
door de werklieden betaald.
In een halve week behaalden de voerlieden deze
overwinning op het kapitaal, dat natuurlijk trouw
gesteund werd door de politie en de noodige onder
kruipers. De laatste twee gaan nog altijd samen, als
willige handlangers van de bourgeoisie.
De Rotterd. Tramw. Maatsch., ons Schiedammers
welbekend door de ongeëvenaarde voortreffelijkheid van
haar stoomtram SchiedamRotterdam heeft, haar kapi-
talistischen aard getrouw, flink meegeholpen, aan haar
trawanten in Amsterdam onderkruipersdiensten te ver
leenen. Verleden week Dinsdag zond zij al werkvolk naar
de hoofdstad, maar de Rotterdamsche Bestuurdersbond
kwam er achter. Onmiddellijk werd een strooibiljet ver
spreid vanwege den Best.bond en de Rott. Afd. van
Spoor- en Tramwegpersoneel, onder het personeel van
de tram, waarin werd gewaarschuwd, niet naar Amster
dam te gaan.
Verregaand brutaal van die Maatschappij, zoo te han
delen. Zij toch vooral had zich maar niet op den voor
grond moeten plaatsen, want zij verdient reeds lang
door het weldenkend publiek geboykot te worden, 'tls
me daar een dividendmakerij van de ergste soort. Straks
meldt de courant ons weer, dat den aandeelhouders 10
a 11% is uitgekeerd, ten koste van't argelooze publiek,
dat o zoo dikwjjls aan den dijk staat te wachten, of er
soms een tram aankomtten koste van 't personeel, dat
op de gewone, geraffineerde wijze wordt, uitgebuit, ten
koste van den voerman, wiens kar of paard met den
koning der Rotterdamsche straten in aanraking is ge
weest,
Er gaat bijna geen dag om, of er is met de tram wat
ain de hand en steeds verkeert de passagier in angst en
vrees, dat zijn reis plotseling zal worden afgebroken
Is er weer iets gepasseerd onderweg, zoo laat men
in Schiedam de reizigers maar stil wachten zonder iets
mee te deelen van de onheilen, die hebben plaats gehad.
De wisselwachter, de eenige vertegenwoo- diger van de
tram in ons stadje, laat niets uit en zoo gaat de tijd,
om juist den treiu nog te halen, dikwijls voorbij. Zitten
de menschen eenmaal in den wagen, dan zijn de centen
weer binnen.
Het materieel is ook voortreffelijk. In Berlijn, Keulen,
ja, wie weet waar, wordt wat oude rommel opgekocht,
want hier neemt 't publiek er nog wel genoegen mee.
De machines zijn van dien aard, dat herhaaldelijk mach-
telooze pogingen worden aangewend tegen de hoogte
te Delfshaven op te komen, tot groot vermaak van de
straatjeugd, die jubelt en schatert, wanneer hij het weer
niet haalt. „Wat kan je ook met zoo'n koffiemolen
uitvoeren," zei ons laatst een machinist, sprekende over
zijn locomotief.
Hoelang nog vragen wij. Zoolang daar mannen
aan 't roer zitten in Schiedam en in Rotterdam,
die belang hebben bij 't voortbestaan van zulke Maat
schappijen, die onderkruipersdiensten verrichten en tevens
van alle menschen moeten leven."
Voor een handigen vent ligt 't geld op straat, zegt
de optimist. Maar voor de gemeenten Schiedam en
Rotterdam is dit zeker waar, wat de tram betreft.
Laat de Maatschappij het rollend materieel maar houden,
wij nemen den weg tot voordeel van 't publiek, tot
voordeel van onze gemeentekas, 't Is dan uit met de
onderkruiperij en de dividenden.
«jg
Wanneer een ongeval heeft plaats gehad, dan zijn
erAwee mogelijkhedenlo dat de werkgever daarvan
owh - ar> kennis krijgt, en 2o dat (vooral bij lichtere
ongeval! de werkgever er niet onmiddellijk van hoort.