Drankbestrij ding.
Spoorzaken.
Brandersknechts-Strijdlied.
Kroniek
schoolopziener Le Grand hier 'n poging gewaagd is tot
belemmering van 't vrije woord, waarvan 'n wedergade
moeilijk zal zijn. Doch tevens zal men weer eens dui
delijk zien, hoe onze machtige vakorganisatie in staat
is een actie te voeren, zooals één persoon alleen dat
nooit had kannen doen."
Wij vertrouwen, dat de afd. Schiedam op de verga
dering te Dordrecht vertegenwoordigd zal zijn.
Beter ten halve gekeerd dan ten
volle gedwaald.
Geheelonthouder worden Neê hoorzoover is het
nog niet met me. Ik ben geen dronkaard. Een borreltje,
nou ja, dat gebruik ik wel eens, maar matig, zie je,
matigheid da's 't ware. Alles wat je te veel gebruikt
is nadeeligzoo is het met alcohol ook, maar zoo
tusschenbeide een klaartje of bittertje, dat kan geen
JoEaadrxdaar knap je heelemaal van op. Geheelonthouder
worden 'k zou je bedanken. Wat heb je dan aan je
leven Je bent dan net een oud wijf, of een echte
droogpruimerja, als je 't goed beschouwt, zijn 't
menschen, die de maatschappij te kort doen, want ze
willen een drank, waarvan de fabricage heel wat
menschen werk geeft, niet eens slikken.
Wat een tegenwerpingen en beschuldigingen, hè
Zoo'n geheelonthouder heeft toch eigenlijk een miserabel
leven en een miserabel beginsel, zoo denken zij ten
minste. Maar dat komt enkel, omdat zij er zich geen
voorstelling van kunnen maken, wat eigenlijk een
geheelonthouder en een geheelonthoudersvereeniging is.
Zij denken b.v. dat zoo'n onth.-vereen. een vereeniging
is, waar je aan moet gaan als je een aartsdronkaard
ben. Iemand die matig is of niets gebruikt, hoeft niet
aan een vereeniging te gaan. Maar is dat wel waar
is een dronkaard ook niet matig heweest? Ja, dat zal
toch welDaarom, bedenkt welten halve gekeerd is
'beter dan ten volle gedwaald. En al ben je nou nog
zoo matig, toch bestaat er kans op misbruik, want
gebruik van alcohol is al misbruik.
De maatschappij te kort doen, dat willen wij niet.
Wel willen wij hen veranderen, en de branderijen en
piritusfabrieken plaats laten maken voor fabrieken van
meubelen, kleederen en voedingsmiddelen. Dan zal het
geld, dat nu weggegeven wordt om zich te vergeven,
besteed worden aan nuttige huishoudelijke artikelen.
Daarom matige menschen, beter ten halve gekeerd dan
ten volle gedwaald. Schaart u onder de blauwe vanen
en help mede ons volk te verlossen van een kwaad, dat
y kzinnig, misdadig en ongelukkig maakt.
Gij^Sir die' uw naasten, die bovenal uw kinderen
liefhebt, laat.ons toch niet langer alleen staan! komt
tot onshelpt ons de heerschappij van kroeg en drink
gewoonten vernietigen. Honderden zwakken en slacht
offers van de alcohol, en duizenden moeders en kinderen
zullen u later voor uw hulp dankbaar zijn.
(Deze rubriek staat onder redactie en verantwoordelijkheid
van de Afdeeling Schiedam der Ned. Vereen,
van Spoor en Tramwegpersoneel.)
Wij zullen voor ditmaal de voor ons beschikbare
ruimte gebruiken, om terug te zien in de week die
achter ons ligt, de week van strijd en spanning voor
het spoorwegpersoneel. Niet dat het personeel voor
zich zelf heeft'moeten strijden, maar iets veel schooners
en heerlijkers; zij heeft getuigenis gegeven van haar
solidariteitsgevoel voor haar mede-arbeiders, de Amster-
damsche transportarbeiders, gesteund in den strijd om
recht en billijkheid.
Alle leden of mei-leden stonden klaar, onverschillig
tot welke spoorwegorganisatie zij behoorden, om op
het eerste teeken van het Hoofdbestuur den boel stop
te zetten in allerijl vergaderingen beleggende, vast
stellende nooit of te nimmer onderkruipersdiensten te
verrichten. Glorierijk was het te zien hoe allen klaar
stonden, met vuurspattende glanzende oogen, eigen
belang, kans op schorsing en ontslag vergetende, zich
geheel opofferende voor hun mede-arbeiders.
Wie had dat ooit kunnen en durven denken, dat het
spoorwegbedrijf ooit zou kunnen worden stop gezet?
Zelfs Oudegeest, een der grootste leiders van het georga
niseerd spoorwegpersoneel, zei nog voor drie weken
terug, dat staking van het spoorwegpersoneel nog wel
25 jaar op zich zou laten wachtenen ziedaar, Zater
dag en Zondag, daar stond de boel. Het is dan ook
een waarheid dat de minste beambte in het bedrijf
evenmin kan worden gemist, zoomin als het kleinste
t deeltje aan de machine om te kannen rijden.
Schitterend is dan ook de verrassing, en de trotsche
kapitalisten hebben kunnen zien wie in werkelijkheid
de baas zijn zij die hebben de middelen of de krachten.
De stoere en aan hoogmoedswaanzin lijdende H. IJ. S. M.,
die tot heden toe alle verzoeken van het personeel voor
kennisgeving aannam, geen enkele grief onderzocht of
onrechtvaardigheid ongedaan maakte, heeft thans, nu
nog niet eens een derde deel in den strijd stond, den trot-
schen en eigenzinnigen kop in den schoot gelegd. Zij heeft
bij onzen eisch, geen onderkruiperswerk te verrichten, geen
wraak te nemen op het gestaakte personeel, ook nog
deze gevoegd; dat de organisatie het lichaam zal zijn
erkend door de maatschappij, om de belangen van het
personeel te behartigen en de grieven langs vriendschap-
pelijken weg op te heffen.
Wie den strijd heeft mee gemaakt, of wie ze heeft
aanschouwd, zal moeten zeggen (het zij vriend of vijand):
de spoorwegjongens zijn wel opgevoede menschen, waardig
als man een woordje mede te spreken in de maatschappij.
Want niet tegenstaande op de meeste plaatsen de staking
was uitgebroken midden in het verkeer, op het drukst
van den dag, heeft het materieel niets of heel weinig
te lijden gehad. De stalen paarden werden op stal gezet,
sein en blokhuizen gesloten, of aan de politie (die geen
overlast werd aangedaan) overgedragen. Toen de staking
was opgeheven, en de op verschillende plaatsen vergade
rende stakers hadden besloten op een bepaald uur den
arbeid te hervatten, was ieder beambte op tijd en netjes op
zijn post. Bewijzen van ordelijkheid en goede gezind
heid te oyer. De spoorwegautoriteiten zullen dan ook
goed doen (hoeveel schade ze ook hebben geleden met
het stilstaan van het vervoer) hulde te brengen aan het
stakend personeel, dat voor het goed der maatschappij
heeft zorg gedragen alsof het hun eigen was: althans
iets anders van inhoud uit te geven, als datgene wat
de H. IJ. S. M. den 3 Februri 1.1. als manifest 1) onder
de beambten heeft doen uitreiken.
Hiermede zullen we ons artikel sluiten, in vertrouwen
dat alle Schiedamsche arbeiders een voorbeeld zullen
nemen aan dat stuk „klassenstrijd," gestreden door het
spoorwegpersoneel.
Maakt u sterk, organiseert u, vertrouwt en steunt
elkander, opdat het groote werk, de verlossing van het
proletariaat uit den modderpoel der ellende, voor en
door de arbeiders, licht en gemakkelijk zal geschieden.
Hoog de solidariteit
WijzeO, wat een schande
Waarom moet het volk in de branderij
In 't holst van den nacht reeds beginnen
Als héél de natuur nog tot rust dwingt gaan wij
Die sombere kerkers reeds binnen!
Zijn wij geen menschen,
Smachtend óók naar rust, naar leven
Forsch aangeheven:
„Weg met den nachtarbeid
Onz' handen zijn eelt onze ruggen zijn krom
En stijf en verstramd al onze leden
Versuft is de geest wij behooren óók: dom...
Totaalzeer gemakk'lijk te kneden
Wij, brandersknechten,
Mogen enkel tobben, zwoegen
Wat wij ook vroegen -
Nimmer waren de heeren „thuis
Wij zijn zoo tevreden we hebben 't zoo goed,
We krijgen zulk' bar hooge loonen
Geheel volgens „stand" dus gekleed en gevoed
Zijn w' ook volgens „stand" aan het wonen
Zie onze krotten
Weggestopt in slop en stegen
Maar nog terdege
Goed voor een brandersknecht
Wij hebben voorzeker te lang reeds berust
Nu klinken te luider onzej kreten
Wij eischen nu recht de patroons zijn onthutst
Zij hadden ons waarlijk vergeten
Gaan wij ten strijde
Hecht en sterk te zaam verbonden,
Daav'ren de monden
Leve de Vereeniging!"
de Br.
De Nachtmerrie. Geachte lezer, heb je wel
eens van de nachtmerrie gehoord Dat is, als je zoo
klaar wakker bent en alles waf er om je heen gebeurt
nauwkeurig kunt waarnemen, zonder dat je in staat
bent een spier te verroeren. Je ligt als een paal op je
rug, je weet dat je zoo ligt, je doet bovenmenschelijke
pogingen om dien centenaarslast, die op je drukt en je
't ademhalen belemmert, van je af te wentelen en je te
bewegen. Je overlegt bij je zelf„'k zal 't met mijn
oogleden probeeren." Mis, ze blijven gesloten, dan mijn
been, geen sprake van. 't Blijft als een paal zoo stijf.
Mijn arm, geen denken aan. Tot eindelijk, goddank,
net als je dachtnu zal ik stikken, krijg je in eens de
heerschappij over je spieren terug. Die 't eens gehad
heeft, wil 't voor geen tientje terug hebben Je wenscht
het je grootsten vijand niet toe.
Eu nu is er hier in de stad zoo'n degelijke knul, die
't haast alle nachten heeft Geen wonder dat de stakkerd
er over klaagt en zijn hart eens wil luchten. Of je den
naam mag weten van den ongelukkige Wel zeker,
't Is Y. Zde bekende uit d§ „Nieuwe Schiedamsche
Courant. In „'torgaan der Katolieken hier ter stede"
schreit hij zoo nu en dan wat uit over 't groote leed
dat 'm des nachts op zijn legerstede overvalt. Zoo waren
't den vorigen keer de stadsjantjes. die 'm wilden worgen
in zijn slaap, of die leelijken rooien.
Maar toen heeft hij ze eens goed de waarheid gezegd
en nu laten ze hem met rust.
Maar och, wat geeft dat. Hij is er niks op verbeterd.
Hij verbeeldt zich nu, al nachten lang, dat al het hout
en ijzer noodig voor de Beursbrug 'm op de zwoegende
borst wordt gestapeld. En daar boven op zit dan de
aannemer van de b ug 'm treiterend uit te lachen en
'm toe te loepen: „'k Betaal toch geen boete, al is ie
te laat klaar!"
O, God, dat schrikkelijke, eiken nacht weer, dat was
niet om uit te honden. Vooral in den nacht van den 30en
op den 31en Januari jl. was 't zoo erg, dat ie weer
eens flink uit most huilen van de groote smart, die 'm
beroert
En in smartvolle klanken galmt 't nu door de nauwe
kolommen van het Zaterdagnummer van de N. S. C.
over hout, ijzer en aannemers.
Ongelukkige stumperd, we deelen je smart. Wees
overtuigd van onze sympathie.
Brandpremies. De groote branden, die in de
laatste maanden onze gemeente hebben bezocht, hebben
opnieuw bewezen, dat er ook in dezen tak van den
gemeentedienst veel niet in den haak is. Zoo zijn pas
in het midden der vorige week de loonen (en welke
loonen20 cent per uur en premies betaald voor de
groote branden van de Riga en De Driekleur. Wij zullen
zoometeen nagaan, aan wie de late, schandelijk late beta
ling van deze gemeentewerklieden (volgens art. 56 der
verordening „hij, die eenige betrekking bij de brandweer
aanneemt, verbindt zich daardoor aan den dienst dei-
gemeente") ligt. Eerst willen wij op iets anders wijzen.
De 4 premies voor den brand van de Driekleur wer
den gegeven aan spuit no. 8, no. 7, no. 2 en no. 3.
Maar volgens alle bij spuit no. 6 betrokken spuitgasten,
die van den aanvang af aanwezig waren, kwam de 4e
premie toe aan hen en niet aan spuit no. 3. Met z'n
vieren sleepten ze hun spuit naar de Willemskade; een
heerlijke kans om 50 cent extra te verdienen50 cent,
dat wil zeggen een kilo vleesch of een week brandstof.
Maar de premie ontging hen. Zij protesteerden bij hun
brandmeester, den Heer Eijckevorseltevergeefshet
college van brandmeesters had besloten, en daarmee
basta. En hoe kwam dat college van brandmeesters
tot dat besluit Toen spuit no. 6 aankwam, was alleen
brandmeester Zeilstra aanwezig diens aanwijzing alleen
besliste dus. Nu blijkt hij zich vergist te hebben
de spuitgasten van no. 6 zijn hun premie kwijt.
Het is verre van ons, konder nadere redenen den Heer
Zeilstra deze vergissing als een groote fout aan te
rekenenhij had zijn handen natuurlijk meer dan vol.
Maar een feit is en blijft het toch, dat de mannen, die
het verdienden, niets kregen, en dat dit is in strijd met
de verordening.
Over de premies spreken de artikels 119 en 120 van
de verordening, dagteekenende van Juni 1880. Daar
van deze verordening slechts één eenig exemplaar
bestaat (ons welwillend ter inzage verstrekt), drukken
wij deze beide artikels af
Art. 119.
De manschappen (Onderbrandmeesters, Pijpvoerders,
Pompers en Lichtdragers) der vier spuiten, die het
eerst water in den brand hebben gegeven, zullen een
premie genieten, die onder hen zal worden verdeeld.
De eerste premie bedraagt f 60.de tweede f 40.
de derde f 30.— en de vierde f 20.
De 2e, 3e en 4e premiën zullen genoten kunnen
worden door de tweede, derde en vierde aankomende
spuiten, ook zonder dat deze water gegeven hebben,
tenzij de brand reeds vóór hun aankomst door de hun
vóór geweest zijnde spuit of door andere middelen moge
zijn gebluscht.
Art. 120.
De premiën worden door Burgemeester en Wethouders
toegewezen op het rapport van het Collegie van Brand
meesters en door de Brandmeesters gelijkelijk verdeeld
onder de in het voorgaande artikel opgenoemde man
schappen der spuit, met uitzondering van hen die of
geheel afwezig zijn gebleven of te laat gekomen zijn
om tot de brandblussching te kunnen medewerken, of
in de termen vallen van art. 94.
(Art,. 94 schrijft o a. voor dat deze premiën ver
vallen voor wie zich schuldig maakten aan plicht-
vet zuim of misbruik van sterken drank gedurende
den dienst.)
Wij leggen uit deze artikels deze punten vastlo.
dat bij iederen brand f 150.— aan premies verdeeld
moeten worden, gelijkelijk verdeeld moet worden tus-
schen alle manschappen der spuit, die vóór het einde
van den brand aanwezig waren, en 2o. dat B. 'en W.
de premiën toewijzen op voordracht van het College
van Brandmeesters.
Wat het eerste punt betreft, wij meenen reden te
hebben om er aan te twijfelen, dat daaraan de hand
wordt gehouden, en dat alleen de weinigen die samen
de spuit op het terrein van den brand brachten, premie
geld ontvangen. Wij houden ons aanbevolen voor in
lichtingen hieromtrent van alle spuitgasten.
En wat het tweede punt betreft, daaruit volgt dat
I
1) Wat ons niet erg aanstaat.