Van week tot week. Vlaardingen. rijen, in de een meer in de ander minder, onvoldoende voor de veiligheid der arbeiders is gezorgd. Wat we echter wel doen, dat is, de brauders er op wijzen, dat hier in korten tijd vier verschrikkelijke ongelukken hebben plaats gevonden, die misschien voorkomen hadden kunnen worden. Wat we wel doen, dat is protesteeren tegen branders, die door misplaatste zuinigheid, hun werkvolk aan groot gevaar blootstellen. Wat we wel doen, dat is de arbeiders opwekken, in hun vereeniging te agiteeren voor beter ingerichte werk plaatsen, meerdere veiligheidsmaatregelen, ze opwekken om misstanden te publiceeren en zoo onwilligen te dwin gen, tot wat ze goedschiks niet willen doen. Die slechte Moker en die goede Rost De Moke.r heeft weer een raken tik gegeven en een verdienden ook. 't Is de heer Rost, die 'm te pakken heeft. En in de plaats van zich nu koest te houden en te denken: „'k Heb mijn verdiende loon" gaat ie net als een klein kind hardop zitten schreien in de N. S. C. van: Jij, leelijke vuile Moker, sla je eigen, 'k heb toch niks gedaan". Maar en passant bevestigt hij behoudens een kleine uitzondering wat wij schreven. Wij schreven n.l. dat er des Zondags wordt gewerkt van 2 uur of half drie tot halt negen en van 10 uur tot half twaalf. Rost zegt: ze we ken van 8 tot 7 uur of half acht, en van 1>> uur tot ongeveer kwart voor elf. De arbeidstijd, die Rost opgeeft, is dus korter, dan die ons was medegedeeld. Wie of juist is, onze berichtgever ot Rost zullen we onderzoeken, maar geconstateerd is 't, dat 't volk op Zondag tweemaal de branderij in moet, en dat is 't wat we Rost zoo kwalijk namen, want vakmannen beweren, dat die tweede gang niet noodzakelijk is. We schreven echter meer. Terwijl de knechts werken, gaat Rost naar de kerk. Rost houdt hierover zijn mond. Dat is dus waarheid. Eiken morgen wordt er begonnen om 2 uur of half drie, zeiden we. Rost zwijgt er over. 't Is dus waarheid. Rost (of zijn geestelijke adviseur) schrijft nog meer. Aan 't slot gaat ie schelden, wat niets netjes is van zoo'n kerkelijk man. Vooreerst zegt ie: De Moker-redactie bestaat uit openbare onderwijzers, opvoeders der jeugd. Meneer Rost, je mankt hier erge rare sprongen; je hebt die zeker van meneer de Groot afgekeken, kun je bewijzen wat je zegt. Dan zegt ie: je stelt de feiten in een valsch dag licht of verdraait ze. Pardon meneer, we zetten ze in een helder daglicht en zoo recht mogelijk. Dat zoo iets niet naar den zin is van personen van uw kaliber, begrijpen we zeer goed. Verder: Hij (d. i. Rost) wil met alle gepaste middelen streven naar Zondagsrust, maar zegt hjj: „laat dat maar aan ons over, met razen of tieren komt men niet verder en uw goeden raad hebben we niet van noode". Och gut, gut. Wat een ijverig voorvechter van Zondagsrust is die goede Rost in eens geworden. Jammer maar, dat zijn eigen personeel er niks van merkt. In „gemoede" Rost, een beetje opsnijen mag wel, maar nu maak je 't te erg kereltje. Op die manier zou je zelf vervallen in wat je ons aanwrijft, n.l.: „de goê- gemeente wat voor te liegen". Tot slot Rost, een vraag: Is't waar, dat uw patroon, direct nadat hij de vorige week de Moker gelezen had, naar de branderij is gegaan, het personeel bij elkaar heeft geroepen, en heeft medegedeeld, dat er ver andering moest komen in den werktijd op Zondag? Dag man! Prettige Zondag! Voor onze Vroede Vaderen. Het vakblad van den B. v. N. O., de Bode meldt het volgende „De bij wijze van proef aangestelde schoolartsen „hebben te Berlijn zoo goed voldaan, dat het magis- „traatscollege voor heeft gesteld, hun aantal van 12 „tot 30 uit te breiden en aan elk hunner een jaar- „lijksche vergoeding van 2000 mark toe te kennen. „De sociaal-democraten willen nog verder gaan en voor „elhe school een schoolarts aanstellen, in 't geheel „264. Een commissie zal nu onderzoeken, of zoo'n „groot corps schoolartsen noodig is, dan wel of één „dokter verscheidene scholen te zamen voor zijn reke ning kan nemon." We hebben gemeend deze ammunitie niet aan onze voorstanders-raadsleden van schoolartsen te moeten bnthouden. We verwachten bij de behandeling van het adres van Christenzijde zulke bezwaren, dat de verdedigers wel mogen zorgen, zich voldoende te wapenen tegen de reactionnaire aanvallen. Opgepast, RaadsledenIn de volgende Raadsvergadering zal aan de orde komen, het de vorige maal aangehouden voorstel, waarbij B. en W. zullen trachten, de bevoegdheid te verkrijgen, voortaan dén opzichter der plantsoenen, den opzichter der gemeente werken en den klerk ten kantore van gemeentewerken, te benoemen. We geven den gemeenteraadsleden ernstig in over weging* aan dezen reeds meermalen getoonden zucht van het Dagelijksch Bestuur, om zich rechten zien te verschaffen, die volgens de wet, aan den Raad be lmoren, niet toe te geven: B. en W. zijn slechts de uitvoerders van den wil van den Raad. En in die functie hebben ze heusch al macht genoeg. Bovendien moet een benoeming, wil zij zuiver zijn, door zooveel mogelijk personen geschieden, niet door enkele. De gelegenheid om protégés zoodoende aan een goed baantje te helpen, wordt er door vergroot. We- hopen, dat de Raad dit in zal zien, en geen „ja" zeggen, omdat „de Moker" „neen" zegt. Iets over een benoeming. In de laatst ge houden raadszitting kwam ook aan de orde, de benoe ming van twee leden voor de plaatselijke schoolcommissie- Benoemd werden de Heeren Dr. C, R. Verinaes en H. van der Drift, ieder met acht stemmen. Of er met deze nieuwe elementen, ook wat van 't hoognoodige nieuwe bloed in dit lichaam is gekomen Wij gelooven, dat de toestand vrij wel dezelfde gebleven is. Over den heer Vermaes kunnen we kort zijn. Zijn inzicht in zaken, zijn adviezen, zijn stemmingen, zul1 en wel niet heel veel afwijken van die van den voorzit er, den heer Vinkensteyn. Maai- hoe is het mogelijk, dat hij zich na het échec de vorige maal op nieuw liet candidaat stellen Treurig. Met den heer v. d. Drift zijn we niet zoo gauw klaar. Oogenschijnlijk is diens benoeming een stap in de goede richting. Immers, de schoolcommissie, die reeds al te lang bestond enkel uit bourgeoisleden, is nu ver rijkt met een middenstandsman, die (met autori teiten-begrippen rekening houdende) een noodzakelijke brug. vo mt tot de arbeiders. We willen dus voor dezen kper wel eens zoo wel willend zijn, om de voordracht van de heeren v. d. Drift en Alers (die ook op de voordracht stond) niet te be schouwen als een bewijs van de treurige waarheid, dat de heeren in hun eigen kring géén geschikte candi- daten meer kunnen vinden, maar willen er enkel en alleen een concessie in zien aan den tijdgeest, die eischt, dat onze regeeringslichamen voor alle klassen worden ontsloten. Die tijdgeest eischt echter meer. Hij eischt o. a. en wel in de eerste plaats, dat de personen, die zitting zullen hebben, in welk lichaam ook, bere kend zullen zijn, hun taak behoorlijk te vervullen. En niet alleen, dat zij het hunne moeten kunnen bijdragen tot een goede werking van het openbaar lichaam, waarin zij zitting hebben, bovenal moeten zij dit willen. En in dit opzicht nu meenen wij, is men dezen keer allerongelukkigst geweest. Afgezien van alle mogelijke en onmogelijke capici- teiten, die de heer v. d. Drift bezit of meent te bez tten, afgezien van zijn politieke-, afgezien van zijn gods dienstige richting, gelooven we toch te mogen zeggen, dat de heer v. d. Drift ons Schiedamsch volksonderwijs al een heel klein beetje vooruit zal brengen. 't Bewijs hiervoor heeft hij zelf geleverd. Genoemde heer is ook lid (geweest) van de Commissie tot wering van Schoolverzuim. Door 't aannemen van deze be noeming heeft hij verklaard voorstander te zijn van getrouw schoolbezoek. En wat deed nu de heer v. d. Drift. H\j had onder schooltijd een leerplichtigen jongen in zijn dienst. Zeer zeker heeft de heer v. d. Drift hiermee bewezen een origineele opvatting te hebben van 't gewicht van 't ambt dat hij bekleedde. Of die opvatting echter wel in overeenstemming was met de bedoeling van den wetgever, is wel aan eenigen twijfel onderhevig. En zoo'n man benoemt men nu tut lid van de school commissie, die naast andere zaken ook het getrouw schoolbezoek heeft te bevorderen Als de heer v. d. Drift zijn benoeming aanneemt, wat wij niet hopen, is de Schoolcommissie weer een reactionnair lid rijker, en zal alles in dat achtbare iichaam zijn ouden gang gaan. Venijnig. Tot openlijk front maken tegen de sociaal-democratie in 't algemeen, en tegen „de Moker" in 't bijzonder, heeft de Schiedamsche Courant het niet gebracht. We hebben alle reden om te veronderstellen, dat de redactie dit niet durft. Onder tafel een trapje op de teenen geven, dat is taktiek, die ze in de Boterstraat echter wel aandurven. Zoo stond er van de week onder 't gemengd nieuws een venijnig berichtje naar aanleiding van den oproep van de administratie van het Volk, om overal waar dit mogelijk is, kosteloos met het blad te colporteeren, 'k Geloof, dat er bovenstond „Goedkoope arbeids kracht.' En daarin zit 'm natuurlijk de venijnigheid. In plaats van eens in een degelijk artikel te beproeven aan te toonen, dat wij S. D., wel schermen metgroote woorden, en wel eischengoedbetaalde arbeid, maar ons eigen stelsel niet in praktijk brengen (want dit be doel de redactie natuurlijk), in plaats daarvan niets dan „Goedkoope arbeidskracht!" Het nieuws- en advertentieblad kan natuurlijk niets gevoelen voor hen, die uit liefde voor hun beginsel, geheel belangeloos met hun eigen blad colporteeren. Dat niemand zoo iets voor de S. C. over heeft, is nog al begrijpelijk. Spoorwegpersoneel. We meenen geen nieuws te vertellen, als we zeggen dat in strijd met 't bericht in de „S. Ct." de organisatie van Spoorwegpersoneel niet verdwenen is. Ze is er nog, hoorEnkele Delftsche partijgenooten hebben flink propaganda gemaakt en 't resultaat daarvan is alweer bevredigend. Dinsdagavond sprak Alberda in eene huish. verg. van de spoorjongens over de ontworpen wetten. Den Delfte naars zij voor hunne toewijding hier onze hartelijke dan" betuigd. Echter moet er nog meer gedaan worden, en wij wekken onze partijgenooten dringend op alle zaakjes voor 't oogenblik te laten rusten en flink de propaganda onder 't spoorwegpersoneel ter hand te nemen. De tegen-* partij zit ook niet stil den chef vooral is steeds i aktie de menschen van hun „dwalingen" terug te brengen, We zouden echter meneer den chef beleefd verzoeke zich van alle pressie te onthouden als-i de menscher waarlijk tevreden kan maken, moet-i 't maar doen. Toe, partijgenooten, alle hens aan dek ook Schiedam moet zijn aandeel in den grooten strijd onzer dagen leveren, 't Is lang genoeg immer achteraan gekome thans de handen aan den ploeg! „Het Volk." In deze troebele tijden stelt ieder belangstellende en ieder belanghebbende zich gaarne op de hoogte van den gespannen toestand. Wie zijn op dit oogenblik de meest belanghebbenden, wie moeten dus de meest belangstellenden zijn? Dat zijn de arbeiders, die bij het slagen van de plannen der regeering aan handen en voeten worden gebonden. Dat zijn zij, die met alle eerlijke en wettige middelen zich een goed bestaan willen verschaften. Dat zijn zij, die gevoci dat in vereeniging, in organisatie kracht schuilt. Op welke wijze kunnen de arbeiders het best op de hoogte blijven van den werkelijken toestand? Zij dienen zich alleen, met zijn tweeën of div „e abonneereu op ons dagblad „Het Volk", da i week kan worden betaald, 15 cent per week, waarvoor men dan tevens een uitstekend verzorgd Zondagsblad ontvangt. Arbeiders! het gaat om uw belang. Bedenkt dit elk, uur vau den dag! Aarzelt geen oogenblik meer, u te abonneeren op ons dagblad „Het Volk". Agent hier ter stede is: St. Klepke, Helenastraat 16, die u ook gaai; op aanvrage proefnummers toezendt. Organisatie. Zoo zoetjes aan komt er wat le in de brouwerij. Het grootste deel der schildersgezel heeft zich georganiseerd en zoo doende zijn wij ee vakvereeniging rijker geworden. Wat de organisat betreft, dienen nu twee dingen te gebeuren In eerste plaats deze hechter en sterker mak r goede geest in brengen en het ledenaantal uitbi En voorts zijn kracht niet zoeken in isolement, zich aansluiten bij de landelijke vereenigingimmer Vlaardingsche schildersgezellen zijn een deel van 't internationale proletariaat. Of organisatie noodig was Eenige feiten vertell genoeg. Dezen winter waren van de 45 gezellen bo de achttien jaar 21 werkeloos. En dat in een stad Vlaardiugen, waar de bouwvakken zoo bloeien. W een bewijs, dat zelfs in een zoo gunstige periode schilders er nog ongunstig aan toe zijn. Zij zijn ook begonnen met meer loon te vragen, het te brengt van 17 op 20 ets.; dit vooral motiveerende op de groo werkloosheid. Maar ook een betere verdeeling va den arbeid zou hier het aangewezen middel zijn. Do zooveel vragen zij vooreerst niet. Wel is de werkti des zomers llVs a 12 uur, is deze veel te lang,"ma met loonsverhooging is men voorloopig tevreden. Dat er meer grieven zijn, moge het volgende bc Er bestaat een zoogenaamde loggercampagne, die -* weken duurt. In dien tijd moeten de loggers geverf worden, wat, onder ons gezegd, een zoo smerig baan*- is, dat de schilders in dien tijd juist een geheel schildei tenue verslijten. Doch vergoeding, ho maar, de meeste geen cent en sommigen een schijntje. Aan de nieuwe vereeniging zij een krachtig leven toegewenscht. h UIT DE PERS Ik vermoed, dat de Vlaardingsche aan 't eind g komen is van haar artikelenreeks over het gevaarir der arbeiderskwestie. Zij eindigt tenminste haa^HPTe stuk met meer dan een kolom vragen, wat een^spec- tabele hoeveelheid is. Wij zullen er een paar beant woorden. „Helaas (o, verzuchting, die iemand doet kennen in 't diepst van 't gemoed, red.), waarom wil de stand der handwerkslieden thans de eerste zijn Helaas, zoo kunnen wij thans ook zeggen, wij hebben ons verga loppeerd. Maar de wil was goed. Wij kunnen niet antwoorden, omdat de vraag niet goed is. De i^i werksstand wil de eerste niet zijn, de arbeiders w de gelijken zijn van allen. „Is hij dan zooveel godsdienstige!-, wetenschappel in elk opzicht meer tot regeeren bekwaam, d andere standen?' Wat het eerste betreft, wij het niet, de andere vragen kunnen wij beantw< met een „helaas, neen." Maar tevens zullen wij uitroepen, en dat is uw sv, vervloekt kapitalisme, dat hunkert naar alles, wa

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1903 | | pagina 3