Nog eens de staking-
Vliegen vangen.
Eenvoudige Waarheden.
De staking, de reuzenworsteling van Kaptaal en
Arbeid, ligt nu al eenige maanden haast achter ons.
De kreten van triomf, het geroep om wraak van de
overwinnende beurgeois en zich daarmee gelijkstellenden
beginnen langzamerhand te verflauwen,
Men schijnt zich blijkbaar zoo zachtjes aan genoeg
vermeid te hebben in de nederlaag door het werkers
volk geleden, men schijnt zich genoeg gewroken te
hebben op de menschen die het wagen durfden tegen
het gezag op te treden, toen zij meenden, dat dit het
op de weinige vrijheid gemunt had, die zé nog bezaten.
De vreugdekreten en 't wraakgehuil verstommen.
Hier en daar schijnt men zelfs gezien te hebben dat
men te ver gegaan was, schijnt men gevoeld te hebben
dat men in zijn geroep om vergelding te strenge straffen
toegepast heeft, dat het slachtoffers maken, geen werk
was van menschlievende edelmoedige strijders.
Al spoedig nadat men tot de groote uitsluiting over
ging, verrezen hiertegen stemmen. Toen echter niet
omdat men de hongerzweep een te gestrenge straf vond,
maar omdat men vreesde, dat men door zoovelen onge
lukkig te maken, een groep van menschen zou vormen
die wel eens zeer gevaarlijk zouden kunnen worden
voor de maatschappij in 't algemeen en voor sommige
personen in die maatschappij in 't bijzonder.
Zoo'n medelijden, dat berust op een drang naar eigen
veiligheid, is natuurlijk niet je ware. Zeker is dit geen
Christelijk medelijden.
Een ander soort medelijden begon te spreken, toen
men den omvang gezien had van de ellende, die men
alom had aangebracht, of die men althans niet had
pogen te keeren.
Toen was het janken en huilen van „arme kerels, zie
toch eens, waarin ge u zelf hebt laten brengen door uw
leidersToen ging men zijn eigen slachtoffers beklagen.
Dit was farizeeisch medelijden, oftewel mede
lijden van den kouden grond.
Slechts enkelen heeft men gehoord van de tegen
standers, die zich eens in de plaats hebben gedacht
van menschen die jarenlang om verbetering van recht
matige grieven hebben gevraagd, en inplaats van weg
neming van deze grieven, zagen, dat men hun een deel
hunner vrijheid wilde ontnemen.
Had men dit meer algemeen gekund dan zou er een
ander soort van medelijden getoond zijn. Men had des
noods de middelen, die de arbeiders in hun strijd hebben
gebruikt, niet ten volle kunnen goedkeuren, men had
zich dan toch kunnen begrijpen, dat ze tot die midde
len hun toevlucht namen. En men had dan de arbeiders
in hun strijdmieren kunnen bekampen, zonder daarom
nog den strijd in zijn geheel, zooals nu gedaan is, te
vermoorden.
Tot zulk een hoogte van beschaving heeft de Neder-
landsche bourgeois zich, behoudens een enkele gunstige
uitzondering na, niet kunnen verheffen.
Men kon in de spoorwegmannen niet zien een groep
van menschen, die jaren en jstren hadden gezucht onder
drukkende en knellende bepalingen, die somwijlen aan
grove willekeur waren onderworpen, die meenden, ver
wachten, na 31 Januari, dat er door de spoorweg
directies eindelijk gehoor verleend zou worden aan hun
billijk verlangen, en die in plaats van deze tegemoet
koming van den kant hunner superieuren nog meer aan
banden gelegd dreigden te worden door de wetgevende
macht.
Neen, men zag in hen alleenlijk de oproerkraaiers,
de revolutiemakers, die het wettig gezag wilden onder
mijnen, of nog sterker, wilden omverwerpen.
De grootst mogelijke moeite heeft men zich van ver
schillende zijden gegeven om deze onware voorstelling
te verbreiden.
Onwaar zeggen wij, beslist onwaar.
Wanneer het toch de spoorwegmannen te doen was
geweest te ageeren tegen het gezag als zoodanig, wan
neer het in hun bedoeling had gelegen revolutie te
maken, dan hadden ze hiertoe alle gelegenheid gehad
op 31 Januari. Toen stonden ze oneindig veel sterker
dan bij de 2e staking. Toen gingen ze echter allen weer
rustig aan den arbeid en in plaats van hierin een bewijs
van ordelievendheid te zien, en een teeken van ver
trouwen tegenover hun superieuren, beloonde men de
volgzame arbeiders met de bekende wetten.
In dezen geest dient de staking beschouwd te worden.
Maar we weten het nu eenmaal, onze tegenstanders
zoeken nooit naar de motieven, die ons tot de een of andere
handelwijze noopen, ze vestigen steeds al hun aandacht
op die handeling zelf en op de gevolgen die deze han
deling wanneer ze slaagt, hebben zal. En aangezien
deze handelingen dikwijls er op gericht zijn door gebruik
gewettigde begrippen en toestanden, waarin het meeren-
deel der menschen als het ware vastgeroest zit, te ver
anderen of te doen verdwenen, kan het haast wel niet
anders of ze moeten ons verkeerd beoordeelen. Dit
niet volkomen notitie nemen van al onze daden en wat
daaraan is voorafgegaan, maakt dat een groot deel ons
niet volkomen begrijpt en daarom scherp tegen ons
gekant is.
Ook wij, Schiedamsche Sociaal-Democraten, kunnen
van die miskenniug meepraten. Ook wij weten dat
men ons dikwijls verguist èn veracht omdat wij Sociaal-
Demokraat heeten. Die houding tegenover ons is er
na de spoorwegstaking niet beter op geworden. Ook
de Schiedamsche niet-Sociaal-Demokraten hebben in die
staking niets anders gezien dan een formeele gezags-
aanranding. Ze hebben zich niet weten te verheffen
boven het gewone peil der alledaagsche beschouwingen.
Vandaar dan ook, dat onze vijanden zich feller tegen
ons kanten, dan ze dat voor de staking toonden. Men
was langzamerhand al een beetje aan ons gewoon ge
raakt en al bejegende men een sociaal-democraat toch
altijd wel eenigszins anders dan eep gewoon sterveling,
het fanatieke van sommige onzer tegenstanders begon
langzamerhand te verdwijnen.
Na de laatste gebeurtenissen is dit weer veranderd
en de oude haat is bij sommigen weer boven gekomen.
Men wil ons weer bestrijden met alle middelen die
hun ten dienste staan, lage verdachtmakingen en ver
wijtingen niet te slecht achtend in dezen strijd.
Wij, sociaal-democraten, betrekkelijk nog een kleine
groep onder de Schiedamsche burgers, dienen pal te
staan tegen die aanvallen.
Als één man dient de tegenpartij ons te vinden, een
en onverbreekbaar.
Kleine meeningsversohillen over tactiek etc. kunnen
ons in onzen grooten strjjd belemmeren.
Laten we vooral in deze dagen, nu alles zich weer
tegen ons keert, deze geschillen zooveel mogelijk op
zijde zetten. Dat ziju we verplicht als deelnemers aan
den grooten strijd, waaraan we geheel vrijwillig zijn
deel gaan nemen, maar, die daarom toch en terecht
den geheelen mensch vordert. In alles wat we doen en
zeggen: we dienen sociaal-democraat te zp.
Daarom allen vereend.
Allen voor éen, éen voor allen.
Hm hm Heb-i 'm-al gezien Hè,
psssstpssssthoor-i me niet Hè-je 'm
nou al gezien
Grinder loopt-i
Baas baas-iMijn 'r-een
'k Heb 'r eindelijk een bemachtigd, maar
heere-m'n-tijd, ik kende ze haast niet. Dat Christelijke
Aktie-tje, zoo vet en vies van uiterlijk, zoo waar ver
groot, wel 2 maal zoo groot as anders. En ze hebben
d'r best gedaan haast kon 't niet om 't 'r nog 'n
tikkie onoogelijker te doen uitzien.
Maar de inhoud, zie-je, die lapt 't 'm.
As-i me nou
De colporteur stopte ze mij in de hand met de ver
zekering, dat 'r zoo'n boeiende feuilleton in stond. Erg-
boeierigIk was al bekoord, da's te begrijpen
„Aan onze lezers opent de reeks artikelen, die de
„groote" Aktie bevat. Daarin wordt verteld dat ze nu
groot is, en ook dat ze nu van tijd tot tijd zal aan
bieden een meer uitgebreid hoofdartikel, waarin op
bevattelijke (dat vooral waren we toch al gewend)
wijze toestanden worden besproken enz. enz., alles te
zamen van practisch nut voor 't huiselijk en maat
schappelijk leven van den werkman. Verder 'n feuilleton,
waartoe de geschiedenis der Fransche Revolutie voor-
loópig rijke stof aanbiedt.
„Gij zult daaruit kunnen leeren, hoe diep een volk
„kan zinken, tot welke gruwelen het in staat is, wan-
„neer zijne hartstochten eenmaal zijn opgezweept, en
„welke gevolgen de helsche leer heeft der goddelooze
„Vrijheids-Apostelen, zoo onbarmhartig duidelijk samen
gevat in de woordenNi Dieu ni maitreGeen God,
„geen meester meer.
De slotzin is:
„Daarom wil ook De Christelijke Aktie in het Chris
telijk huisgezin de waarschuwende stem blijven, die
„aanhoudend en telkens weer met kracht zich doet
„hooren om den christen werkman er aan te her
inneren, dat
het socialisme zijn groote vyand is.
keest en verspreidt „De Christelijke Aktie."
We rekenen op den dank der Christelijke Aktie, waar
we door middel van De Moker (nogal veelvuldig gelezen)
haar inhoud zoo ruim verkonden, 't Is dus tegen ons
niet tevergeefs gezegdVersp-eidt „De Christelijke
Aktie." Maar gelezen hebben we haar ook.
Hoort 'ns, aktie, je bent stug gegroeid, je bent
nou 'n eens 'n groote jongen geen straatjongen, zoo
als je terecht ergens 't Volk betitelt) neen, je bent 'n
werkelijk pikant figumtje geworden, maar doodjammer
is 't, dat nou feitelijk door a'les heen spreekt, dat 't
lichaam nu veel te groot is voor de ziel, voor den geest
voor 't leven dat er in huist. Want dat is nog maar
teer en zwak 't kon wel 'ns 'n teringkwaaltje of zoo
iets in 'tspel zijn.
Het „bevattelijke" hoofdartikel toch „Spaarzaam
heid" geschreven tot praktisch nut voor hed huiselijk en
maatschappelijk leven van den werkman 'r hapert
wat an. Zeker, op de verklaring, dat schrijver dezer
regelen het goed met den werkman meemt en hem ook
in het tijdelijke zoo gaarne wat gelukkiger zou zien
gelooven we dat direkt, maar het ware voor dien goed-
meenenden schrijver niet slecht geweest, as-i maar 'n
honderd jaar vroeger geleefd had. Dan had de vent
wezenlijk 'n goed figuur gemaakt met z'n betoogen over
verkwistende ouders van commuuiekinderen, en dito
dito verblijde bruidjes met bruidegoms, en alles wat
dies meer zij maar nu is hij wat laat. Meneer kan
totaal geen begrip krijgen hoe 'n levensstandaard rijzen
kan eerstens, op welke manier 'r gespaard zou
kunnen worden door den werkman tweedens. Misgunnen
doet-i gelukkig den werkman z'n borreltje niet wel
spreekt-i van 33 millioen die jaarlijks in ons geliefd
vaderland in den vorm van jenever door 't keelgat
worden gehoosd. „Spaarzaamheid" preekt hij den werk
man op werkelijk amusante wijze we verwachten in
't eerstvolgend No. van De Christelijke Aktie van Van
der Felts No. 2 den aandrang tot de patroons, om de
werklieden in de gelegenheid te s tellen hun spaarkunst
te toonen.
Dat zou kunnen, neen zou zeker zijn practisch nut
voor het huiselijk en maatschappelijk leven van den
werkman spaarzaamheid te prediken daar, waar het
noodste wordt ontbeerd, uur aan uur, dag aan dag
't getuigt alleen van 'n schier weergalooze brutaliteit
Als boeiende feuilleton No. 1 hebben we„De reli
gieuzen op het schavot", zooals gezegd een der verhalen
uit de Fransche omwenteling. De haren rijzen ten
berge. Lieve deugd wat hebben ze daar te keer gegaan!
Elf zusters Ursulinen, zestien karmelitessenWaarlijk
geen kleinigheid, Ze waren 'an 't slachten of 't maar
niks was.
't Geheel is een der geschiedenissen uit dien ramp
zaligen tjjd, die den lezer der Christ. Aktie zeker welkom
zal zijn. Zij zal ons tevens leeren waartoe een
volk geraakte, dat God noch Meester meer erkent.
Maar de aanhef is leuk:
Het was in het jaar 1791: het schoone Frankrijk
was geheel in de macht der revolutiemannen, de echte,
ware, en onvervalschte Socialisten en Communisten van
de vorige eeuw. De rampzalige Lodewijk XVI, die
niets anders had gezocht dan het heil van zjjn volk,
was reeds in het vorige jaar door zijne trouwelooze
onderdanen ter dood veroordeeld, en op den 21 en
Januari als een lage boosdoener op het schavot onthooofd.
Kijk, zie-je, dat is nu nog eens geschiedenis. De
Fransche omwenteling geen proletariërs-revolutie
was geen eenvoudig verschijnsel, door de ekonomische
verhoudingen te voorschijn geroepen, waar de productie
wijze bij de intredq der machine ge evolutioneerd
was geworden en arbeid en kapitaal in nieuwe ver
houdingen kwamen, waar de vrije concurrentie of wel
absolute macht van hjet kapitaal over den arbeid nog
belemmerd werd door middeleeuwsche instellingen
was dus geen bourgeois-revolutie, maar Frankrijk
was in de macht van de echte, ware, onvervalschte
Socialisten en Communisten van de vorige eeuw.
De groote jongen is nog erg klein óók in z"n
„boeiende feuilleton"
Wij zijn niet boeierig! We willen óók 'n feuilleton
geven, erg klein.
In 'n klein land kwam eens 'n vreemd man aange
land. Log dreunden achter hem de voetstappen van
vele legerscharen, ep waar hij ging was verwoesting,
en breede bloedsporen liet hij achter op zijn weg.
'tWas een officieele woesteling. Schavotten werden
opgericht in zelfs de kleinste gehuchten, galgen en
brandstapels werkten dag bij nacht. Niemand was zijn
leven zeker had men een vijand, één klacht was
voldoende hem het hoofd te doen verliezen. Onthalsd,
gehangen en verbrand werd er op een wijze, waarbij
de gruwelen der Fransche omwenteling kinderspel is.
De edelste des lands zoo min als de gemeenste boer
was zeker van zijn leven en het hoofd van staat
kon slechts zijn levep redden door 'n vlucht.
Er was 'n beul in 't land, zooals de geschiedenis er
slechts één geeft, kan geven wiens naam nog met
siddering door óns wordt genoemd ALTA.
Geen socialist, geen kommunist maar een man
van officieel Gezag, komend en handelend in den naam
van Christus.
't Was 'n onmenschl
Het Feuilleton in de „Zondagsbode" van Dr. Bronsveld
wordt weer vervolgd.
De schrijver heeft het hierin o. a. over het feit, dat
er door zoo velen te vroeg in 't huwelijk wordt get- eden.
Dit is volkomen waar, en evenzoo is het waar, dat
deze vroege huwelijken, onbegonnen huwelijken dikwijls,
een hoop ellende teweeg brengen, voor echtelieden, zoowel
als voor kinders. Verder dan de gevolgengaat de
schrjjver echter niet.
Van de oorzaken, die tot die ongelukkige huwelijken
leiden geen letter, 't Schijnt wel dat dokter nooit aan
oorzaken hiervan gedacht heeft.
Niet naar één mofief, niet naar één verontschuldiging
voor de onberaden handelingen heeft dominee gezocht.
Koud en harteloos klinkt het van zijn wijze lippen:
■de kapitalisten hebben hier geen schuld, het geldt hier
geen sociale ellende, maar eigen schuld.
Neen dominee: 't is wel de schuld van de ka
pitalistische maatschappij, dat er zoovelen ontijdig
schipbreuk lijden in het huwelijksbootje, het is wel een
sociale ellende, en 't is geen eigen schuld. Gij als
zieleherder kondt, en moest het althans weten, hoe de
opvoeding van een groot deel van onze volkskinderen
is, hoe absoluut onvoldoende zij is; en de lange werk
tijden van de ouders, de dikwpls lage loonen, de ondoel
matige, bekrompen woningen, in aanmerking genomen,