ORCAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij.
No. 23.
ZATERDAG 8 AUGUSTUS 1903
3e Jaargang.
Stukken voor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s, 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn.
Maakt propaganda!
Ziet, hoe lief zij elkander hebben
ABONNEMENTSPRIJS:
25 cent per kwartaal 7
franco per post 30 cent j y voorm^,etalmg.
Losse nummers 2 cent.
BUREAU VAN REDACTIE
Webouw „CONSTANTIA", Hoogstraat.
BUREAU VAN ADMINISTRATIE:
A. WINTERBERG}, Nieuwe Sluisstraat 5.
ADVERTENTIËN:
3 cent per regel.
Bij abonnement belangrijke korting.
Partijgenooten
Aanstaande Zondagmorgen; te tien uur precies, zal
er een Afdeelingsvergadering worden gehouden. Maakt
dat ge allen op tijd present zijt! Verschillende belang
rijke zaken moeten besproken worden. Niemand kan
gemist worden.
Allen op tijd in Constantia!
Zondagmorgen tien uur.
Wat bezielt den arbeider, die zijne kameraden op
wekt tot organisatie en strijd hunner klasse? Is het
de zucht, om een rustig gemakkelijk leven te leiden?
Is het de meening, dat hij zichzelven en de zijnen een
dikker en beter gemeubileerde boterham zal verschaffen
Of is het de lust om onrust en haat te zaaien, zich
op den een of anderen uitbuiter te wreken, uiting te
geven aan persoonlijke wrok of wrevel?
Neen, niet waar, vrienden? dat is het niet.
Een arbeider, die naast zijn harden arbeid voor den
patroon, óók nog in den wijngaard beter gezegd:
het doornenboschvan den klassenstrijd gaat werken
hetzij voor de vakbeweging of voor zijne Partij, begint
zijn dagtaak uit te breiden tot een nachttaak. Eiken
dag eenige uren overwerk", onbetaald, arbeid van
geestelijken aard, die hem vaak zwaarder valt dan de
lichamelijke arbeid. Alle uren van rust en ontspanning
gewijd aan de propaganda en organisatie: de Zondag
opgeofferd voor „de zaak"een dubbel leven van arbeid
waarin de krachten sneller verslijten en alle ontspan
ning of vermaak gezocht wordt in de inspanning van
den propaganda-arbeid zeiven.
En de boterham? In plaats van hem dikker te maken
of beter te meubileeren, begint men hem in de waag
schaal te stellen. Want „zich geven aan de propaganda
in den klassenstrijd" beteekent: zich de macht ten
vjjand maken van wie men eten moet; het is een oor
logsverklaring aan hen, die in fabriek of werkplaats
over u staan en in wetgeving, regeering, justitie, leger
en politie de middelen hebben om zich over u te hand
haven, u te straffen voor uw euvelmoed om hen te
bestrijden, u te knevelen en te pesten, te verdrukken
en te vervolgen, arm en ongelukkig te maken.
Wat dat beteekent, niet waar? dat voelen wij nooit
beter dan tegenwoordig, nu honderden strijders voor
hun klasse door de gemeenschappelijke vervolging van
legeerings- en spoorwegkapitalisten aan den bedelstaf
zijn gebracht. Nu anderen zuchten in de cel nu op
hen, die nog niet ontslagen of weer aangenomen zijn,
het donkere Argus-oog van den tyran-broodheer drei
gend rust, nu de ijzige wind der overmoedige wraak
zucht over ons land waait.
Voor direct gemak ol voordeel behoeven de arbeiders
dus niet in de propaganda te gaan of het moest de
propaganda tegen hun eigen strijd beweging zijn, die den
judassen, die zich eraan wijden, zoowel bij de Regeering
als bij de kapitalisten een wit voetje verschaft en hen
beloont met zilver en goud schrale troost trouwens
voor hen, die nog een geweten hebben, dat door de
bittere verachting hunner kameraden gefolterd wordt
Dus is het de lust van den haat, de hartstocht van
nijd en atgunst, die den arbeider in den strijd drijft?
Vrienden, als ge onder ouze medestrijders iemand
ontmoet, die door zulke gevoelens wordt gedreven, houdt
hem dan in de gaten. Niet, dat wij het den arbeider
kwalijk nemen, dat door het vaak zoo bittere lot zijn
ziel vergiftigd, zijn leven vergald is maar uit zulk een
vergiftigde bron kan niet de klare stroom opbruisen,
die naar den Nieuwen Tijd gaat en aan welks oever
de reinste idealen als bloemen opbloeien, in het zonne
licht van warme liefde voor de menschheid gekoesterd,
wiegelend op den frisschen wind van echt-menschelijk
willen en begeeren, van onbaatzuchtige toewijding aan
een mooie, groote zaak.
Haat en afgunst blijven altijd slechte drijfveeren, uit
zieke of sterk egoïstische naturen opkomend. Zij ver
hinderen u, om de dingen te zien, zooals zij werkelijk
zijn, en leiden u daarom op dwaalwegenzij sluiten uw
oog voor eerlijkheid en waarheid en doen u grijpen
naar onedele strijdmiddelen, naar leugen, laster en bedrog
strijdmiddelen, waarmede zelfs de beste zaak bezoe
deld en verloren wordt.
Neen, wanneer al meer dan een door persoonlijke
ervaring gekrenkt en in onze gelederen gedreven wordt,
zoo is hij eerst een propagandist, een strijder geworden,
wanneer hij zijn eigen persoonlijk geval vergeten, als
een droppel in de zee van het groote algemeene klasse
leed opgelost heeft; niet meer zich zelf, maar zijne
Masse en in haar de vertrapte menschheid ziet;
niet meer den een of anderen kapitalist, maar het kapi
talisme, het stelsel van uitbuiting, als de oorzaak van
haar leed beschouwt en vrij van haat jegens personen
zich in den vollen, grooten, witblank-bruisenden stroom
onzer Wereldbeweging werpt.
Daar wacht hem onrust voor rust, moeite voor gemak;
daar wacht hem ook haat van de grooten, ondank en
misverstand van den kant der kleinen, zijner lotge-
nooten, voor wie hij zich op de bres stelt. Daar wacht
hem teleurstelling, ja moedeloosheid en wanhoop soms;
daar windt hij zich dikwijls nog meer op tegen de
arbeiders-zelve, om hun gebrek aan moed, vertrouwen
en inzicht, om de kleinheid en bekrompenheid van hun
denken en voelen, dan tegen den eigenlijken vijand, de
kapitalistische klasse, wier tegenstand tegen onze be
weging immers maar al te begrijpelijk is. Daar leeft hij
in zenuwspannende agitatie, wordt geslingerd tusschen
hoop en vrees; daar leeft hij
Neen laten wij niets aan die woorden toevoegen
laat het zóó blijven staan: daar leeft hij.
Want dat is het allereerst, wat de stiijders in de
propaganda vindeneen nieuw leven, buiten het enge
kringetje van hun dagelijksche zorgen, buiten den nauwen
grens van het werken voor het dagelijksch brood; een
nieuw leven, met nieuwe gedachten en verlangens, met
nieuwen ruimen blik in de verte, over het lage,
platte, het troosteloos doode van hun arbeiders
een
het
bestaan heen, in een lichtende toekomst, waaruit een
muziek van verlossing, van vrede, van geluk hun toe
stroomt, die hun ook in de donkerste oogenblikken tot
nieuwe veerkracht opwekt, hun als een overwinnings
zang na den zwaren strijd toejubelt.
Dit is het oude ideaal, de eeuwenoude illusie der
strijders, thans tot meer dan een illusie geworden, nu
zij uit den hemel op aarde overgebracht, aan de werke
lijke ontwikkeling der dingen vastgeknoopt is.
De illusie der oude Noordsche helden, die op het
slagveld, te midden van den strijd, van dood en verderf,
de hemelsche vrouwen zagen uit het Walhalla, de Wal-
kyren, die als de dood kwam den stervenden held uit
het gewoel wegdroegen op hun armen, den hoogen
hemel in.
Toen deze voorstelling ontstond, was de macht van
den mensch over de aarde en hare krachten nog zóó
klein en zijn kennis van de bewegingswetten der natuur
en der menschenmaatschappij nog zóó onvolledig, dat
hij, in den wirwar van het ondermaansche geen weg,
geen licht ziende, al zijn hoop stelde op een hemel, met
goden en helden bevolkt.
Thans weten wij reeds genoeg van de natuur en hare
krachten, van de menschenwereld en hare bewegings
wetten, om met zekerheid te kunnen zeggende slavernij
der massa van thans kan plaats maken voor hare op
neming in het verband eener gelijkberechtigde mensch
heid; van het proletariaat zelf hangt het af, of de
oorzaak zijner onvrijheid zal wegvallen en het middel
om dat doel te bereiken, is de organisatie in den klas
senstrijd, door vak- en politieke beweging, met de
gansche opleving en zedelijke en geestelijke weder
geboorte der arbeiders, die met en door dien klassen
strijd plaats vindt.
Dat is de lichtende horizont, waarheen de propa
gandist staart, die hem bezielt en staalt met vuur en
kracht, die hem een harnas geeft tegen de giftigste
pijlen zijner vijanden, die hem plaatst boven zichzelf
en zijn lot, die hem reeds vrijmaakt van het kapitaal
in den geest, al is ook zijn lichaam nog gebonden.
Arbeiders, dat is uw loon, als gij u wijdt aan de
propagandadat nieuwe ideaal, die ruimere frissche
lucht, dat hoogere leven schenkt u de strijd. Geen
wonder, dat de ware heldenmoed en offervaardigheid,
die alleen uit een hoog idealistisch streven kunnen
geboren worden, in onze dagen juist in de gelederen
van den klassenstrijd, onder de arbeiders en hunne
medestrijders, gevonden worden.
Wat u dus moge treffen, wat u moge ontmoedigen,
arbeiders, talmt en versaagt niet voor u klinkt
onverbiddelijk de roepstem maakt propaganda
Overgenomen uit Het Volk.
Bij verkiezingen is alles koek en ei. Dan smelten de
mannen-broeders samen tot een groote Christelijke sub
stantie. En een wellust is het, dat deegje van Her
vormden, Katholieken en Christelijk-Gereformeerden
(A. en B.) met derzelver mances te aanschouwen.
Samen trekken de geloofshelden dan op voor hun
candidaten„de candidaten der Christelijke partijen".
Dan gaat het tegen de ongodisten en voor God en Zijn
heilig Woord. Dan schaart men zich om den Heiland
en Verlosser. Want samenwerking is zoo goed en schoon
en... winstgevend. En de strijd is zoo louterend, de
overwinning zoo zalig. Het optreden der Christenen
maakt indruk op allen, ook op hen, die buiten hun
kamp staan.
De tegenpartij is verbaasd en ontsteld over de liefde,
de toegenegenheid, de gehechtheid, de verknochtheid in
der Christenen gelederen. En van de lippen zelfs der
ongodisten klinkt het
„Ziet, hoe lief zij elkander hebben!"
Maar zijn de verkiezingen achter den rug, dan be
geeft iedere Christen zich weer naar eigen terrein. Ieder
gaat voor zijn eigen zaakjes zorgen. Van samensmel
ting is dan menigmaal heel weinig te merken.
De mannen-broeders zitten dan elkander spoedig in
de Christelijke lokken. Prachtig is dat weer eens ge
schied iu de gehouden Algemeene Synode der Neder-
landsche Hervormde Kerk.
De Classicale Vergadering van Gouda had de Synode
verzocht, zich in betrekking te stellen met de Regee
ring, om er een waakzaam oog op te houden, dat de
uit Frankrijk verdreven congregatiës zich niet in ons
land neerzetten.
Men weet, dat de Frauschen de congregatie's meer
dan zat zijn. De regeering grijpt krachtdadig in, wan
neer zij niet tijdig het Fransch grondgebied verlaten.
Maar die menschen moeten toch ergens naar toe. En
zoo komen ze in ons land.
Let nu op de beweging onder de andere Christenen.
Juichen die:
„Ai, ziet, hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen
Van 't zeilde huis als broeders samenwonen,
Waar 'tliefdevuur niet wordt verdoofd."?
Ontvangen zij hun dolende kameraden met open armen?
O, neenZij passen wel op voor te groote vriendelijk
heid. Zoo bij verkiezingen, nou ja, dan gaat het, maar
anders.. weg er mee
In de synode werd ten minste de wensch geuit, dat
alle protestanten waakzaam zouden zijn, vooral tegen
het toenemen van het bezit van onroerend goed in de
doode hand.
Die lieve duitjes, dat zoete slijk!
De vice-president van de synode ging zelfs nog ver
der en stelde de volgende conclusie voor
„De Synode wende zich tot de regeering, wijzende
op het binnendringen van uit het buitenland verdreven
congregaties en het zich vestigen op vaderlandschen
grond, waardoor de belangen der Hervormden worden ge
schaad dat zij maatregelen neme tegen deze immigratie."
Men betwijfelde evenwel of de regeering wel aan
zulk een verzoek zou kunnen voldoen en daarom werd
deze conclusie niet aangenomen.
Nou, wat zeg je daarvan? Is het niet om misselijk
te worden van zulke broeders in den Heere, die een
MOK