No. 41. ZATERDAG 12 DECEMBER 1903 3e Jaargang. ORGAAN van de Afdeeling Schiedam der Sociaaldemokratische Arbeiderspartij. Afdeelingsnieuws. CJit de Raadszaal Proletariërs-leven ABONNEMENTSPRIJS: franco^perpos^ 3^0 cent Uj ^ndfbetdting. Losse nummers 2 cent. BUREAU VAN REDACTIE Gebouw „CONST ANTI A", Hoogstraat. BUREAU VAN ADMINISTRATIE: A. WINTERBERG, Nieuwe Sluisstraat 5. ADVERTENTIËN: 3 cent per regel. Bij abonnement belangrijke korting. Stokken yoor 't eerstvolgend nummer moeten uiterlijk Woensdag a. s. 's middags 12 uur in het bezit der Redactie zijn. ZONDAG 20 DECEMBER a.s., des morgens tien uur, Huishoudelijke Vergadering der Afdeeling in „Constan- tia". Er zijn belangrijke ingekomen stukken en het Rapport der Finantieele Commissie over het 3e kwar taal moet behandeld worden. De besprekingen over het ontwerp-huishoudelijk regle ment zullen voortgezet worden. Door een der partijgenooten is een voorstel tot con tributie-verhooging aanhangig gemaakt. Ook daarover moet de afdeeling zich uitspreken. Alles te zamen genomen is de agenda voor deze huishoudelijke vergadering zeer belangrijk. Alle leden dus present! Het Arbeiders-Jaarboekje 1904 is verschenen. Even als vorige jaren zal de oplaag wel spoedig zijn uitver kocht. Wie dus een exemplaar van dit nuttige, goed- koope werkje (De prijs is 10 centswenscht te bezitten bestelle het bij den Brochurehandel der afd., Nieuwe Sluisstraat 5. In de maand Januari zal onze partijgenoote Henriëtte Roland Holst drie maal voor de afdeeling optreden. De te behandelen onderwerpen zijn reeds vroeger ver meld. Cursuskaarten voor deze vergaderingen zijn nog ver krijgbaar. Komt, partijgenooten, laten we uit de kennis die we daar kunnen opdoen, de overtuiging putten, dat onze strijd niet hopeloos is. Kennis is macht! Laten we het jaar 1904 goed inzetten met druk bezochte vergaderingen! HET BESTUUR. Naar aanleiding van de beschouwing over arbeidsduur en loonen aan de waterleiding, voorkomende in ons nummer van 3 October, heeft de heer de Groot in de vergadering van 29 Oct. j.l. het verzoek gedaan, aan den Raad over te leggen de staten betreffende den arbeidsduur en de loonen, opdat kan worden beoordeeld of die werkelijk onbillijk zijn. Een kleine opmerking ga hierbij. Zij is dezeDe opgaven omtrent loon en arbeidsduur in genoemd artikel golden alleen het personeel in de machinekamer uitgezonderd den machinist natuurlijk. Over dit woordje natuurlijk zal nog wel eens een nadere toelichting volgen. Nu zijn in de vergadering van 11 Dec. die staten ter sprake gekomen. Ze waren er dus. De heer de Groot wilde, dat de arbeiders ook gehoord waren. Dat is dus niet gebeurd. Die hebben er ook waarschijnlijk het minste belang bij. De voorzitter vond, dat aan des heeren de Groot's verlangen voldaan was. Wie wèl gehoord zijn? De commissie en de directeur. Er is in genoemd artikel gezinspeeld op de moeielijke positie, waarin de betrokken arbeiders geraken bij 't instellen van een officieel onderzoek. Hun brood, hun bestaan, het bestaan van hun vrouw en kinderen is met het beantwoorden der vragen gemoeid en de heeren mogen het hoofd schudden en mompelen van verdacht- maken maar dat geloof is er bij den arbeider niet uit te branden. Maar om dat te weten, om te kennen het wantrouwen tegen de heeren-klasse, dat stil-diep zit in den arbeider, dat te meer onbeweeglijk blijft zitten, naarmate het meer verborgen gehouden moet worden om dat te weten moet men grootgegroeid zijn in het arbeidersleven, den toegang gehad hebben tot het intiemste gemoedsleven van den jongen arbeider, die zijn tong nog niet bedwingt terwille van zijn positie, zijn meisje, zijn vrouw en kinderen, in 't kort, die nog niet heeft leeren berekenen. Maar de heeren schuiven zulke overwegingen met een armzwaai van zich af. Zij weten alles beter, ook de finesses van eens arbeiders bestaan. Maar de arbeiders zijn niet gehoord, och neen, waarom ook De heeren hebben hun informatiebureau's tot onderlinge voorlichting, maar de arbeiders vallen daarbuiten. Is er reden tot wantrouwen, van geslacht op geslacht voortgeplant De heer van der Schalk had de gloednieuwe, nooit ge hoorde opmerking, dat hij een iverkman (ja, heusch) had gesproken, die 't, om zoo te zeggen, niet beter ver langde. Die zou liefst maar niets veranderd zien. Nou, nou heit die werkman gesproken, mot je nou nog wat Je zou waarachtig een waterleiding in stand houden uit pure liefhebberjj in zoo'n werkman alleen. Maar in bedoeld stukje, nog eens ter herinnering, is gesproken over het machine-personeel (behalve de ma chinist), daar zijn genoemd cijfers, van dag tot dag zelfs, daarin is aangegeven het geheele verloop van de werkperiode van drie weken, omdat de derde week een van gewonen dienst was. Kom, kom, de nauwkeurigheid, waarmee is te werk gegaan, is bijna volledige waar borg voor de juistheid, dat gevoelde ieder dat ge voelden de heeren óók. En de aangeduide misstand is niet goed te maken met een praatje van een werkman. De behandeling werd uitgesteld tot een volgende zitting. Dan weer wat. Wanneer wij, sociaal-demokraten, bij de propageering onzer ideeën de bestaande sociale verhoudingen bekri- tiseeren wanneer wij spreken van de onzekerheid van bestaan van den arbeider, den vrijen" arbeider, die men ieder uur van den dag om de minste reden of om heelemaal geen reden, de werkplaats of fabriek uitjagen kan wanneer men daar als patroon of fabrikant lust toe gevoelt, omdat men weet dat 'r voor één plaats die men alzoo openmaakt, honderd liefhebbers honge rend aan de deur der fabriek liggen te janken wanneer wij spreken van de ellende, de groote, namelooze, voor hem, die ze nooit gekend heeft, onbegrijpelijke ellende der werkeloosheid, welke den arbeider in onze huidige samenleving ieder moment treffen kan, dan overdrijven wij Het dreigende spook „werkeloosheid," volgens óns door de gemoderniseerde, kapitalistische productiewijze opgeroepen, dat wij den proletariërs dreigend zien toe grijnzen, is een product onzer verhitte verbeelding een wezen, geschapen door ónze fantasie. Kom, kom, laat 'r zich 'ns zoo'n gevalletje voordoen, 't is lang zoo erg niet als die lui wel zeggen. Wie niet te lui is als men dat woord zegt, kijkt men ons veelbe- teekenend aan vindt altijd werk, en al komt-i dan 'ns zonder, d'r is toch altijd wel weer wat te krijgen Niemand gaat nog van den honger dood Wij overdrijven... En al komen wij met feiten als „Arm Rotterdam" vermeldt al komen wij met boekdeelen „Droevig Kinderleven" aan wij o v e r d r ij v e n Van deze overtuiging is geen waar burgerlijk ekonoom af te krijgen wij overdrijven, „Arm Rotterdam" over drijft, „Droevig Kinderleven" overdrijft, de heele ratta- plan overdrijft.... Alleen hij nietin z'n ontkenningen. Want bruut- weg worden alle, zelfs de scherpst-sprekende feiten, zelfs de schrille tegenstellingen door hem ontkend de meest snerpende kreten van ellende, van lijden hoort hij niet. Hij, de welgedane, tevreden, dankbaar-ge stemde kleinburgerlijke ekonoom. Maar tóch komen er wel 'ns gevallen voor, die den brutalen ontkenner in 't aangezicht slaan en hem, zij 't dan ook kortstondig, uit z'n rustige rust opschrikken. Gevallen, die door hun verpletterende zwaarte door hun diep-ingrijpende moreele beteekenis opschrikken ook de verstompte slaafsche arbeidersschaar, die slooft en zwoegt van vroeg tot laaf, zich trappen en knech ten laat zonder morren of klagen, doordrongen van 't besef, dat 'n arrebeier nou eenmaal tevreê wezen mot de achterlijke, logge massa, die nog altijd bewegingloos met. zich laat sollen en tollen waar ze eigen toestand zoo ruw en naakt voor zich ziet Opschrikken en rillen doet, om helaas weer even spoedig in massa terug te vallen in stomme onverschil ligheid, zwijgende berusting. Maar die ónze haat tegen de bestaande wan-orde aanwakkeren die ons feller tegen haar doen optre den die ons heftiger maken in den strijd tegen het kapitalistische stelsel die onze spieren stalen bij 't moker-beuken op het rotte gebouw onzer huidige maat schappij. Twee bloempjes van het bloedige veld „proletariers- leven" In Leeuwarden leefden broer en zuster van D. in bekrompen omstandigheden. Respectievelijk 63 en 70 jaar oud, leefden de menschen van 'n kapi taaltje dat hun f4.per week opbracht. Zij waren van gegoede familie, maar niemand steunde hen den laatsten tijd meer. De toestand der oudjes werd hoe langer hoe armer en ellendiger, tegenover bekenden werden plannen geopperd van zelfmoord. De vorige week werden de buren opmerkzaam gemaakt op een merkwaardige stilte in een paar dagen werd niets gezien of gehoordde politie werd gewaarschuwd en vond de oudjes, bijna geheel uitgeteerd, te bed liggen, er was niets meer in huis. Óm de rijke familie te sparen werden de oudjes des avonds vervoerd naar het stadsziekenhuis No. 2: Een werkman, steenhouwer van beroep, wonende in de F straat te 's G-ravenhage, kwam zonder werk dus zonder brood voor zich en de zijnen. Het was den man onmogelijk zijn plichten als echtgenoot en vader te kunnen vervullen. Niet langer kunnende zien het lijden van zijn vrouw en kinderen, besloot de man een einde aan zijn leven te maken. Een eind touw was spoedig gevonden en Zondagavond bengelde een lichaam tusschen hemel en aarde Ziehier feiten die spreken van 'n bizonder fraaie maatschappij Ziehier feiten die spreken van 'n samenleving van beschaafde menschen Ziehier de schoone vruchten van 'n 20-eeuwsche pre diking van christelijke liefdeleer Ziehier de magere resultaten, 't volslagen fiasco, van alle mogelijke filantropie Hier te midden van ons, wordt hellepijn geleden; Hier te midden van ons, worden gezinnen door lijden en ontbering uit elkander gerukt; Worden onze „broeders" en „zusters" door wanhoop den dood ingedreven; Te midden van ons krepeeren menschen, wezens van vleesch en bloed als wij En wat doen wij Wat wordt gedaan in onze hooggeroemde christelijke maatschappij, waar toch aan den anderen kant weer 'n zoo overvloedigen rijkdom, een overtollige weelde valt te bespeuren? Wat wordt gedaan voor hen, die ont beren? Hoe ver strekt zich onze zorg over hen uit?... Zóó ver Wij laten het graan verrotten in de pakhuizen de armen hongeren wij bouwen torenhooge kleedermagazijnen de armen dékken zich met lompen wij bouwen lange rijen huizen de armen hebben geen woonplaats wij doen de broodfabrieken rooken onder de muren ervan bezwijken de armen van honger en koude w ij staap'len oud op goud steeds meer steeds hooger stapels van 't edel metaal noemen wij óns, ons eigen bezit dat mooie, glimmend, dat lief metaal, dat dood-bezit verschaft óns macht en aanzien, maakt ons beheerschers der wereld, voert ons tot grootheid En daarheen zullen we gaan trots de jammer- en hongerkreten onzer mede-menschen daarheen zullen MOKER

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

De Moker | 1903 | | pagina 1