Ditjes en Datjes.
Coöperatie-personeel.
De Nieuwe Courant
is geen enkele maal door ken verzuimd hem op te rapen...
Een eere-salnut dan op dit oogenblik aan onze partij-
genooten in de 2e Kamer
En wanneer wij, Schiedamsche sociaaldemokraten,
balans opmaken, dan kunnen ook wij niet anders, dan met
bevrediging op 1903 terugzien. Veel is ook ons over 't
hoofd gegaan ook hier hebben stormen gewoedtoch
staan wij nog krachtig en met fier opgericht hoofd,
vaardig ten strijd. Ook hier heeft de sociaal-demokra-
tie zich voor goed gevestigd, ook hier heeft ze haar
garde opgericht houden eelte, sterke vuisten krach
tig haar Vaan omhoog! Zagen we ook enkelen heen
gaan, nieuwe, jonge krachten kwamen en bezetten de
opengevallen plaatsen.
En we vreezen ook de tegenstanders niet. Neen, we
dagen uit, in 't besef, in 't groot, goed-doend, heerlijk
aanleunend besef van de Rechtvaardigheid onzer groote
en goede zaak, we dagen uit, bezield met grootsche
en schoone idealen, die behouds- en peuter-menschjes
met hun ziekelijke berustings- en oplaptheorietjes, we
dagen uit, onze beginselen met alle anderen te meten.
We begroeten met vreugde alle nieuwe aktie tegen ons
opgezet van welke zijde ook, in het schoone geloof,
in de rotsvaste overtuiging op de overwinning. Of men
ons bestoke van „vrijzinnigen" kant of dat men
ons even ten onder brengen wil door 'n „Nieuwe Cou
rant" of wat dan ook, men jaagt ons bepaald geen
schrik aan. We weten hier nog een groot terrein braak
liggen voor onzen heerlijken arbeid we weten hier, in
Schiedam, in dat bolwerk van conservatisme, in die
burcht van achterlijkheid en kwezelarjj, nog veel, heel
veel arbeid te verrichten. Waaraan wij ons geven met
volle liefde en toewijding, gedreven door den hartstocht
onzer idealen gedreven door dien drang, dien Gorter
ons zoo heerlijk in z'n „Verzen" vertolkt:
Arbeiders, liefste armen, arbeiders
Dit is uw heerlijke taak: het Socialisme komt.
Maar alleen door u. Gij kunt de heerschers zijn
der aarde, der natuur en hare bergen
en zeeën. En der steden en der dórpen.
Gij kunt de jeugd maken tot ééne bloem
Gij kunt de menschheid weer verzoenen met
haar martelaars. Gij kunt den droom vervullen
van Vrijheid en van oneindige Schoonheid.
Weest één met elkander. Dan brengt ge de Menschen
[Eenheid.
't Gewichtig heerschap o, pardon, de dito jonge
juffrouw dat de weidsche titel dragen zal „De Nieuwe
Courant voor Schiedam, Vlaardingen, Maassluis" heeft
de welwillendheid gehad op aarde neder te dalen en
haar zegenrijke tocht aan te vangen. Getrouw aan de
traditie heeft men gemeend met de Kerstmis den volke
met dezen verlosser van den booze op 't lijf te moeten
vallen.
In tegenstelling met de strooibiljet-belofte is
ze zeer bedaard en kalm, eigenlijk voor zoo'n hooge
dame wel wat vreeselijk bedaard en kalm, heelemaal
niet socialisten-vreterig, zooals vermoed werd, opge
staan. Maar de redactie beloofd betersehap....
Die we haar van harte 'toewenschen, waar ze die
zoo dringend blijkt noodig te hebben De pap is erg
dunnig
We kunnen 't feit niet genoeg toejuichen, dat deze
juffer ons juist als Kerstverrassing is toegezonden. Dat
is zooiets van kristelijk Maar dat voor deze gelegen
heid het drukkerij-personeel 'n week lang het genoegen
smaken mocht, tot 11, 12 uur's avonds door te ploeteren
en den laatsten nacht gehéél doorwerkten om 's morgens
FEUILLETON
JDe kleine Meid uit de Kelder.
Vrij naar het Duitsch.
In groote steden zooals Berlijn vindt men verschei
dene prachtige breede huizen, waarvan de mooiste ver
diepingen door rijke menschen worden bewoond, terwijl
de zolderkamertjes en de kelders tot woonplaats dienen
van arbeidersgezinnen. Een groote voordeur geeft toe
gang aan allen, en de portier, die in 'n kamertje of
hokje, voor in de gang zit, maakt de deur open, neemt
boodschappen aan, let op wie er in- en uitgaan, enz.
Voor zulk een huis houdt een rijtuig stil. Een dame
in ruischende zijde gekleed gaat de stoep op. Zij gaat
haar getrouwde zuster, die met haar man en zoontje
de eerste verdieping bewoont, bezoeken.
Tegelijk klimt een meisje van een jaar of vijf de
treden op. De dame belt; zij wachten, 't Meisje kijkt
het rijtuig na, en zegt: Hé, rijden da's prettig! erg
prettig
„Heb je 't dan wel eens gedaan," vraagt de dame.
„Ja, in de trein, toen we uit 't dorp kwamen. In stad
was 't beter, zei vader. Maar op 't dorp was 't toch
ook prettig, weilanden om iu te loopen, bloemen, groote
vroeg met zware pakken beladen naar Maassluis (per
spoor) en naar Vlaardingen (den dijk uit) te worden
gestuurd, vinden we wel wat veel-vergend, eigenlijk
zoo'n tikkie on-kristelijk. Als-i nou de wereld 'ns effen
opknappen wil door het zegenrijke zaad der anti-revo
lutionaire leer zoo kwistig uit te strooien, doe dat dan
niet ten koste van je dierbaren Naastenliefde is 'n
schoone deugd, juffer
Wij gunnen de Nieuwe Courant van harte't bestaan
wij, socialisten, die door haar bestreden en verdelgd
moeten worden. Maar de broeders-christelijk-historischen
zijn met minder sympathie jegens haar vervuld, wen-
schen haar zelf zoo vlug mogelijk naar den kelder en
het Zutphensche redakteurtje weer naar den Oost
hoek, omdathun Zondagsbode-tje door haar in z'n
bestaan wordt bedreigd....
Och arme!... wat weegt dat beginsel toch zwaar bij
dat soort menscbjes!
Ann de glasfabriek aan den Buitenhavenweg (de z. g.
„oude hut'moet het in den laatsten tijd veel gelijken
op 'n paradfsje op aarde. De ondernemer, de heer
C. J. van Deventer, geholpen door 'n paar handlangers
die als „bazen" of „boekhouder" bij hem fungeeren,
moeten in den laatsten tijd zéér eigenaardig met het
personeel weten om te springen. Ons kwamen ver
schillende staaltjes daarvan ter oore, die we echter
eerst nog wel 'tis onderzoeken willen. Zouden de be
trokken arbeiders ons niet eens willen inlichten? Of
is bij de glasblazers de fut er uit?...
Gezegende dwangwetten, o groote Kuyper! zie
den heer Van Deventer ervan profiteeren
Onze politie-antoriteiten blijken toch altijd maar héél
grootsch te zijn op hun mannetjes. Ondanks de felle
kou moeten deze nog maar steeds met den kouden,
maar mooi-blinkenden helm pronken. Om den menschen
te vergunnen dit hoofddeksel met den muts te verwis
selen, daaraan schijnt men niet te denken.
Of zijn er geen mutsen meer op de wereld, die door
politie-agenten gedragen kunnen worden?
26 en 27 December is te Leiden het Congres gehou
den van den Nederl. Bakkersgezellenbond. Onder de
besproken punten behoorde mede de houding der coö
peratieve bakkerijen tegenover den Bond. Er moest nu
toch geconstateerd worden dat zeer vele coöperaties,
schoon, als demokratische spruiten, verplicht de
arbeidersbeweging te dienen, zich aan de vakorganisa
ties héél weinig lieten gelegen liggen, ja, zelfs vaak
haar negeerden. Den Haag, Leiden en andere plaatsen
leverden daarvan voorbedden. Aangedrongen werd, de
besturen der coöp. bakkerijen het verzoek te doen, al
léén georganiseerden, leden van den N. B. G. B. in
dienst te nemen en wel die, welke 'n zekeren tijd reeds
lid der vakvereeniging waren.
Ook de afgevaardigde van Schiedam sprak in deze
zaak 'n woordje mee. Hij beweerde dat aan de coöpe
raties in Schiedam ook maar klakkeloos is aangesteld
menschen die van arbeidersbeweging en vakorgani
satie zelfs geen benul hadden, werden aangenomen, en
bondsleden achtergesteld Zeker, a 1 s ze eenmaal aan
gesteld waren en in de gaten kregen, dat hun Bestuur,
hun patroons aangenaam was, werden zij óók wel lid
van den Bond, doch zulke menschen zijn b r o o d-leden.
Ze zijn het terwille van hun bestaan, maar hooren natuur
lijk in de vakbeweging niet thuis, 't Zijn „dooie"
leden, aan wie men niets heeft; op vergaderingen ziet
men ze nooit. Alleen den genoemden termijn van 1 jaar
vindt hij te lang, met het oog op plaatsen als Schiedam
boomen om onder te liggen, als je moe was, en dan
schapen en kippen
„Hoe heet je?"
„Lize Diedricb."
„En waar woon je?" Naast elkaar gaan ze de groote
vestibule in.
„Beneden-achter in de kelder. Ik heb boodschappen
voor moeder gedaan, ziet u maar. Ze wijst op een
mand met 'n paar zakjes er in, die ze aan haai' arm
draagt. En vader kan erg mooie manden maken
hij heeft er is een voor den burgemeester van ons dorp
gemaakt. Maar hier in de stad wil hij meer geld
verdienen, dan worden we rijk, en dan, ze lacht en
haar oogen schitteren, dan gaan we ook in zoo'n mooi
rijtuig uit rijden. Dit laatste fluistert ze vol verrukking
en dan trippelt ze de gang door.
De dame gaat de trap op, denkende: Zij verlangt
niet veel, alleen maar om uit rijden te gaan. En m'n
neefje was verleden jaloersch op een arme jongen, om
dat die met bloote voeten liep,
Nog dikwijls komt de dame 't kleine meisje tegen,
dat altijd vroolijk en druk is, met 'n geldstukje stijf in
t handje geklemd of met een pakje in haar mand. Zij
knikken elkaar altijd toe, de dame glimlachend, 't kind
vertrouwelijk.
Op een morgen ziet ze juist, dat een groote jongen
't kind een slag geeft, dat zich angstig tegen de huis-
en Den Helder, waar de afd. van den Bond nog niet
zoo lang bestaan en dus de bakkersgezellen in die
plaatsen gepasseerd zouden moeten worden.
Ten Boekhorst, de bondsvoorzitter, vindt deze argu
mentatie overwegend en steunt haar.
Het hoofdbestuur zal dan ook aan de coöperatieve
bakkerijen dit verzoek richten en tevens 'verzoeken om
antwoord, of het al, dan niet gelegen is er aan te vol
doen. De afd. zullen van het bekomen antwoord wor
den in kennis gesteld.
Wij vertrouwen dat de coöperaties in Schiedam het
billijke van het verzoek zullen inzien en er aan tege
moet komen.
Als voorlooper van de uit te geven Nieuwe Courant
heeft een circulaire dienst gedaan, waarop een woord
van „aankondiging en aanbeveling" stond gedrukt,
't Een en ander was vrij onbeduidend en duister, en
alleen twee dingen waren goed te vatten.
Ten eerste, dat De Nieuwe Courant voor Schiedam,
Vlaardingen en Maassluis, een Christelijk dagblad zal
wezen en ten tweede, dat het Christenvolk wordt aan
gemaand, de advertentie-rubriek niet te vergeten.
„Niet het minst de advertenties zijn 't, die 't em
moeten doen," zoo stond in deze allerchristelijkste circu
laire. Er kan niet gezegd worden, dat deze toon past
in het accoord, waarvan „het zedelijke voorop" de
grondtoon is. Maar een regel verder komt alles weer in
't reine, want dan klinkt zeer zalvend:
„Zegende God u door geboorte of huwelijk, trof zijn
hand (zijn staat wezenlijk zonder hoofdletter) u door
eenig sterfgeval en wilt ge 't een of ander uw vrienden
doen weten laat ons blad de overbrenger zijn der
blijde of droeve mare."
God- alzoo als bestierder van een advertentie-rubriek...
't Is fraai. Laten de geloovers nu weer niet lostrekken
op die socialen, en alle bekende of onbekende gruwe
lijkheden loslaten over hun vervloekte hoofden
laten zij zich zelf eens herzien. Hier staat slechts
onder woorden gebracht, wat vrome menschen met
meer of minder oogengedraai doen. God en.... de lieve
centen, dat is de moraal. Welke waarlijk vrome zal
het heiligste dat hij kent, zóó ontheiligen
Er is sedert dien een proefnummer verschenen van
de Nieuwe Courant en er valt dadelijk te zeggen, dat
de advertentie-bede niet ongezegend is gebleven. Ver
schillende burgers hebben hun „nering, bedrijf, enz.
onder 't oog van 't publiek gebracht", als 't in de circu
laire heet.
Vóór nu echter meer gezegd wordt van de uitgave
van dit blad, moet de aandacht gevestigd 'worden op
een kleinigheid, 't Betreft slechts één woord. Zooals
gezegd is en meer en meer gebruikelijk wordt, is het
„aangekondigd en aanbevolen" onder de leus christelijk.
Kijk, dat woord sticht verwarring. Er wordt tegen
woordig in allerlei inrichtingen van allerlei verpakt en
weggezonden onder 't etiketchristelijk. Dat is een zeer
teer woord en 't zij door leer, 't zij door overlevering,
dat woord wekt bij velen de voorstelling van iets edels,
iets hoogs, iets volmaakts. De waar, onder dit etiket
verpakt, schijnt iedereen tegen te vallen, behalve de
geloovers. Die zijn door meerdere ervaring, door nau
were kennismaking van jongs af, door hun opgroei met
de dingen, welke in die kringen christelijk worden
genoemd, beter met de gangbare waarde van dat woord
vertrouwd. Vandaar dat aanbevelingen voor een adver
tentie-rubriek onder Gods naam waarschijnlijk niets
vreemds hebben voor een geloovige, terwijl een ongeloovige
zich aan die profanalie ergert. Als nu uit de gegevens
geconcludeerd wordt, dat belang en godsdienst bij de
hedendaagsche geloovigen samengaan, zal dat niet
deur aandrukt. Bij haar nadering loopt de jongen hard
weg. Lize schreit.
„Maar kind, waarom loop je ook zoo op straat rond?
„We mogen niet in de tuin spelen om de menschen
die boven wonen, zegt de huisbaas. Mevrouw wil geen
slordige tuin zien en geen geschreeuw hooren."
„Zoo? Maar zoete kleine meisjes moeten ook in
huis blijven."
Lize snikt. „In 't dorp mochten we overal rondloopen,
maar hier is het vuil en vochtig en ongezond, dat zegt
moeder. En moeder huilt wel is en wil hier vandaan,
maar vader niet."
„En jij zeker ook niet? Er zijn hier immers zulke
mooie rijtuigen, he?
,0, ja."
'n Paar dagen later regent 't vreeselijk, 'n wolkbreuk.
De tuin en de kelderwoningen van 't groote huis loopen
geheel onder water. De brandweer moet er bij te pas
komen, er wordt geschreeuwd, geroepen en er gebeuren
allerlei bespottelijke dingen, vertelt de mevr van boven
later aan haar zuster, 't Was toch vervelend al die
drukte van de bewoners te moeten hooren en zien.
Er volgen vele natte, gure dagen. De kelders drogen
niet op, blijven door en door vochtig en kil.
Als de dame weer eens een visite maakt bij haar
zuster, vindt ze kleine Lize gehurkt in 'n hoekte buiten
de deur zitten.