Ditjes en Datjes.
Hollandsche
krenterigheid.
Misplaatste royaliteit
eenige cijfers de waarheid van bovenstaande beweringen
uit de memorie van toelichting bewijzen. 1)
Bij volledige onthouding van het gebruik van alcohol
dalen de kansen op ziekte en stijgt de levensduur.
Eén enkel staaltje, ontleend aan een onderzoek van
Dr. Ridge in eenige regimenten met geheel-onthouders-
vereenigingen in het Engelsch-Indische leger
3978 onthouders. 8829 niet-ontb.
In hospitalen opgen. 45 V2 procent. 100y3 procent.
Als in valiedenn.d. bergen1,88 3,82
Engel.: 0,603 2,93
Sterfgevallen per 1000: 2,7 9,5
Merkwaardig zijn ook deze cijters, opgeteekend bij
een cholera-epidemie te Glasgow
Van 100 door cholera aangetaste onthouders stierven
19,2 procent.
Van 100 door de cholera aangetaste niet-onthoud. stierven
91,2 procent.
En wat zegt men wel van deze cijfers over de toe
neming van de vatbaarheid voor tering bij toeneming
van alcoholgebruik, opgemerkt door een fransch geleerde
In plaatsen met 12V2 L. alcoholgebruik p. hoofd stierven 32.8 pers.
n J! n J®'®® y* n n 65.1
van iedere 10.000 personen.
Vergelijkt men de betrekkelijke sterfte onder mannen
tusschen 25 en 65 jaar in verschillende beroepen en
stelt men het gemiddelde op 1000, dan ziet men bijv.
de kolendelvers met 891 nog beneden het gemidd. blijven,
de brouwers met 1361 boven het gemiddelde stijgen,
de herbergiers en
bierhandelaars m. 1521 boven
en de hotel- en kof-
fiehuisbediend. m. 2205 boven,
Het verband tusschen drankgebruik en zelfmoord blijkt
zeer duidelijk uit de statistieken in Noorwegen, waar
na 1855 het drankgebruik zeer sterk daalde:
vóór 1855 steeg het jaarlijksch aantal zelfmoorden per
1 millioen inwoners tot 110,
na 1855 daalde dat in 1860 tot 94, in 1870 tot 76 en
in 1890 tot 66.
Dat niet alleen gewoontedrinkers maar ook matige
drinkers, die bij feestelijke gelegenheden, enz. gelegen
heidsdrinkers zeer dikwijls misdrijven begaan, blijkt
onder anderen uit de statistieken over de gevangenissen
te Berlijn, die bjjv. het volgende aanwijzen
lengte van den gelegenheids- gewoonte
straftijd. drinkers. drinkers.
3 maand. 1259 210
39 maand. 512 249
1 jaar. 300 136
2 212 143
3 93 62
4 46 26
5 28 15
6—10 11 8
Deze cijfers raken volstrekt niet uitsluitend het drank
misbruik en de gewoontedrinkers.maargelden volledig ook
voor het gewone drankgebruik en de z. g. matige drinkers,,
hen die heusch nooit dronken zijn of ooit te veel drinken,
maar toch geregeld hun borrel nemen. En deze cijfers wor
den versterkt door de uitspraken van alle geleerden, die
een volledig wetenschappelijk onderzoek naar den
invloed van den alcohol op het menschelijk lichaam
instelden. Zelfs een man als prof Stokvis, die een
matig alcoholgebruik niet zoo erg vond, gaf toe dat
de alcohol „in de normale functie van een of meer
deelen van het organisme tijdelijke of blijvende veran
dering" teweeg brengt, en schreef o.a. dezen m-rk-
waardigen uitspraak op: dat de alcohol in eiken vorm
en onder elke omstandigheid te beschouwen is als een
stof, die de vermogens van onzen geest hindert
En prof. J. W. Gunning, de groote scheikundige, sch: eef
o.a.: Wie zijn lichaam niet vergiftigen wil, ont-
houde zich van alcohol. De matigheids theorie mag
niet beweren, dat het gebruik tot onschadelijkheid toe
kan beperkt worden. Wat vergif is, blijft liet,
ook in de kleinste hoeveelheid."
Cijfers van alle betreffelijke statistieken en de weten
schap, praktijk en theoriën-, betvijzen de schadelijkheid
niet slechts van het alcoholmisbruik, maar van alle
alcoholgebruik. Zij bewijzen, dat de alcohol „een der
gevaarlijkste vijanden is van de beschaving, van de
welvaart en van de veiligheid." Zij bewijzen dat het
gezin en de lieele maatschappij er door worden
bedreigd en aangetast, zelfs indien men de enorme uit
gaven voor het alcoholgebruik nog buiten rekening
laat (in Nederland f 14.5, in België f 17.50 per hootd
en per jaarin Nederland, direkte en indirekte uit
gaven bij elkaar, 300 millioen gulden per jaar.)
De Staat heeft reeds ingegrepen tegen deze volks
zonde, die zoo ergerlijk doorwerkt, nu het zoogenaamde
matige gebruik van alcohol als iets goeds tegenover
het onmatige misbruik als iets slechts wordt gezet.
„Wat vergif is, blijft het, ook in de kleinste hoe
veelheid."
Dat bij dezen stand van zaken, (nu nl. praktijk en
theorie de schadelijkheid voor gezin en maatschappij
evengoed als voor de personen bewijzen van ieder ge
bruik van alcohol,) een R. K. Volksbond en zijn gees
telijke adviseurs nog kunnen vragen om het recht om
sterken drank in het gebouw van den Volksbond te
mogen schenken, is bijna ongeloof elijk Een schande
is het in elk geval. Een schande voor een christe
lijke arbeidersvereniging, die bij elke voorkomende
gelegenheid stoft op zijn christelijkheid en voor
den dag komt met zijn „het geestelijke voorop"
(variaties: de geestelijke voorop, het geestrijke oftewel
de sterke drank voorop.) En een nog grootere
schande voor de geestelijke adviseurs, die naar
niets schijnea te vragen dan naar de onderworpenheid
der schaapjes en er zich niets van aantrekken, dat een
onder hun geestelijke voogdij staande arbeidersvereeni-
ging meehelpt aan het steunen van een der grootste
vijanden van ieder persoon, van ieder gezin, van de
geheele maatschappij en van de orde en veiligheid.
Ook hier ziet men den duivel weer aan het werk:
de zinnelijke lusten wordeu ontzien en desnoods gestreeld
als de volgzaamheid er maar in blijft.
Het college van B. en W. telt 2 katholieke wethouders,
behalve den Burgemeester en den majoor Visser. Wat
zouden die katholieke autoriteiten er nu van zeggen,
als zij den R. K. Volksbond het vergunnings
recht eens onthielden, omdat er toch al zooveel
kroegen zijn boven het wettelijk maximum, en als zij
dan officieus den geestelijken adviseurs van den R. K.
Volksbond eens te kennen gaven, dat deze op christelijke
zedelijke gronden hun tevredenheid over dit besluit van
B en W. aan hun Volksbondsschaapjes moeten mede-
deelen?
Maar neen, zoover gaat de zedelijke actie van dit
christelijk deel der natie niet, is het niet? Voor drank
bestrijding, voor zedelijke verheffing van den persoon,
van het gezin en van de maatschappij is van die zijde
niets te wachten. Ook daarin zullen de soeiaal-
dcsnok ra ten weer de groote omwenteling moeten
brengen.
Wij spreken intusschen onzen innigen afschuw
uit over zulk soort werk.
„De zuinigheid bedriegt de wijsheid" bedriegt
óók onze gemeentelijke overheid, al willen we haar nu
juist niet als de belichaamde wijsheid karakteriseeren.
Voor de zooveelste maal is de waarheid dér voorop
gestelde spreekwijze echter weer helder uitgekomen
de brand van de „Nederland" heeft de hier zoo hoog
verheven zuinigheid in al haar stumperige onbeholpen
heid naakt tentoongesteld.
Nog versch ligt ons allen zeer zeker iu 't geheugen
hoe bij den brand van „De Kraton" onze onbeholpen
bluschmiddelen de oorzaak waren dat de brand niet
tot de „Kraton" kon worden beperkt hoe de molen
aan de overzijde smeekte om gespaard te blijven
twintigmaal vlam vatte, twintigmaal uit zichzelf weer
doofde, doch ten langen leste tóch geheel in de vlammen
verging, ten aanschouwe van duizenden, omringd door
al ons brand-blusschings-materiaal, dat, fantastisch ver
licht door den rossen gloed der steeds oplaaiende
vlammen, daar tentoon stond in heel z'n akelige onbe
holpenheid.
Toen bleek, als zoo dikwijls reeds te voren, dat onze
krenterigheid, ons zoogenaamd „zuinig" beheer voerde
tot onverantwoordelijke achterlijkheid want in alle
kritieke oogenblikken waren en zijn wij nóg
machteloos
Belachelijk was het zeker voor den vreemdeling ons
bij dien Rratonbrand aan 't blusschen te zien! Waar
achtig sloofden we ons uit we liepen, draafden dat
't 'n lust was, meneertje! we hadden één, twee, drie
op de balie van den molen een straalpijp geheschen,
maar zonde en jammer voor al onze moeite kon de
pomp het water niet zóó hoog opvoeren dat we spuiten
konden't Borrelde d'r maar zoo'n beetje uit en d'r
zat niets anders op dan de "balie maar weer goên dag
of liever goê reis te wenschen het element het ele
ment te laten en de molen te zien vergaan als ofier
van onze benepen, kriikkebeenige, honderd-jarige zuinig
heids-betrachting-liefhebberij, die ons bij iedere voor
komende gelegenheid in 't aangezicht geslagen werd,
wat wij schaamteloos verdroegen.
Wij hielden de duiten, meneertje, dat lieve, blanke,
zoet-klinkende metaal, waarop wij zoo dol verlekkerd
zijn, die daar besteed hadden moeten wordeu, in den
zak, om ze aan andere, óns welgevallige maar vaak
geheel nuttelooze dingen, vaak zoo goed als weg te
smijten!
Wij laten gods watertje over gods akkertje loopen
regent 't, dan regent 't, brand 't, dan brandt 't, na
ons de zondvloed vooruit maar, heisa, hopsa, laat
waaien, laat branden leve de oud-Hollandsche kruie-
niers-krenterigheid
En daar stonden we weer, vorige week, voor de
uitbarsting van het woedende element, dreigend in om
vang, ontzettend in kracht, met dat weeë gevoel van
machteloosheid
Daar stonden we weer voor 1 feit, dat daar gevaar
dreigde, waarvan de hoe-grootheid nog niet was te
overzien, met 't volle bewustzijnwe zijn er niet tegen
opgewassen! Zeker, hotsend en rammelend, kwamen daar
onze spuiten opdagen maar is 't geen bespotting met
zulke wapenen zóó'n vijand te willen aantassen Onze
spuitgasten alle eer de menschen doen hun best, al
blijkt vaak gemis aan praktische kennis en al valt dan
ook wel 'ns verspilde moeite te constateeren, daarin is
niet de hoofdzaak van onze onmacht te zoeken. De
hoofdzaak was nu en was altijd vóór wij 'n hand kunnen
uitsteken, d. w. z. vóór onze spuiten dat leuke speel
goed, dat thuisbehooit in kinderkamers of in broei
kasten nog aanwezig zijn en aktief, heeft het onheil
zijn hoogtepunt reeds bereikt en is dus van keeren geen
•sprake meer. Dat is de hoofdoorzaak van alles en
hierin is dus de fout gelegen van hen, die zulk 'n toe
stand bestendigen. Het onverantwoordelijke, hierin gele
gen, is het motief van de zware beschuldiging, welke
onze gemeentenaren onzen gemeente-overheid te richten
hebben.
Zelfs tante Schiedammer en o, bewaar me, juffrouw
Nieuwe Schiedammer, óókkomen vertellen dat 'r
aan ons brandwezen eigenlijk wel iets hapert, dat 't
toch niet in den haak is, zooals nu gebeurde, dat te
81/, uur de brand werd ontdekt en te 9l/,t uur onze
stoomspuit eerst op het terrein verscheen. Beiden wijzen
op de noodzakelijkheid van aanschaffing eener rijdende
stoomspuitde S. Ct. acht het zelfs dringend noodig,
dat de raad in dezen tot een beslissing komen zal.
Nu, wij ook maar we kennen onze pappenheimers.
Misschien bestaan er op 't oogenblik heele beste plan
nen in dien geest, maar over 'n paar weken is de zaak
weer zoowat vergetenen de goê plannen zullen
vóór de geboorte zijn gestikt. En nóch „tante", nóch
de ofte juffer, „Nieuwe", zullen over de kwestie meer'n
woord reppen
Laat waaien laat branden
We mogen 't feit van algemeene bekendheid achten,
In ons raadsverslag (zie vorig no.) staat vermeldt,
dat onze raad toestemming gaf tot 't aanleggen van
'u plantsoen ter plaatse waar de Wilhelmina-molen
gestaan heeft. Die krijgt dus bloempjes op z'n graf. 't
Zaakje kost f 1500.
We kunnen hieruit weer zien, dat onze Raad veel
gevoel heeft voor schoonheid en zich voor verfaaiïng
onzer gemeente vele offers getroost. Dit valt zeer toe
te juichen, want zulk 'n streven is goed en het terrein
van arbeid hier nog grenzeloos.
Maar
Al willen we niet zeggen zooals veel ge'.egd wordt:
„och, 't plantsoentje wordt aangelegd omdat er 'n wet
houder woont," tóch lijkt ons de toeschietelijkheid in
dez^n door den Raad aan den dag gelegd, wat al te
grif. Plantsoentjes? best. uitstekend zelfsmaar straks,
nadat zooveel, wat noodzakelijk is, zal zijn voor
gegaan
Versiering is uitstekend, maar 't noodig e gaat
voor. En als we dan 't aantal straten hier nog 'ns
bezien dat vooral in regenachtigen tijd schier onbegaan
baar wordt; als we dan nog 'ns zien hoevele strateu
totaal niet verlicht zijn en buiten vele ongémakken ook
vele gevaren opleveren voor de bewoners (natuurlijk
proletariërs) dan lijkt ons die plantsoentjes-vrijgevigheid
in onzen Raad ten hoogste onverantwoordelijk, waar 't
geld er aan besteed, zooveel nuttiger doel kon hebben.
Dat die toestanden onzen burgervader of onzen wethou
ders onbekend zijn, 't is mogelijk, maar de heeren van
der Velden, van der Drift, Klein of de Groot komen
in tegenstelling met eerstgenoemden toch zeker wél eens
in arbeidersbuurten, dus die zullen toch geen onbekend
heid kunnen voorwenden?
Of gevoelen ook die „arbeiders"-vertegenwoordigers
meer voor wat opsmukkerij dan voor goede verkeers
wegen
Je weet niet, hoe sommige in schijn dood-eenvoudige
dingen somtijds niet bij nader inzicht blijken zich te
omhullen met 'n geheimzinnig floers, dat ons oog niet
vermag te doordringen, dat, naarmate wij trachten te
naderen, zich van ons verwijdert, dat ons vaak niet dan
de meest grillige vormen gunt van datgene, wat wij van
nabij wenschten te aanschouwen, En bij gebrek aan de
werkelijkheid, waar deze niet door ons kan worden
waargenomen omdat onze blik daartoe niet scherp ge
noeg is, hebben wij dikwerf heel sterke aanvechtingen
te verduren, om maar eens te gaan fantaseeren.
Doch dat we dan van de honderdmaal negen-en-
negentig maal den bal precies verkeerd slaan, ligt voor
de hand.
34.73 L. 96.5
35.40 L. 147.8
1) Deze cijfers zijn ontleend aan „Het Boek van den Alcohol"
door A. Don en Th. W. van der Woude. Ieder moest dit boek lezen,